Foto bij 4. well goodbye then

Langzaam sta ik op. Met mijn hand ga ik langs de stof van mijn hemelbed. Dan krijg ik een ingeving. Ik geef er een harde ruk aan en de hele lap stof komt naar beneden. Daarna trek ik ook mijn dekbed van mijn bed af en trek de deken uit het overtrek. Hierna ren ik naar het raam. Ik klim op de stoel en geef een harde ruk aan het gordijn. Het komt naar benden. De stang waaraan het gordijn aan hing klettert op de grond. Ik kijk er tevreden naar en raap het gordijn op. Ik loop tegen het bureau op waardoor er een beeldje op de grond valt. Het klettert kapot in miljoenen stukjes. De scherven en de klap geven me een goed gevoel. De woede geeft me energie en laat mijn adrealine stromen. Dan ga ik tussen alle lappen stof op de grond zitten. Stevig begin ik ze aan elkaar te knopen. Het is een oud trucje en ik ben benieuwd of het werkt. Ik doe Laura's jurkje uit en trek er een van mezelf aan. Mijn natte haren doe ik in een vlecht, ja dat kan ik zelf. Een moeder heb ik niet en vaders kunnen het niet. Hij heeft er trouwens toch nooit tijd voor. Dan doe ik nog mijn laarsjes aan. Dan Knoop ik het laken om mijn bed. Een paar dikke dubbele knopen gaan er wel in. Ik geef een harde ruk aan de lange reeks doeken. Het blijft keurig vast zitten aan het bed en het bed blijft op zijn plek staan. Tervreden draag ik het lange "touw" naar het raam, terwijl de helft achter me aansleept. Ik til dan alles op de vensterbank. Ik schuif het raam open en de koude avondlucht komt me tegemoed. Ik ril en kijk naar beneden. Het is hoger dan ik had gedacht. Ik kan dit nu niet meer stoppen. Ik ga. En als ik val maakt het niets uit. mijn vader houdt toch niet van me. Hij geeft toch niet om me. Ik kan net zo goed niet bestaan. Even haal ik diep adem en kijk naar de lange lap stof in mijn hand. Dan gooi ik het vastbesloten uit het raam. De lange slinger klapt op de grond op het plein van vanmiddag. Het plein waar ik al jaren over uitkijk en waar ik al jaren naar verlang. De tuin loopt niet helemaal rond ons huis. Alleen aan de voorkant en aan de zijkant. Mijn vader vertelde dat hij een tuin altijd overbodig heeft gevonden maar dat mijn moeder er graag een wilde. Daarom de voor- en zij tuin. Ik grijp het doek stevig vast. Langzaam ga ik op mijn kniën zitten en draai ik me om. Voorzichtig schuifel ik naar achteren tot ik de rand voel. Ik schuif mijn voetje over de rand en plaats hem tegen de muur. Nu zet ik ook de andere erbij. Even schrik ik als ik bijna wegglij maar ik geef niet op. Langzaam begin ik naar beneden te glijden. Ik houd me stevig vast aan het doek dat ik langzaam door mijn handen laat glijden. Steeds dichter kom ik bij de grond, een fijn idee, maar ik ben er nog lang niet. Niet omlaag kijken, blijf ik mezelf inspreken. Absoluut niet kijken. Voetje voor voetje, stapje voor stapje steeds dichter bij de grond, steeds verder naar beneden. Ik kijk opzij en zie tot mijn opluchting dat ik alleen nog maar langs de begane grond moet. Iets sneller laat ik me zakken en een meter boven de grond laat ik me los. Ik val op de grond, maar krabbel gelijk overeind. Als ik nu wordt gesnapt ben ik de klos en is alles voor niets geweest. Ik zet het op een lopen. Rennen en niet opkijken. Het komt nu pas in me op dat iemand nu zo de kamer in kan lopen en dingen kan stelen. Maar ach, wat zal mij het boeien. Niets dus. De enige dingen die ik heb meegenomen zijn Laura's jurkje, die ze vast terug wil want het is haar enige andere jurk, en het medaillon van mijn moeder die ik eigenlijk altijd om heb. Ik ren door de straten tot ik in steeds smallere steegjes kom. het is al donker geworden en ik heb geen idee waar ik ben. Het is hier vies en eng en het lijkt niet op het meest beschaafde deel van de stad. Ik laat me zakken en ga op de grond zitten. Ik veeg met mijn handen langs mijn gezicht wat alleen maar zwarte vegen achterlaat. Een tijd blijf ik zo zitten om uit te hijgen. 'Wat mot jij hier?' Hoor ik plots. De stem klinkt bekend en onaangenaam. Geschrokken kijk ik op. Oliver. 'Weggelopen.' Mompel ik haast onhoorbaar terwijl ik naar mijn schoenen kijk. 'Wat?' snauwt hij me toe. 'Weggelopen.' Schreeuw ik nu. Ik ga rechtop staan en kijk de grote jongen recht aan. Hoewel hij veel groter is dan ik ben ik ineens niet meer bang voor hem. Hij valt te vergelijken met mijn vader. Hij heeft een hoge eigendunk en denkt dat hij de baas is. Mijn vader was ook ouder dan ik, nog veel meer dan deze jongen, en daar was ik ook niet bang voor. Hij kijkt me een tikkeltje verward aan. 'Waarom?' De verbazing was duidelijk te horen in zijn stem. Ik haal mijn schouders op. 'Daarom. Er is toch niemand die om me geeft.' 'Hé, ehm Ally was het toch?''Alessa.' Verbeter ik hem. 'Alessa...Mag ik Ally zeggen?' Ik knikt. 'Heb je een plek om te alapen?' Ik schud mijn hoofd. 'Wil je bij onze schuilplek komen.' Deze hulp kwam nogal onverwacht. Verward knik ik ja. 'Goed.' Voor het eerst lacht hij naar me. 'Kom mee, het wordt koud. Laura en Joshka ken je al.' Zegt hij terwijl hij een arm om mijn schouder slaat en begint te lopen. Automatisch loop ik mee en kijk naar hem op. 'Nu zal ik je voorstellen aan de rest.'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen