2. De eerste stap
Nagisa kijkt op naar Tomoya en glimlacht. “Hoi, wat kom je hier doen?” Tomoya weet niet wat hij moet zeggen. “Ben je soms iets vergeten?” Nagisa loopt naar hem toe. “Eh, nee, ik was gewoon aan het wandelen. Wat was jij aan het doen?” Nagisa glimlacht. “Ik speelde een stukje uit een toneelstuk. Een toneelstuk dat ik graag zou willen spelen als ik de dramaclub opnieuw heb opgericht.” Tomoya kijkt haar opgelucht aan. “Dus het was niet echt?” Ze schudt haar hoofd. “Ik oefen hier altijd. Omdat je hier was, speelde ik het voor jou,” zegt Nagisa. “Dus, je bent wel van plan de dramaclub weer op te richten?” vraagt Tomoya. Nagisa kijkt wat onzeker. “Ja, ik weet niet hoeveel ik eraan kan doen, maar ik doe mijn best.”
Het meisje in de geëindigde wereld zit op de grond voor een hoopje troep. Ze zet allerlei onderdelen in elkaar. “Het leven van het meisje is heel eenzaam. Er is niemand behalve zij. Het is een gift, want niets wordt geboren en niets gaat dood.” Het meisje zet een laatste onderdeel op haar werk. Het is een robotlichaam. “Dat lichaam was voor mij gemaakt. Is ‘wensen’ het enige dat ik hoef te doen? Wensen hier geboren te worden?” Het meisje steekt haar hand uit. “De enige warmte in deze wereld. Sinds een tijdje heb ik ernaar gezocht.”
De volgende ochtend loopt Tomoya naar school. ‘De dramaclub opnieuw oprichten? Het is in ieder geval een goede afleiding.’ “Tomoya, aan de kant!” Tomoya stopt en draait zich om. Kyou komt op haar scooter op hem af. Tomoya springt opzij en valt, en Kyou rijdt tegen een paaltje op. “Au!” Ze grijpt naar haar schouder. “Kijk toch een uit!” Tomoya gaat rechtop zitten. “Dat zou ik moeten zeggen, wou je me dood hebben?” Kyou kijkt boos en begint dan voorzichtig te lachen. “Eerlijk gezegd kan ik nog niet zo goed met mijn scooter overweg. Ik heb mijn rijbewijs pas sinds vorige week.” Ze staat op en zet de scooter op z’n standaard. “Mooi, geen deuken. Ik laat je gaan zonder de verzekering te betalen. Wees me maar dankbaar.” “Maar ik ben toch het slachtoffer?” Kyou rijdt hard lachend weg. Sunohara komt aanlopen. “Kyou Fujibayashi, huh? Er zijn best veel barbaren in onze school, vind je niet?” Hij kijkt Tomoya aan. “Sunohara, wat vreemd om jou zo op tijd te zien.” “Ik wou graag mijn schuld aflossen aan dat andere barbaarse meisje.”
