H2
Ik lig op mijn rug op mijn bed, nouja, eigenlijk is het een matras. Mijn kamer is niet groot, meer een ruime kast. In mijn kamer ligt alleen dat matras en een paar persoonlijke spulletjes van mij. Ik draai me om, ik kan niet slapen. Morgen wordt ik 16 jaar, dan is het tijd voor mijn plannetje. Deze dag was vreselijk geweest, mijn vader had me iets van 5 keer geslagen. Ik hoop alleen dat ik morgen dapper genoeg ben om te doen wat ik van plan ben.
Weer rol ik om, ik blijf maar draaien. Wat als het mislukt? Als mijn plan mislukt? Dan wordt mijn leven nog erger, nog moeilijker.
Onrustig val ik in slaap.
Mijn ogen vliegen open, hoelang heb ik geslapen? Even ben ik verwart en dan bedenk ik weer dat het mijn verjaardag is, tijd voor mijn plan. Ik luister of ik mijn vader hoor snurken en gelukkig is dat ook zo. Ik kom overeind en pak mijn spulletjes, van onder mijn kussen haal ik een knapzak met kledig. Ik gooi nog de laatste dingen daarin en rol dan mijn deken op. Ik bind mijn deken boven op de knapzak en gooi die over mijn schouder. Ik loop naar de deur en langzaam doe ik die open, zo langzaam dat hij niet kraakt. Dan sluip ik mijn kamer uit, zachtjes loop ik over de houten vloer van de bovenverdieping naar de trap. Het huis is niet groot, het heeft 1 bovenverdieping en een begaande grond. We hebben maar weinig kamers, één woonkamer die is verbonden met de keuken. In de woonkamer staat ook de trap naar boven die gaat naar 3 kamers: mijn kamer (de kleinste), mijn vaders kamer (de grootste) en de badkamer.
Zachtjes sluip ik de trap af en ik spring over de treden waarvan ik weet dat die kraken. Beneden aan de trap haal ik opgelucht adem, dit was het moeilijkste stukje. Luisterend naar het gesnurk van mijn vader loop ik zachtjes naar de keuken en pak uit de vooraad kast een groot brood, ik heb dus geluk. Ik mag het huis niet uit, dus moet mijn vader onwillig altijd het eten halen. Meestal doet hij dat niet, hij koopt vooral wijn. Ik ben blij met het brood. Ik haal ook een veldfles water uit de kast, die is van mij. Mijn vader wil niet dat ik zijn wijn drink. Dat wil ik trouwens ook niet. Ik snap niet hoe hij dat lekker kan vinden. Ik doe het brood in een lapstof en doe die daarna bij de veldfles en mijn spullen in de knapzak. Ik ben nu klaar om te ontsnappen. Weer zachtjes lopend en luisterend loop ik naar de deur in de woonkamer. De deur zit meestal op slot, deze keer ook. Maar dat maakt niet uit. Ik steek mijn hand in mijn vieze slobberige kleding en haal uit een zak een stukje buigbaar ijzer. Het is mijn waardevolste bezit. Als mijn vader diep in slaap is kan ik met dit stukje ijzer soms ontsnappen aan dit huis, maar ik kom altijd terug voor eten. Deze keer heb ik eten bij me dus stop ik het stukje ijzer in het sleutel gat en open de deur. Mijn vader heeft de echte sleutel, hij hangt altijd om zijn nek. We hebben maar een deur met een slot, want zulke deuren zijn heel erg duur, anders had mijn vader de deur van mijn kast/slaapkamer ook wel op slot gedaan... Maar dat doet er niet meer toe, ik ben vrij!
Met een blije grijns stap ik naar buiten, de vrijheid in.
Reageer (1)
super leuk
1 decennium geledenkben nu al verslaafd ookal zijn er nog maar 2 hoofdstukken(flower)
snel verder(A)