3. Tranen wegvegen en gewoon opnieuw proberen
‘Ik werd in deze wereld geboren om haar te zoeken. Ik gaf alles op wat ik had kunnen bereiken in een nieuwe wereld.’ Het meisje pakt de hand van de robot en helpt hem op te staan. Ze glimlacht en loopt achteruit. Ze klapt in haar handen. ‘Het meisje heeft mijn lichaam gemaakt van troep die ze ergens had gevonden.’ De robot loopt met moeite naar haar toe. ‘Ik kan me niets herinneren, zelfs niet als ik er moeite voor doe. Waar ik eerder was, of waar ik heen wilde gaan.’ De robot valt in de armen van het meisje. Ze loopt wat verder en klapt weer in haar handen. De robot loopt nu gemakkelijker op haar af. Hij loopt in haar armen en ze knuffelt hem. “Goed zo.” Het meisje glimlacht. ‘Ik kan niet met het meisje praten, maar dit is de enige warmte die ik zoek in deze wereld. Hoewel ik gemaakt ben van troep, dus ik kan de warmte niet voelen.’
“Welkom! Oh, ben jij het…” Akio, de vader van Nagisa, kijkt Tomoya afkeurend aan. “Sorry dat ik geen klant ben.” “Je maakt me altijd in de war. Kruip de volgende keer op handen en voeten naar binnen zodat ik weet dat je niet een klant bent.” Tomoya negeert deze flauwekul en vraagt “hoe gaat het met Furukawa?” “Bedankt dat je het vraagt, maar ze slaapt. Laat haar met rust. Als je het weten wil, ze heeft in haar slaap nog niet naar je gevraagd. Wees niet zo arrogant, oké?” Akio wijst beschuldigend naar Tomoya. “Ik heb er niet eens naar gevraagd…” “Als ze al iets zou zeggen, zou het iets zijn als dit.” Akio maakt vreemde meisjesbewegingen en praat met een hoge stem. “Oh papa, ik hou van je, je bent zo geweldig. Je past perfect bij mijn prachtige moeder.” Zijn hoofd vertrekt en hij begint te schreeuwen. “Zet me niet zo voor schut!” “Dat deed je toch zelf?” schreeuwt Tomoya terug. “Okazaki.” Sanae, Nagisa’s moeder, staat in de deuropening. “Ben je hier voor Nagisa?” “Ja, ik hoor dat ze goed moet slapen,” antwoordt Tomoya. “Nee hoor, ze heeft gewoon een beetje koorts. Het is alleen… Nagisa is fysiek altijd al een beetje zwak. Vorig jaar is ze ook al een tijd niet op school geweest. Dus de dokter zei dat ze voor de zekerheid maar even moest uitrusten.” Akio gaat naast haar staan. “Wel bedankt dat je haar hebt teruggebracht, anders was het misschien goed fout gegaan. We zijn je erg dankbaar.” “Nee, het was mijn fout,” begint Tomoya. Akio reikt een plastic tas naar hem uit. “Het is Sanae’s brood, neem het.” Tomoya doet een stap achteruit. “Neem het nou maar, het is om je te bedanken.” “Maar daar kwam ik niet voor,” probeert Tomoya. Hij wil het brood absoluut niet nog eens eten, maar hij weet dat hij Sanae niet mag kwetsen. “Wees niet zo bescheiden, we hebben sowieso wel brood over.” Aan het einde van de zin bedenkt Akio zich. Hij kijkt angstig naar Sanae die tranen in haar ogen heeft. “Dus, mijn brood is… Niet goed genoeg om verkocht te worden?” zegt Sanae, terwijl ze huilend de winkel uit rent. Akio pakt twee broodjes, propt ze tegelijk in zijn mond en rent achter haar aan terwijl hij roept “ik vind ze heerlijk!” Tomoya kijkt ze verbijsterd na. ‘Volgens mij hoef ik me geen zorgen te maken…’ “Hallo? Waar zijn de eigenaren?” Een mooie jonge vrouw loopt de winkel binnen. “Die renden net weg,” antwoordt Tomoya. Hij kijkt naar de plastic tas in zijn hand en reikt hem de vrouw aan. “Neem deze maar als je wil.” “Mag dat echt?” Tomoya knikt. “Ze gaven het gratis aan mij.” De vrouw pakt de tas aan. “Dank je wel. Kun je Sanae en haar man namens mij bedanken?” Ze glimlacht en loopt weg.
Tomoya loopt over straat en denkt aan Nagisa in de regen, met een basketbal in haar armen. ‘Wat is ze toch een idioot. Ze weet toch dat ze een zwak lichaam heeft?’ “Hé, jij daar!” roept een man naar Tomoya. Hij pakt Tomoya’s arm en trekt hem mee naar zijn auto. In de motorkap zit een grote deuk. “Kijk toch eens naar die deuk! Dat komt doordat één of andere gek zijn gereedschap heeft laten vallen.” De man wijst verontwaardigd naar de deuk. “Ben jij mijn getuige?” Tomoya staat nog een beetje overrompeld te kijken. “Het is walkgelijk dat je zo een vreemde hierbij betrekt.” Een jonge man met een overall en een helm staat met zijn armen over elkaar mysterieus te kijken. “Maar zonder getuige was je vast al lang weg,” zegt de autobestuurder. “Zoals ik al meerdere keren heb gezegd, ik heb niks laten vallen. En als dat wel zo was, zou ik het niet ontkennen.” De man blijft kalm, in tegenstelling tot de autobestuurder. “Hoe kan ik daar nou op vertrouwen?!” “Als je wil dat ik de rekening betaal, doe ik dat.” De autobestuurder lach. “Je hebt het dus wel gedaan!” “Nee, ik wil dat je later aan deze dag terugdenkt en je afvraagt of de elektricien nou de waarheid sprak of niet. Op een plek waar je tot rust komt. Naast de persoon die je het meest lief hebt.” De elektricien kijkt de autobestuurder nog steeds mysterieus aan. “Waar heeft die kerel het over?” vraagt de autobestuurder aan Tomoya. “Sorry, ik heb geen idee.” De elektricien gaat verder. “In het leven doe je anderen veel pijn. Het is begrijpelijk dat je anderen niet vertrouwt. Maar als je niemand vertrouwt kun je ook niemand’s liefde voelen. Voel jij je niet eenzaam? Voel jij je niet als een slaaf? Kun je wel lachen met een oprecht hart?” De autobestuurder staat een beetje als een kind dat een standje krijgt. “Ik denk het…” zegt hij. “Goed, dan is er vast iemand die van je houdt. Ga zo door en laat de liefde niet verdwijnen.” Tomoya denkt ‘ik ben verbaasd over hoe hij zo uit zijn nek kan lullen.’ Hij bedenkt zich iets en bukt naast de auto om de deuk van de zijkant te zien. “Hey, ik denk dat het een kat was.” De twee mannen draaien zich om. “Kijk eens vanaf deze kant.” De autobestuurder bukt ook naast de auto. “Je hebt gelijk!” Zijn gezicht vertrekt. “Een kat sprong van dat muurtje op de auto, en dat maakte waarschijnlijk die deuk,” zegt Tomoya. “Miauw.” Een dikke kat loopt achter de auto langs.
“Dank je wel, je hebt me gered,” zegt de elektricien. “Ach, ik zei alleen wat ik zag.” “Nee, ik wil je graag bedanken. Bel me als je tijd hebt.” De elektricien geeft Tomoya een kaartje. Op Sunohara’s kamer laat Tomoya het kaartje zien. “Wat zei hij?” vraagt Sunohara. Tomoya zit, met zijn kin leunend op de tafel. “Dingen zoals ‘voel je je niet eenzaam?’ en ‘lach je wel echt?’, zulke dingen.” Sunohara kijkt opgewonden naar het kaartje. “Hij is de legendarische MC… Hij is de Yusuke Yoshino!” Tomoya gaat rechtop zitten. “Ken je hem?” “Natuurlijk,” antwoordt Sunohara. “Hij is een oude zanger. Hij verkocht Cd’s en was best bekend.” Hij geeft het kaartje terug aan Tomoya. “Hij was vermist, maar wie kon weten dat hij hier zat? Mijn zusje gaf mij ooit ‘The Best of…’ van hem. Wil je horen?” Hij pakt het bandje uit de kast. “Wacht, heb jij een zusje?” vraagt Tomoya verbaasd. “Ja, heb ik je dat nooit verteld?” ‘Sunohara’s kleine zusje… Ze ziet er vast zo uit.’ Tomoya trekt een raar gezicht naar de kat die op tafel zit. De kat schrikt en springt van de tafel af. Sunohara zet de muziek aan. ‘Yusuke Yoshino…’ … “Okazaki? Okazaki, luister je wel? Okazaki!” Tomoya kijkt op. Sunohara zit aan de andere kant van de tafel en de muziek is uit. “Oh, wat is er?” “Ik bedoel Tomoyo Sakagami. Ik dacht hè, misschien is ze wel een jongen.” Tomoya fronst zijn wenkbrauwen. “Meisjes kunnen nooit sterker zijn dan jongens,” gaat Sunohara verder. “Hij is een travestiet en bedriegt iedereen!” Tomoya zucht. “Ben je nu serieus of niet?” “Morgen zal ik je bewijzen dat hij een jongen is.” “Op dit moment besefte Sunohara nog niet dat hij de weg van een viezerik zou volgen,” zegt Tomoya dramatisch met de kat in zijn handen. “Ik kan je gewoon horen…” zegt Sunohara.
De volgende dag staan Tomoyo, Sunohara en Tomoya weer in de gang. “Wat nu weer?” vraagt Tomoyo. “Vandaag kom ik niet met je vechten,” begint Sunohara. “Ik wilde gewoon wat kletsen. Ik heb me vanochtend verslapen, dus ik schrok me naar.” Hij lacht alsof hij iets grappigs tegen een vriend zegt. “Je bent anders vandaag…” zegt Tomoyo. “En toen ik me wilde scheren,” gaat Sunohara verder, “merkte ik dat mijn mesje stomp was, dus het deed heel erg pijn.” “Het zal wel.” “Dus als je het niet erg vindt, mag ik dan jouw scheermesje lenen?” Tomoyo antwoordt meteen “waarom zou ik er een aan jou lenen?” Sunohara springt in de lucht. “Yes! Hij trapt erin! Jij hoorde het ook hè, Tomoya?” “Ja maar…” Tomoyo onderbreekt Sunohara’s vreugdedans. “Waar gaat dit over?” Sunohara wijst naar Tomoyo. “Je zei ‘waarom zou ik er een aan jou lenen?’, dat betekent dat jij een scheermes hebt!” “Die heb ik niet.” Sunohara’s lach verdwijnt. “Toen ik zei ‘waarom’ bedoelde ik ‘waarom zou ik jou iets lenen dat van mij is?’ Bovendien…” “Bovendien..?” Tomoyo schopt Sunohara alweer door de lucht. “Het is onbeleefd om zoiets aan een meisje te vragen!” Sunohara vliegt een eindje door de lucht en valt op de grond. “Ik had wel dood kunnen zijn!” “Doei.” Tomoyo loopt weg en lijkt Sunohara te negeren.
Tomoya loopt door de gang en ziet door het raam dat Nagisa buiten op een muurtje zit. Ze eet een krentenbol. Ze kijkt om zich heen en lijkt te schrikken als ze Tomoya ziet. Ze neemt diep adem, glimlacht en begint te zwaaien. Even later zit Tomoya naast haar op het muurtje. “Ik ben blij,” begint Nagisa. “Ik ben blij dat ik naar je zwaaide. Ik dacht dat je me misschien niet kon vergeven dat ik je pijn heb gedaan.” “Het spijt mij ook, echt waar.” Het is even stil, en opeens begint Nagisa te snikken. Tomoya ziet wat tranen op de krentenbol vallen. “Het spijt me, ik voel me zo opgelucht… Ik ben echt een idioot hè?” Nagisa probeert te lachen. Tomoya pakt haar krentenbol af en neemt een hapje. Nagisa kijkt machteloos toe, en Tomoya geeft het broodje terug. “Je bent misschien wel een idioot, maar ik denk niet dat dat zo erg is.” Nagisa staart naar haar broodje. “Want ik ben ook een idioot,” gaat Tomoya verder. “Ik ben even erg als jij. Ver weg van de mensen die alles aankunnen en risico’s durven te nemen. Ik kan begrijpen dat er moeilijke dingen in het leven zijn, maar als je erom moet huilen, kom dan naar mij toe.” Nagisa kijkt op. “Ik bedoel… Ik heb toch alle tijd.” Tomoya kijkt de andere kant op. “Bij jou voel ik me niet zo nutteloos.” Nagisa glimlacht. “Goed, als ik moet huilen kom ik bij jou.” Ze gaat verder met eten. Opeens voelt Tomoya twee handen in zijn zij, en vervolgens in zijn andere zij. “Wat ben je aan het doen?” vraagt Tomoya, vermoedend wie het is. Een klein meisje springt van het muurtje af en gaat iets bij Tomoya vandaan staan. “Ik zoek mijn mes.” “Ah.” Tomoya pakt het mes uit zijn zak. “Dit?” “Geef het alsjeblieft terug,” zegt het meisje. “Hoe gaat het met je hand?” “Het doet niet meer pijn.” Nagisa kijkt toe hoe Tomoya de hand schudt met het meisje, en hoe het meisje basketbal speelt en Tomoya een high five geeft. Ze krimpt ineen van de pijn maar zegt dat alles goed gaat. “Het ziet er heel pijnlijk uit,” zegt Nagisa bezorgd. “Dan doen we boxer en trainer. Jij houdt je handen voor je, en ik sla er met al mijn kracht tegenaan,” stelt Tomoya voor. Het meisje kijkt geschrokken en houdt haar handen voorzichtig voor zich. “Jij roept ‘one, two, one, two’, klaar?” Het meisje knikt en begint met haar ogen dicht met een bange stem ‘one, two, one, two’ te roepen. Tomoya stopt het mes in haar hand en glimlacht. “Hoe lang ga je dat nog volhouden?” Het meisje kijkt op en kijkt naar het mes. De bel gaat. Het meisje pakt iets uit haar zak en geeft het aan Tomoya. “Hier.” Ze rent weg. “Wacht, hey!” Tomoya kijkt naar het voorwerp in zijn handen. ‘Het is een ster, toch?’
Sunohara ligt te slapen in een lokaal. “Sunohara leef je nog? School is al lang voorbij,” zegt Tomoya terwijl hij tegen Sunohara’s stoel schopt. Sunohara kijkt op. “Is de les al voorbij?” “Ja, al honderd jaar,” antwoordt Tomoya serieus. “Honderd? Dan ben jij al lang dood!” Sunohara lacht. “Klopt, ik ben een hologram. Je hebt honderd jaar geslapen nadat Tomoya je een schop gaf. Dit is de wereld honderd jaar later.” Sunohara kijkt met een ernstig gezicht. “Echt waar? Wat is er dan met de wereld gebeurt?” “Die is geëindigd.” Sunohara schrikt. “Serieus?!” Hij begint te bidden. “Vader, moeder, het spijt me dat ik altijd zo’n idioot ben geweest. Ik zal vanaf nu mijn best doen, ook al ben ik alleen.” Tomoya geeft Sunohara een schop. “Word toch eens wakker.” Sunohara schrikt. “Wat, de hologram schopte mij? Hé, je bent echt!” “Ik ben eigenlijk een cyborg.” Sunohara schrikt weer. “Dus, de wereld is echt…” “Geëindigd ja,” antwoordt Tomoya serieus. “Serieus?! Vader, moeder, het spijt me dat ik altijd zo’n idioot ben geweest. Ik zal zo goed mogelijk leven met de cyborg Okazaki.” Okazaki lacht. “Niet te geloven dat je het zo lang volhoudt.” “Loog je dan?” vraagt Sunohara. “Geloofde je het?” “Natuurlijk, ik sliep nog half!” Tomoya kijkt uit het raam. “Hé! Luister je wel? Okazaki!”
Tomoya kijkt in de bosjes maar ziet niks. “Zoek je iets?” vraagt Sunohara verveeld. Een schattig maar vreemd wezen wrijft zijn kop tegen Tomoya’s been. “Puhi, puhi,” zegt het. “Het, het is zo schattig…” “Ja, er is iets vreemds dat katten en honden niet hebben,” antwoordt Tomoya. “Maar wat is het?” Sunohara loopt met gestrekte handen lachend op het beest af. “Puhi, puhi!” Het beest verstopt zich geschrokken achter Tomoya’s been. “Ren nou niet weg.” Sunohara pakt het beest op terwijl het probeert los te komen. “Hij vindt het niet zo leuk…” “Hey!” klinkt een stem. Een boek vliegt tegen Sunohara’s hoofd en even later krijgt hij een schop en ligt hij verderop op de grond. Kyou staat naast Tomoya. “Sunohara!” roept Tomoya. “Vergeleken met Tomoyo’s schop, welke deed meer pijn?” “Zou je niet wat anders vragen?!” schreeuwt Sunohara terug. Hij staat op en fronst zijn wenkbrauwen. “Volgens mij zag ik naast haar voetzool ook iets lichtblauws…” Kyou bloost en geeft hem nog een schop. “Vergeet dat dan maar gelijk!” Het wezen springt in Kyou’s armen. Kyou zucht opgelucht. “Wat deed je allemaal met mijn schatje?” “Puhi!” Tomoya komt dichterbij. “Is dat jouw huisdier?” “Ja, een urinko. Een babyzwijntje. Mensen noemen hem ook wel uribou.” Het beest ligt vredig in Kyou’s armen. “Haar naam is Botan. Is dat niet een mooie naam?” Kyou knuffelt Botan alsof het haar kindje is. “Het klinkt heerlijk!” zegt Tomoya. “Hm? Wat zeg je?” Kyou glimlacht. “Niks, laat maar.”
“Oefenen voor de opendag?” vraagt Nagisa. Ze staat met Tomoya in de mediatheek van school. “Ja, je bent vast niet zo goed in dat soort dingen. Daarom dacht ik, misschien kunnen we video’s zoeken om je te helpen beter te leren praten en presenteren.” Ze kijken naar een plank met video’s. “Oh, welkom.” Een meisje met een lief gezicht staat in de deuropening. “Kan ik jullie helpen? Of zal ik wat drinken voor jullie maken?” Ze loopt naar de tafels bij het raam. “Ik wil wel wat koffie,” zegt Tomoya. “Okazaki!” zegt Tomoya, bang dat ze onbeleefd overkomen. “Ik zal het gelijk klaarmaken. Ga maar zitten.” Even later zitten ze met z’n drieën aan de tafels met een kopje koffie. Tomoya neemt een slok. “Heerlijk.” Het meisje glimlacht. “Mooi zo. Ik ben Yukine Miyazawa.”
“Dus jullie zijn Tomoya Okazaki en Nagisa Furukawa? Zijn jullie hier voor het eerst?” “Ja, aangenaam kennis met je te maken.” Nagisa buigt met haar hoofd. “Regel jij alles hier?” vraagt Tomoya. “Zo voelt het wel een beetje. Ik houd van deze plek.” “Deze plek was toch eens een bibliotheek?” vraagt Nagisa. “Dat is het nog steeds. Alle boeken die niet worden gebruikt komen hier. Het is een soort tweede bibliotheek. Er zijn ook oude videobanden en cassettes.” “Gelukkig maar,” antwoordt Tomoya. “Ik dacht even dat dit een soort café was geworden zonder dat iemand het wist.” Yukine glimlacht. “Verschillende mensen komen hier weleens op bezoek.” Tomoya staart voor zich uit. “Is er iets?” vraagt Nagisa. “Nee, ik bedenk me alleen dat er best bijzondere mensen op deze school zijn. Of… Misschien wel in deze stad.”
Nagisa staat voorin het dramalokaal en Tomoya zit op de grond. “Doe maar alsof ik een geïnteresseerde ben. Wees kalm en praat duidelijk.” “Ja,” zegt Nagisa, nu al zenuwachtig. “Uhm, ik ben Nagisa Furukawa uit klas 3B, hartelijk bedankt voor uw komst.” Ze praat snel en haar ogen schieten heen en weer. “Uhm, eh…” Nagisa kijkt weg. “Ga verder, wat wil je nog meer zeggen?” Ze kijkt Tomoya aan. “De reden waarom ik de dramaclub opnieuw wil oprichten is… Eh…” Ze kijkt weer weg en Tomoya zucht. “Vreemd dat je wil acteren terwijl je dit niet eens kan. Trouwens, heb je wel ervaring met drama?” Nagisa kijkt naar de grond. “Nee, ik ben gewoon een amateur. Ik weet er eerlijk gezegd niets van af.” Het is even stil. ‘En zo onthult de dramaclubleider de ongelukkige waarheid.’ Tomoya steekt zijn hand op. “Ik heb een vraag.” Nagisa kijkt op. “Wat voor toneelstuk gaan we spelen?” “Wat voor toneelstuk…” Tomoya laat zijn hand zakken. “Er zijn veel verschillende genres, van musicals tot kinderstukjes. Realistisch modern tot fantasie.” Nagisa kijkt enthousiast. “Echt waar?” “Tot ziens.” Tomoya staat in de deuropening, maar Nagisa houdt hem tegen. “Wacht nou!” “Goed, maar dan moet je mijn vragen beantwoorden.” Tomoya gaat weer zitten. “Je zei laatst dat je een bepaald toneelstuk wilde doen. Hoe gaat dat?” “Uhm… Het is een heel leuk stuk.” Nagisa probeert te glimlachen. “Hoe moet ik dat geloven? Is het een komedie?” “Nee, het is niet echt grappig bedoelt…” Nagisa kijkt weer naar de grond. “Is het dan om bij te huilen?” “Een beetje wel en een beetje niet…” Nagisa friemelt met haar handen. “Is het humor of drama?” “Een beetje in het midden.” Tomoya zucht. “Goed dan, je hebt het in ieder geval geprobeerd.” Hij steekt zijn hand weer op. “Waar ging de tekening op de poster over?” “Dango daikazoku!” ‘Ze antwoordde zonder twijfel…’ “De nationaal bekende karakters die iedere Japanner wel kent, de grote dango familie! Ik ben zo jaloers dat ze met honderd zijn, het klinkt heel gezellig. Ik denk dat het wel moeilijk gaat in een pretpark, als ze daar met zijn allen tegelijk heen gaan. Maar ze zijn-” “Stop!” schreeuwt Tomoya. “Ratel niet zo over dingen door, dan jaag je mensen weg.” “Sorry…” “Het is niet erg om zo vrolijk te zijn, maar ik weet niet of het zo goed is dat je zo veel praat over de dango familie.” Nagisa kijkt naar de grond. “Je hebt gelijk, anders zou dit een opendag zijn over dango’s.” Nagisa loopt naar Tomoya toe en gaat naast hem zitten. “Waarom wil je eigenlijk acteren?” vraagt Tomoya. “Je hebt geen enkele ervaring.” Nagisa glimlacht. “Omdat ik het leuk vind.” “Welk deel ervan?” “Het leek me leuk om met veel mensen te acteren. Vroeger kon ik nooit meedoen aan toneelstukken omdat ik dan net ziek werd. Omdat ik vaak niet op school was kon ik sowieso niet mee oefenen. Daarom zou ik altijd graag met vrienden willen acteren. Ik wilde goed mijn best doen bij de dramaclub op de middelbare school. Maar ik was nog steeds vaak ziek. In de eerste klas was ik ook al heel lang niet op school. Maar toch wil ik het eens proberen. Ik weet er niet veel van, en misschien ben ik wel heel slecht, maar ik zal proberen mijn best te doen. Dan zullen we samen werken als een groep. Dat lijkt me geweldig. Zulke dingen zijn gewoon zo…” Nagisa neemt even diep adem. “…Ik houd van zulke dingen.” Ze glimlacht naar Tomoya. “Ik denk dat het zo wel goed komt.” “Wat?” vraagt Nagisa. “Als je dat zegt bij de opendag. Hoe zal ik het zeggen, je zei alles wat je in je hart voelde.” “Echt waar?” Tomoya legt zijn hand op zijn borst. “Ik zeg altijd precies wat ik denk.” Nagisa kijkt weg. “Dat is waar, soms is dat nogal kwetsend…” “Geloof daarom in je eigen woorden.” Nagisa kijkt naar de grond. “Zet hem op, Nagisa Furukawa.” Nagisa neemt diep adem. “Ja!”
“Zullen mensen wel naar de opendag komen?” Nagisa en Tomoya lopen een trap af. “Dat zullen we dan wel zien. We hebben zoveel posters opgehangen, als er twee of drie mens-” Ze staan stil voor een prikbord waar hun poster niet meer hangt. “Hier hing toch een poster van ons?” vraagt Tomoya. “Ja, dat weet ik zeker.” “Als jullie de poster bedoelen die er eerder hing, dan heeft een docent die weggehaald.” Yukine komt achter hen staan. Nagisa schrikt. “Weggehaald? Maar waarom?” “Waarschijnlijk omdat je geen toestemming had hem op te hangen. Heb jij het dan opgehangen?” Tomoya bedenkt zich iets. “Dan zijn alle andere posters ook…” Een signaal klinkt door de school. “Nagisa Furukawa uit klas 3B, kom zo snel mogelijk naar de leerlingenraad. Ik herhaal, Nagisa Furukawa uit klas 3B, kom zo snel mogelijk naar de leerlingenraad.”
Reageer (2)
Oh, ja, ik was dit vergeten hehe, dank je voor de request ^^
1 decennium geledenGat verder ^^
1 decennium geleden