Het plan
‘Ik wil niet dat je mensen belt die wij niet kennen’, zegt hij, ‘wat?’, ik kijk hem verbaasd aan, is hij helemaal gek geworden? ‘Ik mag bellen met wie ik wil’, hij loopt met dreigende passen naar me toe, ‘Jij levert nu je mobiel in! Ik wil niet hebben dat je met vreemden praat!’, ‘Het is geen vreemde! Het is mijn beste vriendin!’, roep ik, ‘Geef die mobiel hier!’, schreeuwt hij, hij grijpt naar mijn hand en pakt mijn mobiel, ‘geef terug! Ik moet nog mensen kunnen bereiken!’, roep ik, ‘Dat moet dan maar met de huistelefoon!’, hij smijt mijn mobiel op de grond en begint erop te stampen. Ik sta huilend toe te kijken, als hij klaar is loopt hij de trap weer af, ‘en laat ik je niet betrappen met een andere mobiel!’, roept hij nog na. Ik val voor de zoveelste keer huilend op bed, nu weet ik het zeker, ik moet hier weg. Ik sta op en begin mijn tas in te pakken, ik pak mijn spaarpot en sla hem kapot, precies 43,45 euro. Dat is wel genoeg om een normaal mobieltje te kopen, ik weet alleen niet of ik daar nu nog iets aan heb. Ik kan dan alleen Bibi nog bereiken, haar nummer weet ik uit mijn hoofd, maar dat van Richard niet… Ik kijk naar de grond en ik pak mijn geplette mobiel op, ik haal mijn simkaart eruit en tot mijn verassing is die nog helemaal heel. Yes! Nu heb ik al mijn contacten nog! Ik kan wel een vreugdedansje doen, zó blij ben ik! Ik stop het simkaartje in mijn broekzak en begin de rest in te pakken, ik hoop dat ik nadat ik een nieuwe mobiel gekocht heb nog genoeg geld overheb om wat te eten te kopen, en nog wat geld voor een buskaartje. Want ik ben van plan om naar mijn oude dorp terug te gaan, naar Bibi en naar Richard. Ik stop het laatste in mijn tas en zet hem in de hoek van de kamer, vannacht ga ik weg, vannacht ga ik terug naar mijn dorp.
Het is iets over 10en s ’avonds, ik sta bij de grote wilg in het park, hier had ik afgesproken met mijn ‘geheime aanbidder’. Ik weet niet zeker of het wel een goed idee was om hier naartoe te gaan. Ik blijf nog 5 minuten wachten en besluit dan om maar weer terug naar het huis te gaan. Plots voel ik twee handen voor mijn ogen, ik word meegesleurd verder het park in, ik gil maar niemand lijkt me te horen. Het is donker en er is niemand, alleen ik en mijn ‘geheime aanbidder’.
Ik doe mijn ogen open, ik kijk recht in de ogen van David. Ik wist dat hij hier achter zat! Ik had het kunnen weten! ‘Hé zus’, zegt hij, ik sta op en wil weglopen, maar hij grijpt me bij mijn arm, ‘nee! Ik wil niets met je te maken hebben!’, zeg ik en ik ruk me los. ‘Ik weet dat we een slecht begin hebben gemaakt, maar geef me alsjeblieft nog een kans!’, zegt hij, ik kijk hem ongelovig aan, ‘Ik vind je eigenlijk heel leuk en al sinds ik je voor het eerst zag was ik op slag verliefd’, zegt hij. Ik kijk hem aan, hij is eigenlijk best wel knap, zijn blonde haren wapperen in de wind en hij heeft van die lieve kuiltjes in zijn wangen. Misschien is dit wel een manier om niet meer aan Richard te denken, het is even stil, ‘Ik geef je nog een kans’, zeg ik, ‘Dankje!’, zegt hij, en hij pakt mijn arm en neemt me mee, het park verder in, langs de bomen en het beekje, tot we bij een marmeren bankje aankomen. Hij gaat zitten en wenkt dat ik naast hem moet komen zitten, het is stil om ons heen en het enige wat we horen is een vogeltje dat ons langzaam de nacht in fluit…
Er zijn nog geen reacties.