Foto bij Nobody knows - 4/4

Hier is het laatste deel. Het hele verhaal is een beetje... raar, of in ieder geval anders dan ik had verwacht, maar ik vond het desondanks leuk om te schrijven, en ik hoop dat jullie het niet heel verschrikkelijk vonden het te lezen. ^^

Het was gemakkelijker om zich onopgemerkt in de buurt van de stad te vestigen dan hij had verwacht. Hij had een vrij ruig en dichtbegroeid stuk bos uitgekozen op zo’n vijf kilometer afstand van de eerste huizen, waar hij een grot was tegengekomen die hem bescherming bood op regenachtige dagen. Om ontdekking te voorkomen bleef hij zoveel mogelijk uit de buurt van de bewoonde wereld, precies zoals hij het de afgelopen maanden in andere delen van het woud had gedaan, maar af en toe kon hij zich niet inhouden. De eerste keer was hij vast overtuigd dat het ook de enige keer zou blijven, de tweede keer besloot hij dat hij dat echt niet nog een keer kon doen en de derde keer besefte hij dat het een gewoonte begon te worden, waarin hij voor het eerst gelijk had. En dus vond hij zich na verloop van tijd bijna iedere avond in de buurt van het kasteel, starend naar de torens en de muren waar hij de beste tijd van zijn leven had doorgebracht en waar al zijn nietsvermoedende vrienden zich misschien wel afvroegen waar hij was gebleven.
      Allemaal behalve Arthur, natuurlijk. Soms vroeg Merlin zich af of de koning inmiddels spijt had van zijn acties, maar die gedachte probeerde hij altijd zo snel mogelijk weg te drukken. Het was te pijnlijk, en hij wist het antwoord sowieso wel. Nee.
      Sinds hij geen kant en klaar kasteeleten meer voorgeschoteld kreeg, moest hij daar zelf voor zorgen. Het koken was geen probleem, aangezien hij dat tijdens langere tochten altijd voor Arthur en eventuele andere reisgenoten had moeten doen, maar het jagen was iets wat hij slechts langzaam begon te leren. Zoals eerdere strooptochten wel eens hadden bewezen was hij nou eenmaal geen natuurtalent, en goed in sluipen was hij ook niet echt. Hij had gelukkig niet hoeven te leren hoe hij moest boogschieten, omdat magie ook voldoende was om een konijntje op oneindig veel verschillende manieren van het leven te kunnen beroven, maar desondanks moest hij dicht genoeg bij het dier komen om goed te kunnen richten. Dat vereiste al zijn concentratie, en dat was vermoedelijk ook de reden dat hij stom genoeg niet merkte dat hij niet de enige mens was die die ene middag op jacht was in het bos.
      Toen er opeens een pijl op haarbreedte langs zijn hoofd zoefde en in de boomstam achter hem sloeg, was het hem echter wel meteen duidelijk. Het konijn waar hij zijn avondeten van had willen maken hupte verschrikt weg, maar Merlin zelf kon zich niet verroeren. Zijn ogen schoten naar de plek waar de bosjes bewogen en waar duidelijk iemand op hem af kwam. Hij moest wegrennen en zijn hart bonkte zo wild alsof hij al helemaal buiten adem op de vlucht was, maar het leek alsof zijn voeten op de een of andere manier met de grond waren versmolten.
      De laatste takken werden aan de kant geduwd, en voor hem stond een ridder in volledige uitrusting, met een getrokken zwaard.
      Nee, geen ridder. Een koning.
      Arthur.
      Merlin wilde iets zeggen, maar zijn tong leek net zo vastgeplakt te zijn aan zijn verhemelte als zijn laarzen aan de bosgrond. Arthur zei ook niets, maar zijn geschokte uitdrukking sprak boekdelen, zeker voor iemand die hem zo goed kende als Merlin. Zelfs voor de grootste idioot zou het echter duidelijk zijn geweest dat Arthur nauwelijks zijn ogen kon geloven.
      Arthur was de eerste die weer bewoog. Hij kwam dichterbij, voorzichtig, stap voor stap, tot hij vlak voor hem stond. Het was bijna alsof hij niet zeker wist of dit echt Merlin was, of een illusie. Merlin bleef doodstil staan, maar zijn ogen verrieden hem door naar het zwaard in Arthurs rechterhand te flikkeren. Arthur volgde zijn blik. Het leek alsof hij zich toen pas weer realiseerde dat hij het wapen nog steeds vast had, en hij gooide achteloos aan de kant, op een manier die ontzettend gevaarlijk zou zijn geweest als er iemand achter hem had gestaan. Het enorme zwaard viel met een doffe plof in een modderig kuiltje.
      Merlin slikte. In ieder geval zou hij niet op een zwaard gespietst worden. Niet meteen, tenminste. “Nog steeds net zo verwaand als altijd, dus? Heb toch eens medelijden met je nieuwe dienaar - het zal hem en eeuwigheid kosten dat weer blinkend schoon te krijgen, en…” Zijn plotseling teruggevonden stem stierf weer weg toen Arthur hem aankeek. Het was niet zijn bedoeling geweest om zo provocerend over te komen. Hij had gewoon het ijs willen breken en dit was het eerste wat hem te binnen was geschoten.
      Stom. Hij zou zo langzamerhand toch moeten weten dat hij beter zijn mond kon houden.
      Arthur schudde traag zijn hoofd. “En jij bent nog steeds net zo’n grote idioot. Ik weet niet of ik opgelucht of teleurgesteld moet zijn.”
      Merlin had ook geen idee, maar zijn ademloze lach was in ieder geval opgelucht. “Beide?”
      Arthurs vage glimlach verdween en hij werd weer serieus. “Het spijt me.”
      “Ik weet het. Mij ook.”
      Arthur keek hem even aan. Hij leek in tweestrijd te staan, maar toen trok hij Merlin opeens in een onhandige omhelzing. Merlin klopte hem een beetje sukkelig op zijn rug, en hij wist dat dit eigenlijk een ontzettend ongemakkelijk moment zou moeten zijn, maar dat kon hij niet voelen. Hij was euforisch, want hij wist dat alles nu weer goed zou komen.

Reageer (6)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen