Eerste keer
“Inisula! Inisula Band’r!”
Een matig krijger komt de hut binnengestormd. Ziet hij niet dat ik in gesprek ben met iemand van hogere stand dan hij? En me dan ook nog zo recht aanspreken. Mij, wie allen behalve de vier hogen, onze leiders, ver overschaduwt.
“Inisula Band’r ik breng slecht nieuws.”
Geërgerd draai ik me om naar de nog jonge man. Hij is lang met lang bruin haar in een staart. Hij houd zijn hand omhoog. In zijn palm zie ik een kromzwaard gebrandmerkt staan, het teken van de bewakers van de hogen. Misschien had ik hem onderschat.
“Spreek” beveel ik nors. Hij deinst niet terug, wat zeker een plus is.
“Uw man, Médo Band’r is zojuist gevallen in de strijd”. Hij zei het kalm, recht in mijn gezicht. Een bericht dat ik nooit had verwacht, gebracht op een manier die ik nooit had verwacht… Maar deze man was een van zijn bewakers.
“En waar was jij toen dit alles gebeurde? waar zijn de rest van zijn bewakers?” vroeg ik geërgerd. Van mijn verwarring liet ik niets blijken.
“Ze zijn samen met uw man gestorven.” Antwoordt de jongen. “Ik was de laatste levende en ik dacht dat iemand u op de hoogte moest brengen.”
“Waar.” Eis ik terwijl een kille woedde bezit van mij begint te nemen.
“Wat bedoelt u, waar?” vroeg de jongen verward.
“Waar, liggen de resten van mijn man.”
“Ruim 15 minuten richting de dagenraad.” Vertelde hij me als antwoord. Kil kijk ik hem aan, al zijn waardigheid in mijn ogen verdwenen. “Ik wil maar een ding weten” zeg ik terwijl ik hem met een uitgestreken gezicht aankijk. Woedde jegens hem voel ik niet, enkel minachting dat hij zijn plicht had verzuimd en gevlucht was. Al mijn woedde is gericht naar Médo’s moordenaar.
“Zijn naam is Álan Heroen, hij is een van de hogen van de groep die ons vannacht aanviel. Ze zijn uit op ons gebied bij de rivier, maar ik zal niet opgeven, hoever we ook in de minderheid zijn!”
Zijn dappere woorden deden niets meer voor hem hij was gevlucht, hij is niets meer, hij is het niet waard om te leven. Zonder verder nog iets te zeggen pak ik een van mijn dolken en boor deze onder zijn linker arm door, door de zwakke plek in zijn bescherming, recht in zijn hart. Een zwakkeling verdient het niet te vechten in mijn groep. Als ik weg loop bedenk ik me: ik wist geeneens zijn naam.
“Volg me niet,” riep ik naar de mensen achter me die muisstil hadden toegekeken. “dit doe ik alleen.”
De kalmte in mijn eigen stem verontrust me meer dan ik ooit aan iemand zou toegeven, maar het bracht mijn kokende bloed ook enigszins tot rust. Ik kan dit!
Overal om me heen wordt gevochten, maar ik ben in een waas. Ergens in mijn eigen wereld waar alleen mijn groeiende haat voor Álan Heroen en de oplichtende dagenraat er toe doen. Wie in mijn weg komt wordt neergestoken of lamgeslagen door een van de vele wapens die ik bij me draag. Niets… niemand… doet er nog toe.
Tot ik hem zie, Médo, mijn Médo. Om hem daar te zien liggen.. ik.. ik kan het niet geloven.
Ik pak zijn hand op, maar het heeft geen zin. De man waar ik van hou is weg.
Ik laat zijn hand vallen, de waas verdwijnt, opgeslokt door mijn woedde en haat. De boom waar de resten van mijn man tegenaan liggen beklim ik om een beter overzicht over het gebied te krijgen. Het is een bos dus ver kijken lukt me niet, maar ik kan vanaf hier wel gezien worden.
