Foto bij 2. Escape

Ik wordt wakker door het zwakke licht wat door mijn baby roze gordijnen heen weet te dringen. Ik gaap en ga op mijn rechterzij liggen. Ik staar naar de vensterbank en het grote raam waar de gesloten gordijnen voor hangen. Op de vensterbank staat een foto van mijn moeder en mij toen ik nog een baby was. Ik kijk er naar. Mijn moeder lijkt op mij. Of ik lijk op mijn moeder. Maakt ook niet uit. ze heeft hetzelfde krullende, bruine haar. En dezelfde ogen. Ik gok in ieder geval dat ze bruin haar had. Dat valt niet te zien op zwart-wit foto’s. Ik rol weer op mijn rug en ga overeind zitten. Ik kruip naar de zijkant van het bed en klim er uit. Ik trek mijn nachtjapon uit en mijn jurkje aan. Op mijn blote voeten loop ik naar het gordijn. Ik trek het open. Vel zonlicht komt mijn kamer binnen. Ik knijp mijn ogen dicht om ze er tegen te beschermen. Ik ga naar beneden en pak een croissantje van de al gedekte eettafel. Monica, een van onze bedienden, komt naar me toe met een streng gezicht. ‘Wat denk jij dat je aan het doen bent? Dat is voor straks! Je wacht maar tot je vader hier is’. Ze graait het croissantje uit mijn hand. Ik kijk haar sluw aan. ‘Als je dat niet snel terug geeft, laat ik je ontslaan’. Monica lacht spottend. ‘En jij dacht dat jij dat kan´. Ze lacht nog harder. Maar ik deins niet terug. ´Ik niet nee, maar… mijn vader wel´. Ik hoor hoe dreigend mijn eigen stem klinkt. Zelfs voor een klein meisje. ´En waarom zou je vader dat doen´. Ze buigt zo ver voorover dat haar grote neus bijna de mijne raakt. Ik ruik haar vieze adem en trek een walgend gezicht. ´Omdat ik papa ga vertellen dat jij me sloeg´. ´Wat maar ik heb je niet…´ Nog voor Monica haar zin kan afmaken begin ik te gillen en huilen. ´ssst sst oke oke hier heb je je croissant! Hou je mond!´. Ik grijp naar het croissantje. Mijn vader komt binnen gerend. ´Wat is hier aan de hand?’ Ik zie dat Monica geschrokken opkijkt en dan gespannen naar mij. ‘Ik zag een spin. Maar Monica haalt hem al weg. Ga maar weer aan het werk en hier heb je een broodje’. Ik graai een broodje uit de mand, die daardoor helemaal omvalt en geef het broodje aan mijn vader. Met mijn liefste engelengezichtje kijk ik hem aan. Mijn vader aait over mijn hoofd en neemt het broodje aan. ‘Dank je lieverd.’ Zegt hij zacht. Dan zegt hij strenger: ‘Monica ruim die rotzooi op’. Hij draait zich om en loopt de kamer uit. Monica kijkt beledigt en dan boos naar mij. Brutaal kijk ik terug. Ze begint al mokkend de broodjes te rapen die dankzij mij op de grond liggen. Ik graai nog een glas jus d’orange van tafel, waarbij ik een ander omstoot, neem een slok en laat het dan “per ongeluk” vallen. De glasscherven vliegen in het rond. Ik zie dat Monica zich in moet houden. ‘Sorry’. Mijn stem klinkt zoet maar mijn gezicht staat ondeugender dan ooit. ‘Ga. Asjeblieft ga weg’. Zucht Monica. Al kauwend op mijn croissantje open ik de deur. Ik kijk nog één keer om naar Monica, lach, en loop door waarbij ik de deur achter me dicht laat vallen. Het klinkt gemeen, maar Monica verdiend het. Ze is altijd chagrijnig en ik mag nooit iets van haar. Alsof ze mijn moeder is! Wat denkt ze wel. Daarom moet ik haar er af en toe op wijzen dat dat niet zo is. Ik had haar al lang kunnen laten ontslaan, maar haar plagen is af en toe gewoon veel te leuk. Ik loop de gang links in, naar de woonkamer, als ik plots blijf staan. Ik draai me 90 graden naar rechts. Ik kijk recht tegen de voordeur. Meestal staat de butler hier maar hij is er niet. Ineens kan ik het me herinneren. Eergisteren hoorde ik papa tegen Monica zeggen dat de butler ziek is. Maar toen had ik me nog niet bedacht dat de voordeur vrij terrein zou zijn. Ik zie de stofjes in de lucht door het licht dat door kieren in de deur naar binnen komt. De gouden, glanzende deurknop lijkt me aan te staren. Alsof hij me roept naar hem toe te lopen. Langzaam schuifel ik richting de deur. Voetje voor voetje. Mijn kousen met gouden knoopjes en roze lintjes aan de bovenkant glijden