18. Secrets do think
“Dawn, is alles in orde?” Dolleman komt gehaast naar me toegelopen en trekt me aan mijn elleboog recht. “Hier.” Hij geeft me een zakdoekje, waarmee ik al het bloed van mijn gezicht wegveeg. “Stilstaan.” beveelt hij me terwijl hij mijn gezicht op zich richt door mijn kin vast te nemen. “Balsemio.” Ik voel voorzichtig aan mijn neus en merk meteen dat hij gestopt is met bloeden en geen zeer meer doet. “Bedankt.” Ik knik nog even en loop dan naar het toilet om me wat op te frissen. Ik gooi wat water in mijn gezicht en staar naar mijn evenbeeld in de spiegel. “Niet te doen.” Ik wrijf het haar dat in mijn gezicht was gevallen naar achter en ga dan op zoek naar Harry en Hermelien om hen het goede nieuws te vertellen. Buiten het feit dat de draken niet zo’n goed nieuws zijn.
“Marcel, heb jij Harry en Hermelien gezien?” “Ja, ze zijn in de leerlingenkamer.” “Dankje. Loop je anders mee? We moeten toch gaan slapen.” “Ik moet nog even naar Loena.” Ik knik en loop dan gehaast de marmeren trappen op naar de leerlingenkamer van Griffoendor. Het wachtwoord laat het portret opzij gaan en ik storm - na bijna over het overstapje te hebben gevallen - naar binnen. “Hermelien, Harry! Ik heb geweldig nieuws.” “Oh, hallo Ron.” Hij kijkt me niets zeggend aan en loopt dan de korte trapjes op naar de slaapzaal. “Wat is er Dawn?” Hermelien legt de papieren van op de zetel op het kleine koffietafeltje, waar ik me onmiddellijk neer zet. “Hagrid heeft me laten zien wat de eerste opdracht is.” “Wat dan?” Harry gaat op het puntje van de zetel gaan zitten en brengt zijn gezicht dichter naar het mijne. “Draken. Vier, dus waarschijnlijk voor elk één. Meer weet ik jammer genoeg niet.” “Hmm, ik hoop dat hij mee valt. Ze zullen je alleszins niet laten vermoorden door zo’n beest.” Hermelien probeert wat humor in de situatie te brengen, wat haar jammer genoeg mislukt. “Ik vertel het morgen aan Carlo.” “Moet je doen.” Hermelien wenst ons een goede nacht en loopt dan naar boven. Ik geef Harry nog een kus op zijn slaap en loop haar dan achterna. “Slaapwel.” “Slaapwel.”
De zonnestralen prikken in mijn ogen en zoals altijd ben ik te laat, maar gelukkig zijn er geen lessen vandaag, want de eerste opdracht is zo. Ik trek een blauwe kousenbroek, een grijs kleedje en ballerina’s aan en loop dan met Ruby op mijn schouder naar beneden. Ik kan niet meer gaan ontbijten, maar ga op zoek naar Carlo, Fleur en Victor. Carlo heeft het al gehoord van Harry en Fleur en Victor kijken me met grote ogen aan. “Dank je. Ik vergeet het niet.” Fleur loopt van me weg en ook Victor reageerde hetzelfde toen ik het hem vertelde. “Oh ja, Dawn, Harry en Hermelien zochten je. Leerlingenkamer.” Ik knik naar Fred en loop dan terug naar de leerlingenkamer, waar ik zonet van kwam.
“Wat is er?” “Sirius.” Ik kijk hen vragend aan, maar ga dan toch achter hen staan aan de haard. “Hallo Sirius.” “Dag Harry, Hermelien. Zouden jullie me niet eens voorstellen?” Beiden gaan ze een stapje opzij en voor ze mijn naam kunnen zeggen, schreeuwt Sirius het uit. “Dawn? Dawn Fergusson, ben jij dat? Je lijkt sprekend op je moeder.” Ik glimlach vriendelijk, maar vraag me toch in mijn gedachten af waar hij me van kent. Hermelien legt een arm rond mijn schouders en drukt een kus tegen mijn slaap, wanneer tranen in mijn ogen opwellen. “Het spijt me.” verontschuldigt Sirius zich gemeend. Het gesprek vlot heel erg goed, we praten over het toernooi, de heer-die-niet-genoemd-mag-worden, Harry’s ouders, Perkamentus en nog een hele boel andere onderwerpen. “Het spijt me Harry, maar ik moet gaan. Ik heb bezoek.” “Slaapwel Sirius.” zeggen we in koor en lopen dan elk onze eigen weg uit naar de slaapzaal.
Het valt me zwaar om in slaap te vallen, want allerlei vragen flitsen door mijn gedachten. Hoe komt het dat Sirius mijn ouders heeft gekend? Wie is die Sirius? Van waar kent hij mij? Ik kan er geen eind aan vastknopen, waardoor het me vanbinnen een raar gevoel geeft. Vermoeid sluit ik mijn ogen en val dan toch na ongeveer een half uur in slaap.