“Álan! Jij lafaard! Kom tevoorschijn en vecht met me!” Schreeuw ik door de bomen en over het lawaai van metaal tegen metaal en het geschreeuw van gewonde krijgers. Ze doen er niet toe.
“Ik ben Álan.” zegt een zware en erg arrogante stem van recht onder me. Hij praat zacht, maar het is voldoende. Ik hoor hem.
“Dus jij denkt dat je mij aan kan. Ha. Je moet weten dat ik nog nooit een gevecht verloren heb en al helemaal niet van een vrouw.” Pronkt hij terwijl hij zijn gele tanden bloot lacht. Hoewel hij zeker erg breed is lijkt hij van hierboven niet erg groot en met zijn haar aan de verkeerde kant van zijn gezicht ziet hij er belachelijk uit.
“Hé apenkin!” roep ik naar beneden. “Ik ga je scheren!” Daarna spring ik naar beneden, maar hij is sneller dan ik dacht en terwijl ik mezelf naar beneden laat vallen klimt hij de boom in, waardoor hij nu hoger en voordeliger zit dan ik.
“Lafvaart!” schreeuw ik naar boven, maar het doet hem weinig. Hij grijnst en haalt een vesoen, een dolk met een gespleten uiteinde, waardoor het twee punten heeft, tevoorschijn en springt naar beneden, recht op me af.
Hij onderschat me. Op het laatste moment spring ik opzij en trek ik mijn dubbelzwaarden uit hun schede. Terwijl ik met het ene zwaard de onderarm en hand waarmee hij zijn vesoen vast houd afhak, steek ik mijn andere zwaard dwars door zijn met leer bedekte buik heen en ram ik het uiteinde ervan klem in de barst van de boom. Hij kan geen kant meer op en ik ben ervan onder de indruk dat hij nog steeds leeft.
“Neeh..” raspt hij. Ik verlies… nooit.
Eens moet de eerste keer zijn verklap ik hem terwijl ik een van de tweelingzwaarden weg stop.
Ik wil weg lopen, maar iets houd me tegen. Ik blijf de man aankijken.
Álan Heroen, wat een triest geval. Ik kan gewoon niet begrijpen hoe zoiets hoge kan worden. Dit hele systeem is verrot!
“Weet je Álan, volgens mij heb je me toch nog een plezier gedaan.” Fluister ik zo dat alleen hij het hoort. “Hebt me laten zien hoe triest mannen eigenlijk zijn. Ik ben sterker dan wie ook in zowel jou als mijn groep en dat ga ik ze laten zien. Jou groep is verleden tijd, er zullen geen overlevenden zijn. Mijn groep zal laten zien wie hier de beste is en ik… Ik zal de eerste hoge vrouw worden. Hoger dan de hoge mannen! De eerste!”
Op dat moment schrok Kinoé op uit zijn slaap. Hij, een acht jarige jongen uit de Hulu van de voorzieners had net de vreemdste droom ooit gehad. Hij was niet zichzelf, maar een brede sterk uitsziende vrouw met kort wit haar… Inisula. Ook was het in zijn droom warm. De lucht om hem heen was warm terwijl er nergens vuur was.
Hij snapte er niet van, maar een ding wist hij wel, wat in zijn droom gebeurde was echt. De droom was echter geen voorspelling, hoewel hij nog nooit van deze mensen had gehoord wist hij dat drie totaal onbekende mensen op een plek die hij niet kende zojuist waren overleden.
Dit wist hij zeker: zijn gift had zich voor de eerste keer geopenbaard en het was niet de gift van een voorziener, een voorspeller, zoals zijn ouders. Als iemand hier ooit achter kwam zou hij verbannen worden uit de Hulu. Zo was het.
Hij besloot gelijk dat hij dit aan niemand kon vertellen. Als dit zijn gift was kon niemand er van weten, hij wilde niet van zijn Hulu, zijn vrienden en familie, gescheiden worden. Nooit!
Er zijn nog geen reacties.