7.3
Ik sloot mijn auto en liep naar de voordeur. Mijn maag was aan het vechten met zichzelf. Ik had pijnlijke steken, maar wist niet of het te wijten was aan de stress of aan het monster. Nog voor mijn vingers op de deurbel konden drukken, werd de deur al geopend. Ik meen dat ik toen naar adem moest happen. Hij stond in de deuropening, helemaal anders als dat ik me had voorgesteld, maar tegelijkertijd zag ik zoveel gelijkenissen met de persoon die ik ooit gekend had. Zijn blonde haren waren langer, maar het stond hem. Enkele rimpels hadden hun plaats opgeëist in zijn voorhoofd en de littekens op zijn linkerwang uit zijn jeugd waren nog altijd zichtbaar, maar dat alles maakte het plaatje alleen maar compleet. Uiterlijk had hij nog zoveel weg van de man waarop ik verliefd geworden was. Innerlijk was hij hoogstwaarschijnlijk ook nog voor een groot deel hetzelfde, maar tussen ik en hem lag een onoverbrugbare oceaan. ‘Goeiemiddag Cérise.’ Zijn stem was vriendelijk en open, maar ik merkte de spanning, de zenuwen die hem waarschijnlijk ook al nachten in de ban hielden. Ik glimlachte, deed een stap vooruit en legde mijn hand in zijn nek. Voorzichtig gaf ik hem een kus op de wang. Nog steeds droeg hij hetzelfde parfum. Ik werd er duizelig van, het was alsof ik even in het verleden leefde.
Hij gebaarde dat ik binnen mocht komen. ‘Neem maar de eerste deur links.’ Ik aarzelde. ‘Maak je niet ongerust, ik ben alleen. Ik wil niemand hierbij hebben’, vervolgde hij. Ik knikte en gehoorzaamde. Onbewust gleed mijn blik naar zijn handen. Ik voelde een pijnscheut in mijn hart en prikkende tranen die smeekten om losgelaten te worden. Ik verbeet de pijn letterlijk op mijn lip. Het kostte me moeite om mijn ogen af de wenden van de ring rond zijn vingers. Het was de oceaan die tussen ons in lag.
Er zijn nog geen reacties.