Opdracht 3 Schrijfwedstrijd DSalvatorex
Robots waren een deel van ons leven geworden. In 2045 kwam de eerste robot op de markt en die was dan alleen bedoeld voor de mensen met bakken vol geld. Naarmate de jaren verstreken werden de robots goedkoper maar ook veel efficiënter. Er werd gezegd dat er in heel de wereld meer robots waren dan inwoners. Ze hadden hun eigen ondergrondse leefruimte waar ze zich terug trokken als ze ons hadden bediend. Ze waren ingesteld om ons leven te vergemakkelijken. De mens was met uitsterven bedreigd als je de cijfers vergeleek. In 2012 waren er 8.000 mensen op de wereld. In die tijd hadden ze uitgeteld dat er in 2150 9745 mensen zouden rond lopen op deze aarde. Maar door een dodelijk virus is dat aantal flink gedaald. Het virus sloeg to in 2065. Misschien een geluk bij een ongeluk omdat de wereld bijna bezweek aan het aantal mensen. Toen kwamen de robots. Zij hebben ons leven gered. Zij hebben er voor gezorgd dat er een middel was om het virus uit te schakelen. Er zijn nu nog maar 3.000 mensen over, verspreid over heel de wereld.
Het vliegtuig steeg op. De uitleg die je kreeg bij het begin van de vlucht was overbodig geworden omdat iedereen die al kende. Iedereen was het gewoon om te vliegen. Alco keek naar me, hij hield mijn hand vast omdat hij het haatte om te vliegen. Als het aan hem lag waren we met de auto geweest. Maar dat is haast onmogelijk geworden door het tekort aan benzine en diesel of welke andere brandstof ook. Elektriciteit is onbetaalbaar als je het voor je auto wilde gebruiken. 'Weet je zeker dat je zo ver wilt reizen?' Ik knikte. Ik was nog nooit naar het buitenland geweest en nu het kon, wilde ik het liever dan wat ook in deze wereld. 'Ik wil reizen en je had gezegd dat je niet meer ging vragen of ik het wel wilde. Je zei dat je er voor me zou zijn.' Hij keek me aan en glimlachte toen. 'Je hebt gelijk, het spijt me.' Hij streelde mijn wang en keek me in de ogen. Sommige zouden zich misschien slecht op hun gemak voelen als je beste vriend dat deed, maar ik niet. We hadden een soort deal gesloten. We bleven beste vrienden, onder welke omstandigheden ook. We waren al een paar keer een koppel geweest, maar dat was altijd geëindigd in een fiasco.
'Hopelijk hebben we mooi weer in Afrika.'
'Je maakt een grapje. Het is er super warm.' We begonnen ons voor te stellen hoe het moest zijn aan de andere kant van de wereld. Aan de kant die we nog niet kende. We hadden landen als Engeland, Frankrijk, Nederland, Roemenië, Oekraïne en nog veel meer al bezocht. Het was wel leuk geweest maar telkens had ik het gevoel dat ik iets miste. Iets unieks. Iets waar een verhaal achter zat en ik dacht dat Afrika dat land zou zijn. Toen ik 20 werd hadden we dan ook besloten om België achter ons te laten en naar Afrika af te dalen. Het zou een enorm lange reis worden, maar ik hoopte zo hard dat het het waard zou zijn.
Ik was net een half uurtje in slaap toen mijn mobiel ging. 'Hallo?'
'Het spijt me dat ik dit moet zeggen, maar...' Het bleef even stil aan de lijn en ik had onder tussen door van wie de stem was. Hij was van mam. 'Pap is overleden.'
Een stilte. Ik hield mijn mobiel nog gewoon in mijn hand omdat alles leek stil te staan. Alles leek bevroren. Ik hoorde van heel ver weg ergens mijn naam. 'Auke!' Ik keek op. Ik weet niet of ik huilde of niet. Ik voelde huid op mijn hand en toen ik keek besefte ik dat Alco's hand nog altijd op de mijne lag. 'Auke? Het spijt me, maar ik wilde gewoon dat je het wist. Je wist toch dat hij ziek was? Auke, zeg toch iets!' Ik keek naar mijn mobiel waar een vaag geluid uit kwam. Er kwam geluid uit en ik hoorde mijn naam, maar voor de rest kon ik het niet plaatsen. Ik kon gewoon niet vatten wat er juist gezegd was.
Mijn vader was altijd een groot voorbeeld voor mij. Hij was muzikant. Redelijk bekend. Of toch in mijn geboorteland. Hij was zo groots en toch waardeerde hij elk klein dingetje dat je aan hem gaf. Al was het een gedicht dat ik had geschreven. Al was het een bloemetje dat mijn kleine zus voor hem had geplukt. Alles bewaarde hij van ons. Hij had twee grote dozen. Eentje met mijn naam op en eentje met die van mijn zus op. Als hij dan moest touren nam hij die dozen mee zodat hij altijd aan ons dacht. Ik hield van mijn vader en als ik eerlijk was, dan hield ik meer van hem dan van mijn moeder. Mijn moeder was koel, heel erg down to earth en vreselijk bezorgd. Mijn vader daarentegen was aardig, los en maakte grapjes over het leven. Hij nam het serieus maar kon ook lachen. Ik wilde mijn vader niet missen. Ik wist niet wat ik moest doen. Mijn mobiel lag zo los in mijn handen dat hij eruit kon vallen als we turbulentie hadden, maar hij bleef liggen. Alco pakte mijn mobiel en klapte hem dicht. Ik pakte hem terug en klapte hem weer open. 'Wat doe je?'
'Ik wil met m'n zusje praten.'
'Is dat wel zo'n goed idee?' Ik zag aan zijn ogen dat hij niet apprecieerde dat mijn moeder me nu had gebeld. Hij staarde nog altijd naar mijn mobiel, alsof het een magneet was. 'Ik moet met haar praten Alco, ik wil weten wat zij vind.'
'Wat zij vind?'
'Ja, over het feit dat ik nu naar Afrika ga, terwijl ze me thuis nodig hebben.'
Ik zag dat zijn mondhoeken omlaag gingen. Hij had zich verheugd op deze reis en hij had er alles voor over om er heelhuids te geraken.
'Wat kun je thuis doen? Niets, je kan alleen wat op de bank zitten, wat te kniezen over het verlies.' Het kwam er hard uit, maar ik wist dat hij gelijk had. 'Goed, dan bel ik haar gewoon, gewoon om met haar te praten.'
Ik klapte mijn mobiel weer open en toetste het nummer van mijn zus in.
'Hallo met Dolly.'
'Dolly! Ik ben zo blij je te horen. Heb je het gehoord?'
'Van pap?'
'Ja.'
'Ja, heb ik gehoord, ik was erbij. Ik wilde net wat koffie gaan halen en toen was hij weg.'
We praatte er heel luchtig over, net alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Maar mijn vader was al lang ziek en ergens was ik gewoon blij voor hem dat hij nu kon rusten en dat hij geen pijn meer had. De hand van Alco lag nu op mijn dij. Hij keek naar mijn mobiel en van mijn mobiel terug naar mijn mond alsof hij wilde horen wat ik zei tegen mijn zus. Ik zou het hem toch wel vertellen.
Ondertussen vlogen we nog steeds. Ik had het niet door. Maar we waren op weg naar Afrika. Naar een land waar nauwelijks nog mensen leefde. Ik hoopte van harte dat ik daar iets vond. Iets wat ik zocht, maar ik wist niet wat het was. Gewoon iets wat van belang was en wat dingen zou veranderen.
Er zijn nog geen reacties.