Themawedstrijd Hel || Opdracht 1
Een hels kabaal trok door het hele strafkamp. Hoelang zat ik hier al? Waren het dagen, maanden of zelfs jaren. Van tijd had ik dit moment geen besef meer. Mensen liepen overal en stormden in allemaal richtingen en ik? Ik stond er maar tussen als een levenloos ding, een standbeeld dat geen tekenen van leven toonde. Kijkend naar al die mensen die zich rusteloos heen en weer bewogen in de massa. Zelfs het luide geschreeuw, drong amper tot me door. Dit alles deed me niets, het kon me niets meer schelen. Leven of dood, wat zou het nog uitmaken? Plotseling kwam een man met een hark van drie tanden op me aflopen. Vreemd, maar ik dacht er niet bij na. Een uitgemergelde hand werd uitgestoken en ik schudde hem. ‘Michael, Michael Jackson,’ stelde ik mezelf aan de man voor. Hij knikte me toe, maar een naam werd niet gezegd. De man wenkte me mee en twijfelend liep ik achter hem aan. Geen idee wat hij me zou vertellen of aan zou doen. Misschien was hij wel een vijand. Toch liep ik achter hem aan, want wat moest ik anders.
We kwamen in een ruimte waar blijkbaar alle mensen heen werden geleid, want in een krap kamertje stond iedereen op een hoopje. Om me heen hoorde ik flarden van gesprekken. We mochten hier in de volgende kamer een douche nemen. Steeds werden er een stuk of drie mensen opgehaald, die zich mochten douchen. De rij ging niet snel en plotseling werd er luid door de kwebbelende mensen heen geschreeuwd. Een man schreeuwde iets over vergassing en dat we allemaal weg moesten gaan. Toch bleef iedereen rustig staan, want wat moesten we? Weghollen alsof ons leven er vanaf hing? We konden toch nergens heen. Plotseling begon de man die naast me stond te praten: ‘Hij heeft gelijk. We moeten weg hier.’ Wantrouwend keek ik de man aan, maar ik geloofde hem. Samen met de man probeerde ik anderen over te halen om ook mee te gaan, maar iedereen wilde douchen en niemand geloofde ons. Ze dachten dat we hen weg wilden lokken, zodat wij eerder konden douchen. Dus liepen we met z’n tweeën bij de groep vandaan. We moesten actie ondernemen, maar ik had geen idee hoe.
‘Ik heb een idee. Zou je mee willen werken?’ sprak de man tegen me. ‘Ik wil u wel helpen, maar dan moet u me eerst vertellen wie u bent en wat het idee is,’ antwoordde ik dreigend. ‘Als ik jou ga vertellen wie ik ben, geloof je me niet dus werk gewoon mee aan mijn plan,’ zei de man rustig. ‘Nee, ik werk niet mee, zonder te weten waaraan ik meewerk.’
‘Oké, omdat je zo doordramt zal ik het je vertellen. Ik ben Poseidon de god van de zee, broer van de oppergod Zeus en de zoon van Cronus en Rhea,’ stelde hij zich voor.
Even keek ik hem vol ongeloof aan, maar hij had gelijk. Hij droeg de drietand, dit moest er wel op wijzen dat zijn verhaal waar was. Eerst had ik gedacht dat het een hark was, maar natuurlijk was dit het niet… Om verder te gaan waar het over hadden keek ik Poseidon weer aan. ‘Wat is je plan,’ vroeg ik toen ik mijn aandacht weer volledig om hem gericht had. ‘Aangezien ik de god van de zee ben, kan ik ervoor zorgen dat het zal overstromen, maar waarschijnlijk zullen hier mensen aan doodgaan. Dus mijn plan was als volgt: jij bent Michael Jackson…’
‘Ja, ik weet dat ik Michael ben,’ zei ik bot. ‘Wacht laat me verder praten. Jij bent Michael Jackson dus jij kunt met je zang en dans al die mensen de douchen uitlokken. Als ik dan zorg dat op dat moment de douchen overstromen zullen de werknemers die daar mensen vergassen, verdrinken. De mensen die op dat moment onder de douchen staan, zullen sterven, maar we kunnen veel mensen redden.’
‘Ik vind het een slecht idee,’ zei ik, ‘de werknemers die er op dat moment staan, zullen niet de enigen zijn.’
‘Nee, natuurlijk zijn er meer, maar we moeten gewoon vluchten,’ antwoordde Poseidon. Aangezien er verder geen mogelijkheden waren, stemde ik met zijn idee in. We liepen terug naar de douchen en ik probeerde de mensen te lokken door te dansen en te zingen. Eerst wilde dit niet zo lukken, maar Poseidon schoot me te hulp.
Na zo’n tien minuten hadden we al heel erg veel mensen naar buiten kunnen lokken. Alleen een paar standvastige mensen stonden nog in de kamer. Poseidon vond dat dit hun eigen schuld was en zij dat hij geen rekening kon houden met deze mensen. ‘Je moet je gang maar gaan,’ zei ik tegen hem en ik had het nog niet gezegd of het water begon al te stromen. De mensen die nog in de kamer stonden, vluchten nog net naar buiten en vervolgens stond het water tot aan de nok van het huis. Het begon zelfs al naar buiten te stromen. ‘Vluchten,’ schreeuwde ik over de hele menigte. Als één grote massa kwamen de mensen in beweging. Iedereen rende en rende en we ontsnapten aan het kamp. We waren bevrijd van het kamp, bevrijd van de dood en we waren weer vrij. Vluchtig keek ik om me heen, maar Poseidon kon ik nergens meer vinden. Hij was in het niets verdwenen…
Er zijn nog geen reacties.