Hoofdstuk 6
Ik opende mijn ogen. Ondanks het zachte bed en de fluwelen lakens had ik verschrikkelijk slecht geslapen. De eerste zonnestralen drongen binnen door het enorme raam, en lieten de glazen vaas waar de bloemen in stonden schitteren.
Ik ging rechtzitten op mijn bed. Mijn slaap was vol nachtmerries geweest, over háár. Haar Hongerspelen. Ik had het weer helemaal voor ogen gezien. Toen ze stierf. Enkel stond ik er nu bij, en ik wou haar helpen, maar het was donker en ik zag haar niet. Ik liep rond en ik struikelde over een steen en ik viel. Plots zag ik alles helder en licht. Hoe ze daar machteloos lag en hij haar koelbloedig vermoordde.
Ik rilde. Ik mocht zo niet denken. Ik liep naar de badkamer, smeet wat water in mijn gezicht en bekeek mezelf in de spiegel. Ik had grote wallen onder mijn ogen en mijn haar lag door elkaar. Wat somber probeerde ik naar mezelf te glimlachen.
Ik trok het eerste wat ik in de kast vond aan – een lichtroze T-shirt met spaghettibandjes en een simpele jeans – en liep naar de eetkamer.
Blijkbaar was ik de eerste: er zat niemand aan de tafel die bedekt was met lekkernijen. Enkel een Avox zat te wachten tot ze iemand kon bedienen. Ik glimlachte even vriendelijk naar haar en ging zitten.
Terwijl ik een warm toastje uit de schaal nam, voelde ik opeens ogen prikken in mijn rug. Ik draaide me om en zag Sile staan, in de deuropening van haar kamer.
'Goedemorgen,' zei ze zacht, 'Ik werd ook net wakker.'
'Ehh... Hoi.' zei ik maar. Sile ging zitten en nam een zachtgekookt eitje. Hoewel ze beweerde dat ze daar nog maar net stond, geloofde ik dat op de een of andere manier niet. Er viel een stilte in de eetkamer, die enkel onderbroken werd door gerinkel van bestek.
Er zijn nog geen reacties.