Sunohara staat weer tegenover Tomoyo, terwijl Tomoya een beetje rond staat te kijken. “Je bent wel stijfkoppig hè?” zegt Tomoyo. “Gisteren had ik me niet voorbereid, maar nu wel! Met een nieuwe bal, kan zelfs de beste pitcher falen!” Tomoya zucht. “Dat is echt een domme vergelijking.” Tomoyo zucht ook. “Neem mijn advies aan en stop hiermee. Vind je het niet vervelend niet meer naar school te kunnen van de pijn?” Sunohara kijkt verschrikt, en grijnst dan. “Wie van ons zal morgen niet naar school kunnen van de pijn?” Hij gaat klaar staan. “Je bent hopeloos,” zegt Tomoyo. “Ben jij mijn getuige? Zal jij zeggen dat dit zelfverdediging is?” Ze kijkt Tomoya aan. “Ja, dat is het ook,” antwoordt Tomoya. “Goed. Dus, wat moet ik doen?” Tomoyo kijkt weer naar Sunohara. “Wil je een tijdje niet meer kunnen lopen?” “Dat is onmogelijk. Stop met kletsen en kom maar op!” Sunohara rent richting Tomoyo, maar Tomoyo zit al op haar hurken met haar been klaar om te schoppen. Tomoya kijkt hoe Sunohara in de lucht blijft hangen omdat hij steeds maar wordt geschopt. “Hé knul, de ventilatieschacht!” roept Tomoyo. Tomoya kijkt op en doet de klep open. Na een harde schop hangt Sunohara in de ventilatieschacht met zijn vingers om de rand geklemd. “Help me!” Tomoyo gaat gehurkt voor hem zitten. “Als je vingers loslaten val je.” Sunohara kijkt bang naar zijn handen. “Wil je soms vallen?” Sunohara blijft stil. “Goed dan.” “Ik gaf nog geen antwoord!” Tomoyo pakt Sunohara’s wijsvinger terwijl Sunohara bang toekijkt. Ze tilt hem op en Sunohara valt gillend helemaal naar beneden. “Ging ik te ver?” vraagt Tomoyo aan Tomoya. “Nee, het gaat wel goed met hem.” Tomoya loopt naar de klep. “Hey, Sunohara, leef je nog?” “Dit is niet het einde!” Klinkt vanuit de schacht. “Zie je?” Tomoyo zucht. “Ik zou willen dat dit wel het einde was. Maar, door jullie komen wel wat herinneringen naar boven.” Tomoya kijkt haar aan. “Laat maar. Vergeet wat ik zei.” Tomoyo loopt weg.
Tomoya gaapt terwijl hij door een gang loopt. “Zag jij het ook?” “Ja, ik verwachtte niet dat het echt zou zijn.” Twee jongens staan in de gang te praten. “Wat is er aan de hand?” vraagt Tomoya. “Okazaki, het kwam net echt voorbijlopen! De geest van dat meisje!” Zegt de ene jongen. “Ze zeggen dat de geest verschijnt om met mensen te praten, en ze vervloekte voorwerpen te geven. Ze lijkt op een heel gewoon meisje, maar er is iets vreemds aan haar.” Zegt de ander. Tomoya zucht en loopt verder.
Even later komt Tomoya langs de oude bibliotheek van de school. ‘Waarom is de deur niet op slot?’ Hij loopt naar binnen. Hij kijkt in het rond en denkt ‘hmm, hier kan ik wel even lekker een dutje doen’, maar opeens ziet hij een meisje met blote voeten op de grond zitten. Om haar heen liggen stapels boeken, en iets wat lijkt op een lunchpakket. Ook ligt er een schaar naast haar. Een boek ligt open op haar schoot. Ze pakt de schaar en net als ze wil knippen zegt Tomoya “Hey hey hey!” Ze kijkt versuft op. “Dat is toch een boek uit deze bibliotheek? Waarom zou je erin knippen?” Het lijkt alsof het meisje hem niet begrijpt. De boeken zien er ingewikkeld uit. “Spijbel je ook?” vraagt Tomoya. “Waarom heb je geen schoenen aan?” Het meisje maakt het lunchpakketje open en zegt “ik heb dit zelf gemaakt. Deze is het best gelukt vindt ik.” Ze wijst naar een rijstbal. Tomoya zucht. “Je mag niet eten in de bibliotheek.” “Wil je er één proberen?” Het lijkt alsof het meisje hem gewoon negeert. Hij komt dichterbij en gaat naast het meisje zitten. “Nou goed dan.” Het meisje bedenkt zich ineens iets. “Ik heb maar één paar eetstokjes.” Tomoya zucht en pakt een rijstbal met zijn handen. Hij stopt het in zijn mond, kauwt even en zegt “heerlijk”. Het meisje ziet er gelukkig uit en ze glimlacht. “Je moet je snel klaarmaken voor de volgende les. Het uur is bijna voorbij,” zegt Tomoya. Het meisje staart naar hem. “Wat is er?” vraagt Tomoya. “Tot ziens,” zegt het meisje. ‘Zij is toch niet de geest van dat meisje dat een ongeluk heeft gehad?’
“Dat is Kotomi Ichinose uit klas A,” zegt Ryou met een glimlach. “Zij is een hoogbegaafd meisje dat altijd de beste scores haalt in de nationale oefenexamens. Daarom heeft zij toestemming om te leren wat ze wil, zonder dat ze naar de les hoeft. Ze is best bekend hier op school.” “Een hoogbegaafd meisje, huh? Geen wonder dat ze zo raar is.” Opeens herinnert Tomoya zich iets. “Ohja, Fujibayashi, je zus is niet goed in haar hoofd.” “Wat heeft ze gedaan dan?” vraagt Ryou bezorgd. “Je moet haar vragen waarom ze op een bi-” “Hey, Tomoya!” Een boek vliegt vlak langs Tomoya’s hoofd in een boom en Kyou komt binnenstormen. “Kom mee,” zegt ze, en sleurt Tomoya aan zijn stropdas mee. Ryou hoort vanaf de gang “bi? Wat is een bi?” ‘Bi?’ “Wat wou je nou midden in de klas zeggen?” zegt Kyou terwijl ze Tomoya tegen de muur drukt. “Wat denk je, dat je naar school kwam op een bi-” “Wil je dat ik van school word gestuurd?” zegt Kyou terwijl ze haar hand op Tomoya’s mond houdt. “Van school mag je helemaal niet op een motorbike naar school,” zegt ze gesust. Even later zit Tomoya weer op zijn stoel. “Okazaki, waar praatte je net over met mijn zus?” vraagt Ryou bezorgd. Tomoya staat op. “Luister iedereen! Kyou Fujibayashi uit klas E is bi!” Iedereen begint te fluisteren en Tomoya hoort net iemand zeggen “bi, dat is toch biseksueel?” Ryou schrikt en Kyou sleurt Tomoya weer aan zijn stropdas naar buiten. “Jij klootzak…” Ze drukt Tomoya hard tegen de muur terwijl ze eruit ziet alsof ze elk moment in een monster kan veranderen. “Grote zus, wat hij net zei…” Ryou staat met tranen in haar ogen naar Kyou en Tomoya te kijken. “Waarom geloof je hem nou? We hadden het over een bike, motorbike!” schreeuwt Kyou.
Tomoya loopt over het schoolplein en ziet Nagisa op een muurtje zitten met een bezem in haar handen. Ze kijkt afwezig naar de grond. “Wat is er aan de hand?” vraagt Tomoya terwijl hij dichterbij komt. Nagisa kijkt op. “Is het jouw beurt om te corveeën?” vraagt Tomoya, en hij kijkt om zich heen. “Ben je alleen?” Nagisa kijkt weer naar de grond. “Furukawa, is er iets gebeurt?” vraagt Tomoya een beetje bezorgd. Nagisa probeert te glimlachen en zegt “nee, er is niks. Ik ben zo klaar met corvee, kun je in het clublokaal wachten?”
Nagisa legt een leeg vel papier op tafel. “We hebben eerst wat mensen nodig, anders zijn we nergens,” zegt Tomoya. “Goed,” zegt Nagisa, en ze begint wat te schrijven. “Het moet na het oprichtersfestival zijn.” Nagisa kijkt op en zegt weer “goed”. Ze glimlacht en laat zien wat ze heeft geschreven. ‘Mensen gevraagd voor de dramaclub. Introductie vergadering op 15 mei na school. In het dramalokaal aan het eind van de hal op de derde verdieping in het oude gebouw. Clubleider: Nagisa Furukawa uit klas 3B.’ Verder is het papier nog steeds leeg. “Mist er niet iets?” vraagt Tomoya. “Hey, waarom zet je er niet op ‘de knapste clubleider van de school wacht op je’?” Nagisa begint te schrijven terwijl ze hardop zegt wat ze schrijft. “De knapste clubleider van de school… Uhm… Bedoel je daarmee…” Ze wijst voorzichtig naar zichzelf. “Wie anders?” zegt Tomoya. Nagisa staat verontwaardigd op. “Misschien komen dan wat domme jongens opdagen.” “Maar ik wil niet dat ze om zo’n reden komen! En als clubleider vindt ik Okazaki wat meer…” Nagisa wordt ineens weer verlegen. “Ik zei het gisteren toch al? Ik help je alleen. Ik ben niet geïnteresseerd in drama. Zelfs al lukt het je om de club weer op te richten, ik doe niet mee.” Nagisa gaat verdrietig weer zitten. “Jij zal vaak de aandacht hebben. Jij maakt alle beslissingen. Jij wil toch graag een toneelstuk doen?” Nagisa kijkt naar de grond. “Maar… kan ik dat allemaal wel?” “Kom op, je mag van die posters bij voorbeeld maken wat je wil.” Opeens kijkt Nagisa weer blij. “Alles wat ik maar wil? Mag ik dan ook mijn favoriete tekening erop maken?” Ze wordt helemaal enthousiast. “Ja, natuurlijk. Het is nogal saai met alleen maar woorden.” Nagisa pakt haar pen en begint te tekenen. “Dango, dango, dango, dango, dango daikazoku,” begint ze te zingen. “Klaar!” Ze laat de tekening zien. Er staan allemaal rondjes met streepjes als ogen op het papier. Tomoya zucht. “Is dat… Wat vroeger ooit zo bekend was?” “Ja! Dango daikazoku! Ik vind het geweldig.” Nagisa kijkt tevreden naar haar tekening. “Waarom nou precies ‘de grote dango familie’… Dat is al zo oud.” “Maar ik vind het nog steeds heel schattig… Vind je het niet goed?” mompelt Nagisa bijna onverstaanbaar. “Nou eh, als jij het goed vindt houd het dan maar zo. Trouwens, ik zei net nog dat je mocht doen wat je zelf wou.” Het is even stil. “Kipnuggets!” schreeuwt Nagisa, en Tomoya schrikt zich naar. Nagisa zucht en kijkt beschaamd naar Tomoya. “Oh, dat doe ik als ik ergens moed voor verzamel. Als ik iets goed doe eet ik daarna iets lekkers als beloning. Vreemd hè?” Ze lacht onzeker. “Nee, dat is niet zo vreemd. Laten we in plaats van kipnuggets lekker dango’s eten en naar huis gaan. Nadat we die flyers hebben opgehangen natuurlijk.” Nagisa straalt en knikt.
‘Ik heb echt te veel vrije tijd,’ denkt Tomoya terwijl hij naar de poster aan de muur kijkt. “Au!” hoort hij uit een lokaal. Hij doet de deur open en ziet bij het raam een klein meisje zitten. Ze heeft een blok hout in haar handen in de vorm van een ster en ze snijd met een mes groffe stukjes eraf. Tomoya komt dichterbij terwijl het meisje haar vingertop raakt en weer “au” zegt. Tomoya staat naast haar tafel te kijken. Het meisje kijkt langzaam omhoog en begint te gillen. Ze rent naar de andere kant van het lokaal. In de hoek begint ze naar Tomoya te staren. “Schrok je van me? Sorry, mijn fout. Is dit het kunst clublokaal?” Het meisje schudt haar hoofd. “Maak je dan huiswerk voor de kunstclub?” Het meisje schudt weer haar hoofd. “Maar wat is dat dan?” Tomoya wijst naar de ster in haar handen. “Dit? Dit is mijn… Mijn favoriete…” Ze begint te blozen en haar ogen gaan dicht. “Hé, wacht even,” begint Tomoya, maar het meisje staat in een soort van trans met de ster in haar armen. Tomoya zucht en loopt naar haar toe. Hij pakt het mes uit haar hand en zegt “hey!” Het meisje schrikt en kijkt naar haar lege hand. Als ze doorheeft dat Tomoya het mes heeft afgepakt probeert ze hem terug te pakken. “Het mes is stomp, dat is gevaarlijk,” zegt Tomoya terwijl hij het achter zijn rug houdt. “Geef het alsjeblieft terug!” “Je moet een goed, geslepen mes gebruiken,” antwoordt Tomoya. “Er is vast wel één in het kunstlokaal.” “Geef het nou terug!” roept het meisje. “Je hand doet pijn hè?” zegt Tomoya. “Het doet geen pijn,” zegt het meisje terwijl ze een stap achteruit doet. “Geef me een hand,” zegt Tomoya, en het meisje geeft hem een hand zonder na te denken. De tranen schieten in haar ogen en ze trekt een vies gezicht. “Zie je wel, het doet pijn.” “Het doet helemaal niet pijn,” zegt het meisje met tranen in haar ogen. “High five!” Het meisje kijkt beduusd. “Weet je wel, zoals bij basketbal als iemand heeft gescoord,” legt Tomoya uit. “Oh, dat ken ik!” Het meisje maakt bewegingen alsof ze een bal op de grond stuitert en hem weggooit. “Dribbel, dribbel, shoot! Raak!” Tomoya zucht. “Goedzo! Mooi schot!” Ze doen een high five alsof het een echt punt was en het meisje krimpt ineen. “Zie, het doet heus wel pijn.” Ze schudt haar hoofd en zegt weer met tranen in haar ogen “het doet niet pijn”. “Ik houd dit wel bij me,” zegt Tomoya terwijl hij het mes laat zien. “Tot later.” En hij laat het meisje verdrietig achter.
Tomoya hangt een poster aan de muur. ‘Dat was de laatste.’ “Mensen gevraagd voor de dramaclub?” Sunohara komt naast hem staan en kijkt naar de poster. “Okazaki, ben je hier de hele tijd mee bezig?” “Wat heb jij dan de laatste tijd gedaan?” vraagt Tomoya. Sunohara lacht. “Ik heb getraind om Tomoyo Sakagami te kunnen verslaan. Maar… De dramaclub? Het verbaasd me dat je weer geïnteresseerd bent in zoiets stoms als clubs. Ik dacht dat je mensen die meedoen aan club activiteiten zo haatte dat je ervan moest kotsen?” Tomoya balt zijn vuist. “Ach, vertel me er later maar meer over. Ik zie je dan.” Sunohara rent weg en Tomoya kijkt hem na. “Okazaki…” Tomoya schrikt en draait zich om. Daar staat Nagisa. “Okazaki, heb je een hekel aan club activiteiten?” “Uh, nee, hij was me aan het plagen.”
‘Als ze ze niet meer verkopen, moet ik ze zelf maar maken.’ Tomoya zit aan zijn bureau. Hij schildert oogjes van saus op rijstbolletjes die hij aan een stokje heeft geregen. ‘Het is in ieder geval beter dan niets.’ Hij legt het stokje neer en pakt de volgende. “Oh, wat nostalgisch.” Tomoya schrikt en schuift zijn stoel opzij terwijl zijn vader naar de stokjes kijkt. “Wat ga je hiermee doen?” Tomoya kijkt zijn vader kwaad aan en wordt dan kalmer. “Ik geef het aan een vriend.” Vader zet een stap dichterbij waarna Tomoya met zijn stoel verder achteruit rolt. “Misschien kan ik je helpen? Wat kan ik doen? Wil je het me leren?” Vader pakt een stokje op. “Leg dat terug!” schreeuwt Tomoya, en hij staat op. “Ik heb er genoeg van! Waarom praat je tegen me als een vreemde?! Wat beteken ik eigenlijk voor je?!” Hij slaat zijn vuist tegen de muur. Het is even stil. “Tomoya…” Tomoya rent langs zijn vader, pakt de zak met dangostokjes en rent het huis uit. ‘Klotezooi!’ Hij blijft rennen tot hij even op adem moet komen. Dan ziet hij Nagisa, die aan het vegen is.
“Ah, de grote dangofamilie!” zegt Nagisa stralend. Ze zijn samen op een bankje bij de speeltuin gaan zitten. “Het zijn geen echte dango’s, maar…” begint Tomoya. Nagisa schudt haar hoofd. “Ik ben er hartstikke blij mee.” Ze kijkt naar de dango’s. “Het is echt een grote familie. Ik wou dat ik erbij hoorde.” Ze lacht en dat doet Tomoya glimlachen. “Ik voelde me vandaag eigenlijk steeds verdrietig. Bij het corveeën was iedereen uit mijn klas eerst bezig, maar voor ik het wist was ik alleen. Ik ben altijd ongemakkelijk. Vroeger werd ik er heel vaak mee geplaagd. Maar nu voel ik me vrolijk, door jou, Okazaki.” Het is even stil. Tomoya herinnert zich het gesprek met Sunohara. “Over wat Sunohara eerder zei…” Nagisa kijkt hem aan. “Sunohara en ik werden toegelaten tot de sportclubs op deze school.” Tomoya staat op. “Sunohara deed voetbal, ik basketbal. Maar snel nadat ik erbij kwam stopte ik er weer mee om een bepaalde reden.” “Vond je basketbal niet leuk meer?” suggereert Nagisa. “Dat is het niet, ik heb al heel lang geen bal meer aangeraakt.” “Okazaki, wil je dan morgen basketbal spelen met mij, na schooltijd? Hoewel ik er niet zo uit zie ben ik best atletisch. Ik zal op je wachten op het veld bij de school.” Nagisa staat ook op. “Eh, nee, ik…” mompelt Tomoya. “Laten we basketbal spelen,” zegt Nagisa lachend.
De volgende dag zit Tomoya op Sunohara’s kamer op de grond terwijl Sunohara uitgebreid op zijn bed ligt. De lucht is grijs, en Tomoya kan Nagisa niet uit zijn hoofd houden. “Okazaki, laten we maar een dagje vrij nemen,” zegt Sunohara. “Het is zaterdag, we hebben toch maar een halve dag les.” “Dat is waar,” mompelt Tomoya, terwijl hij naar buiten staart. Hij hoort een donderslag in de verte. Even later regent het en Tomoya ligt nu op de grond. Hij gaat rechtop zitten en Sunohara kijkt hem aan. “Waarom kijk je toch zo bezorgd?” Tomoya staat op en denkt even na. “Sunohara, ik heb even je paraplu nodig.”
Tomoya loopt met Sunohara’s paraplu door de regen. ‘Ze zal toch niet…’ Hij loopt richting school. Bij het basketbalveld aangekomen ziet hij Nagisa in de regen staan met een basketbal in haar handen. “Furukawa!” schreeuwt Tomoya, en hij rent naar haar toe. Hij doet zijn jas uit en legt het over Nagisa’s schouders. Ze kijkt op en glimlacht. “Ben je gek geworden? Het regent, dus je had naar huis moeten gaan!” “Maar… Als jij kwam terwijl ik weg was hadden we elkaar niet gezien.” Ze ziet er koud en versuft uit. “Maar je wist helemaal niet of ik wel zou komen!” schreeuwt Tomoya. “Maar… Je kwam wel. Okazaki heeft mij altijd geholpen. Dus het minste wat ik kon doen was basketbal met jou spelen… Om wat terug te doen.” “Wat moeten we nu doen in deze regen?” vraagt Tomoya. “Laat mij zien hoe je schiet,” zegt Nagisa, en ze reikt Tomoya de bal aan. “Ik wil het graag eens zien. Ik heb nog nooit een basketballer van dichtbij zien schieten. Je moet zo staan voor je schiet, toch?” Nagisa staat met haar voeten bij elkaar en de bal net boven haar hoofd. “Maar jij schiet zeker niet onderhands hè?” Het is even stil en dan pakt Tomoya de bal aan. Hij kijkt naar de bal en dribbelt er even mee. Hij gaat klaar staan terwijl Nagisa verwachtingsvol toekijkt. Tomoya maakt een vreemde beweging en de bal stuitert een halve meter voor hem op de grond. Tomoya zakt op zijn knieën en sluit zijn ogen. “Ik kan mijn rechterarm niet goed optillen.” Hij gaat rechtop zitten. Toen ik in de derde klas zat kreeg ik eens ruzie met mijn vader, en ik deed mijn rechterarm pijn. Ik kan mijn arm niet boven mijn schouder tillen. Ik kan nooit meer basketbal spelen.” Nagisa kijkt met grote ogen naar Tomoya en doet een stap achteruit. “Het spijt me… Ik…” Ze doet nog een stap achteruit. “Furukawa!” Nagisa brengt haar hand naar haar hoofd en sluit haar ogen terwijl ze achteruit loopt. “Ik… Ben je alleen maar… Tot last…” Ze valt op de grond en Tomoya rent naar haar toe. “Furukawa!”
Er zijn nog geen reacties.