Eén.
Bedankt
Met enige tegenzin vouw ik de brief op en stop hem in zijn envelop. Ik verzegel hem nauwkeurig door hem zorgvuldig dicht te likken. Mijn handschrift zou me direct kunnen verraden, maar ik denk dat hij mijn brief wel verwacht.
Ik slaak een diepe, overdreven zucht wanneer ik voor de brievenbus sta en met trillende vingers de brief in het juiste vakje schuif. Vanmiddag wordt de post opgehaald, dus hij zal het binnen niet al te lange tijd op zijn deurmat kunnen verwachten. Als hij zou hebben geweten dat ik uiteindelijk toch weer contact zou zoeken.
De brief glijdt uit mijn vingers en ik heb hier op straat niets meer te zoeken. Ik overpeins mijn daad terwijl ik terugloop naar huis en moet toegeven dat het het beste is wat ik had kunnen doen. Ik hoef geen vergeving voor wat ik hem heb aangedaan, want ik weet dat ik dat niet verdien. Toch spoken zijn woorden van onze laatste ontmoeting al dagen door mijn hoofd.
Vanbinnen zijn wij nog altijd die twee kinderen die 's middags kibbelden om de schommel en 's nachts bij elkaar in bed kropen uit angst voor het onweer.'
Ik blijf echter het gevoel hebben dat hij wel degelijk zonder mij kan en dat ik juist degene ben geweest die onze band het hardst nodig heeft gehad. Zelfs toen ik me twee jaar geleden van hem heb willen losmaken. Ik heb mezelf uiteindelijk niet van hem weggeduwd, maar hem van mij en ik durf er mijn ziel om te verwedden dat hij niet meer dichterbij zal komen.
Eenmaal thuis zet ik de waterkoker aan en druk de televisie, die ik voor mijn vertrek aan heb laten staan, uit. Het is wel even genoeg geweest, vind ik. Ik wil even niets zien of horen van de buitenwereld en me volledig kunnen afsluiten van mijn herinneringen die zichzelf steeds aan mij opdringen.
Terwijl ik een gebarsten mok volschenk met het kokende water, flitsen de beelden van zijn beurse lichaam voor mijn netvlies langs. Ik schrik wanneer ik naar het bloed kijk wat uit zijn mond loopt en hem zachtjes hoor kreunen van de pijn. Zijn ogen zijn op mij gericht, maar het enige wat ik doe, is terugstaren. Terugstaren in de ogen waar ik al jaren zo verliefd op ben. Ik smelt opnieuw wanneer ik naar die mooie, groene ogen kijk, als een tienermeisje dat vol ontzag naar de poster van haar op dat moment favoriete idool staart.
Het lijkt alsof het nooit meer dan dat geweest is. Een fase. Een vlaag van verstandsverbijstering. Het was echter genoeg om hem uit mijn leven te willen schoppen en weg te vluchten uit mijn ouderlijk huis. Het huis wat wij vanaf onze geboorte hebben gedeeld. Tot ik gek werd en alles probeerde te ontvluchten wat me aan hem - mijn grootste liefde - deed denken.
Ik voel de tranen in mijn ogen prikken. Niet alleen van alle emoties die zich plotseling meester van me maken, maar ook van de pijn. Een fysieke pijn sluipt door mijn zenuwen en laat mijn hand in brand staan.
Verschrikt kijk ik naar de mok en de waterkoker op het aanrecht. De aarde is door de hitte uit elkaar gespat en ik ben zo in gedachten verzonken geweest, dat ik niet heb gemerkt dat het hete water al enige tijd over mijn huid stroomde.
Mopperend op mijn eigen stommiteit, draai ik de kraan open en laat het lauwe water rustig over mijn hand stromen. Het verlicht de pijn en ik ben direct weer helder. Ik moet me blijven ontspannen en gewoon rustig afwachten tot ik een antwoord heb.
Ik slaag er niet in om mij mijn eigen zonden te vergeven en de gebeurtenissen los te laten.
Drie dagen nadat ik mijn brief verstuurd heb, ben ik afgereisd naar wat er nog over is van ons ouderlijk huis. Zijn oude huis, wat ik in een vlaag van gekte heb laten afbranden. Het was niet meer dan een ongeluk. In mijn woede heb ik het tafelkleed weggerukt, doordat ik furieus overeind gesprongen ben om de kandelaar te pakken en hem aan te vallen. De kaarsen zijn echter omgevallen en de vlammen hebben direct om zich heen gegrepen.
Fabian is - van de schrik, denk ik - van zijn stoel gevallen en heeft een harde klap tegen zijn hoofd gekregen. Het enige wat ik heb gedaan is naar hem kijken, terwijl hij langzaam aan het verdwijnen was in de vlammen.
Toch weet ik dat hij nog leeft, ook al ben ik daarna weggerend. Ik heb sirenes gehoord en iets zegt me dat hij er nog is. Toch heb ik besloten om mijn brief niet naar ons oude huis te storen, maar naar onze zus. Hij is daar, sinds ik hem uit mijn buurt houd met een enorme muur van leugens en beledigingen, steeds vaker te vinden geweest.
Fabian is een familiemens. Veel meer dan ik ben en misschien is dat ook wel de reden dat hij me bij zich wilde houden. Ook al heb ik vlak voor de ramp de waarheid naar zijn hoofd geschreeuwd. Hij heeft geprobeerd me te kalmeren met troostende en liefkozende woorden, alsof hij heeft willen zeggen dat hij mijn liefde kon begrijpen.
Ik staar naar de resten van mijn oude huis. Niets is nog herkenbaar voor me. Het komt omdat ik alles heb willen vergeten. Helaas is me dat ook gelukt.
Achter me klinkt een zacht gekuch en ik kijk verdwaasd om, zodat ik kan zien wie mij stoort in mijn overpeinzingen. Zijn ogen staren in die van mij, maar ik neem een moment, voor het prachtige groen van zijn iris me afleid, om hem helemaal te bekijken. Hij wordt voortgeduwd door Irisabella, onze oudste zus. Ze kijkt me niet aan, maar zet Fabians rolstoel voor me neer, voordat ze zich weer omdraait en wegloopt.
Ik heb alles kapotgemaakt. Niet alleen de band tussen Fabian en mij, maar ook de band die ik heb gehad met de rest van mijn geliefden. Ik verwacht daarom ook niet dat hij me komt zeggen dat hij me vergeeft.
Fabian steekt zijn hand naar me uit en ik zet aarzelend een stap in zijn richting, terwijl ik mijn ogen niet meer van die van hem kan houden. Al sinds mijn tienerjaren slaat mijn hart op hol wanneer ik naar hem kijk, maar meer dan wat ik nu van hem kan zien, heb ik nooit van hem kunnen ontdekken. Toen we vijftien waren, kregen we namelijk onze eigen kamer en daarmee heb ik altijd gehoopt dat mijn gevoelens voor hem zouden verdwijnen.
Fabians hand ziet er ongeschonden uit, maar dat kan ik helaas niet zeggen van een groot deel van de rest van zijn lichaam. Zijn linkerhand zit in een mitella en hij is gewikkeld in meerdere plaids om zijn, hoogstwaarschijnlijk verbrande, lichaam te verbergen en te beschermen. Behalve wat eerstegraads brandwonden in zijn gezicht, ziet hij er nog altijd zo uit zoals ik me herinner en dat doet me goed.
Ik slik hortend en stotend mijn tranen weg, wanneer ik mijn hand in de zijne laat glijden. Hij drukt er een kus op en zijn ogen glinsteren, wanneer hij me een kleine, dunne glimlach schenkt.
'Bedankt,' is het eerste wat ik durf uit te brengen. Dat hij hier ondanks alles naartoe is gekomen, is mijn grootste schat. Het lukt me ook niet om hem deze woorden te vertellen, maar hij lijkt het te begrijpen. Hij opent zijn mond en fluistert mijn naam.
Zijn stem is niet meer zoals hij is geweest, zo besef ik wanneer ik hem terug duw naar Irisabella. Ik zal mezelf nooit vergeven dat ik hem zo verpest heb, maar voor het feit dat ik hem nog een keer heb mogen zien, ben ik eeuwig dankbaar.
Er zijn nog geen reacties.