“Aixeca't ¡Maleïda sigui! Vostè ha de dir-me, vostè ha! Ara! Sóc aquí a un nadó hores d'espera!” Vreemde woorden dringen mijn gehoor binnen; Catalaans. Meteen herken ik de taal die mijn ouders vroeger ook soms spraken. Geen idee waarom, maar nu pas begint het me te dagen. Toen ik klein was lette ik daar niet op, maar ik moet het dus onbewust in me opgenomen hebben. “Sta op verdomme! Je moet het me zeggen, je moet! Nu! Ik ga hier geen uur meer wachten kind!” In mijn gedachten vertaal ik woord per woord. Pas na enkele minuten heb ik echt door wat er rondom me gebeurt en snel naar de deur, maar die is magisch vergrendeld. “Laat me er uit!” schreeuw ik angstig en begin met mijn vuisten hard op de deur te bonken.
“Marcel, heb jij Harry en Hermelien gezien?” “Ja, ze zijn in de leerlingenkamer.” “Dankje. Loop je anders mee? We moeten toch gaan slapen.” “Ik moet nog even naar Loena.” Ik knik en loop dan gehaast de marmeren trappen op naar de leerlingenkamer van Griffoendor. Het wachtwoord laat het portret opzij gaan en ik storm - na bijna over het overstapje te hebben gevallen - naar binnen. “Hermelien, Harry! Ik heb geweldig nieuws.” “Oh, hallo Ron.” Hij kijkt me niets zeggend aan en loopt dan de korte trapjes op naar de slaapzaal. “Wat is er Dawn?” Hermelien legt de papieren van op de zetel op het kleine koffietafeltje, waar ik me onmiddellijk neer zet. “Hagrid heeft me laten zien wat de eerste opdracht is.” “Wat dan?” Harry gaat op het puntje van de zetel gaan zitten en brengt zijn gezicht dichter naar het mijne. “Draken. Vier, dus waarschijnlijk voor elk één. Meer weet ik jammer genoeg niet.” “Hmm, ik hoop dat hij mee valt. Ze zullen je alleszins niet laten vermoorden door zo’n beest.” Hermelien probeert wat humor in de situatie te brengen, wat haar jammer genoeg mislukt. “Ik vertel het morgen aan Carlo.” “Moet je doen.” Hermelien wenst ons een goede nacht en loopt dan naar boven. Ik geef Harry nog een kus op zijn slaap en loop haar dan achterna. “Slaapwel.” “Slaapwel.”
De zonnestralen prikken in mijn ogen en zoals altijd ben ik te laat, maar gelukkig zijn er geen lessen vandaag, want de eerste opdracht is zo. Ik trek een blauwe kousenbroek, een grijs kleedje en ballerina’s aan en loop dan met Ruby op mijn schouder naar beneden. Ik kan niet meer gaan ontbijten, maar ga op zoek naar Carlo, Fleur en Victor. Carlo heeft het al gehoord van Harry en Fleur en Victor kijken me met grote ogen aan. “Dank je. Ik vergeet het niet.” Fleur loopt van me weg en ook Victor reageerde hetzelfde toen ik het hem vertelde. “Oh ja, Dawn, Harry en Hermelien zochten je. Leerlingenkamer.” Ik knik naar Fred en loop dan terug naar de leerlingenkamer, waar ik zonet van kwam.
“Wat is er?” “Sirius.” Ik kijk hen vragend aan, maar ga dan toch achter hen staan aan de haard. “Hallo Sirius.” “Dag Harry, Hermelien. Zouden jullie me niet eens voorstellen?” Beiden gaan ze een stapje opzij en voor ze mijn naam kunnen zeggen, schreeuwt Sirius het uit. “Dawn? Dawn Fergusson, ben jij dat? Je lijkt sprekend op je moeder.” Ik glimlach vriendelijk, maar vraag me toch in mijn gedachten af waar hij me van kent. Hermelien legt een arm rond mijn schouders en drukt een kus tegen mijn slaap, wanneer tranen in mijn ogen opwellen. “Het spijt me.” verontschuldigt Sirius zich gemeend. Het gesprek vlot heel erg goed, we praten over het toernooi, de heer-die-niet-genoemd-mag-worden, Harry’s ouders, Perkamentus en nog een hele boel andere onderwerpen. “Het spijt me Harry, maar ik moet gaan. Ik heb bezoek.” “Slaapwel Sirius.” zeggen we in koor en lopen dan elk onze eigen weg uit naar de slaapzaal.
Het valt me zwaar om in slaap te vallen, want allerlei vragen flitsen door mijn gedachten. Hoe komt het dat Sirius mijn ouders heeft gekend? Wie is die Sirius? Van waar kent hij mij? Ik kan er geen eind aan vastknopen, waardoor het me vanbinnen een raar gevoel geeft. Vermoeid sluit ik mijn ogen en val dan toch na ongeveer een half uur in slaap.
“Aixeca't ¡Maleïda sigui! Vostè ha de dir-me, vostè ha! Ara! Sóc aquí a un nadó hores d'espera!” Vreemde woorden dringen mijn gehoor binnen; Catalaans. Meteen herken ik de taal die mijn ouders vroeger ook soms spraken. Geen idee waarom, maar nu pas begint het me te dagen. Toen ik klein was lette ik daar niet op, maar ik moet het dus onbewust in me opgenomen hebben. “Sta op verdomme! Je moet het me zeggen, je moet! Nu! Ik ga hier geen uur meer wachten kind!” In mijn gedachten vertaal ik woord per woord. Pas na enkele minuten heb ik echt door wat er rondom me gebeurt en snel naar de deur, maar die is magisch vergrendeld. “Laat me er uit!” schreeuw ik angstig en begin met mijn vuisten hard op de deur te bonken.
Er zijn nog geen reacties.