over het kleed. Ik stek mijn arm uit naar de deurknop, pak hem vast en draai hem langzaam rond. De deur open langzaam met een krakend geluid. Gelijk kijk ik achter me. Niemand te zien. Ik richt me weer op wat ik aan het doen was en steek mijn hoofd om de hoek van de deur. Mijn mond valt open als ik de tuin zie, met het stenen pad tot aan het poortje van het wit geverfde houten hek. Ik buk om mijn schoentjes aan te trekken. Gek eigenlijk, ik mocht nooit naar buiten maar ik heb schoenen in overvloed. Misschien was mijn moeder gek op schoenen kopen. Mijn vader lijkt me daar geen type voor. Mijn moeder… Misschien is ze wel ergens daar buiten. Als ik mijn schoentjes aan heb kom ik omhoog. Ik open de deur verder stap naar buiten en trek hem achter me dicht. Voor het eerst voel ik stenen onder mijn glimmende, onaangetaste schoentjes. Ik snuif de frisse lucht naar binnen. De geuren van de bloeiende bloemen in de tuin doen me oplichten. Ik houd mijn hand voor mijn ogen tegen de zon. Hier is hij nog feller dan in mijn kamer. Langzaam schuifel ik het tuinpad af. Verwonderd en met grote ogen kijk ik naar alles om me heen. Mijn mond hangt wijd open. Als ik bij het hek aankom zie ik een kleine groenige vlinder op een donkerblauwe, beetje paarsige, mooie bloem zitten. De vlinder is een citroenvlinder, die herken ik meteen. De bloem is een iris. Ik bewonder de vlinder nog als ik in huis een deur hoor slaan. Ik spring op, open het hekje en ren naar buiten.
“Waar zal ik als eerste heen gaan?” Denk ik bij mezelf. Dan ruik ik een heerlijke geur van versgebakken brood. Ik volg mijn instinct en sla de straat rechts van het middelgrote plein in. Straks wil ik nog naar het grote plein. Het plein waar mijn slaapkamer op uit kijkt en waar alle kinderen spelen. Als ik nog een keer linksaf ben geslagen zie ik waar de geur vandaan komt. Een echte bakker! Hier zal Monica de broodjes wel halen, want dat zij zelf zo kan bakken is onmogelijk. Als ik de deur openduw rinkelt er een belletje. Een grote, mollige vrouw met een vriendelijk gezicht en een klein brilletje staat achter de balie en kijkt op als ik binnen kom. ‘Kan ik je ergens mee helpen?’ Vraagt ze lief. Ik kijk rond naar al het lekkers wat er in de winkel te vinden is. Dan valt mijn oog op een grote kleurrijke taart. Die moet lekker zijn. De vrouw ziet de verlekkerde blik in mijn ogen en lacht. ‘Dat ziet er verleidelijk uit hé?’ Ik knik. ‘Maar ik heb geen geld mee, dus dan zal ik maar weer gaan’. Zeg ik teleurgesteld. ‘Wacht eventjes!’. Zegt de vrouw. ‘Ik heb jouw nog nooit eerder gezien’. Ik krijg het behoorlijk warm. ‘Ehm ja ikke.. ik ben… op reis!’. Is het eerste wat me te binnen schiet. ‘Ja ik ben hier op vakantie met mijn papa en mama’. Zeg ik gauw. ‘Ow wat leuk! We hebben niet zo vaak toeristen hier in ons kleine dorpje. Dat is nog eens gezellig! Vind je het leuk hier?’ De vrouw lijkt oprecht geïnteresseerd in me te zijn. Het viel me op dat ze niet eens vroeg waar mijn “ouders” dan zijn. ‘Ehm..ik ben de buurt nog een beetje aan het verkennen’. Geef ik toe. Dit is niet eens gelogen. ‘Wat leuk. Dan moet je eens het plein een stukje ten noorden van hier bezoeken. Daar spelen veel kinderen. Het is er heel gezellig. Je zult je er vast vermaken.’ Ze glimlacht. Ik knik. ‘Zal ik doen’. Ik draai me om. ‘Oh, wacht nog even’. Ik draai me weer terug. ‘Hier neem maar een stukje taart mee. Het is gratis. Ik hoop dat het smaakt.’ De vrouw stopt een zakje in mijn handen en glimlacht. Ik licht op. ‘Bedankt mevrouw… ehmm..’ Ik kijk moeilijk. ‘Hanna, zeg maar gewoon Hanna’. Zegt de vrouw. ‘Dank u wel Hanna’. Ik huppel de winkel uit. Hanna zwaait me uit. ‘Veel plezier’. Roept ze me nog na.
Ik hijs mezelf op een muurtje en haal het taartpuntje uit het zakje. Genietend van de zon begin ik te eten. De taart smaakt nog lekkerder dan ik gedacht had. Ver weg met mijn gedachten eet ik mijn taartje op. ‘Hanna’s taartjes zijn lekker hé?’ Ik schrik op. Rechts van me zit een meisje met blond haar in een paardenstaart. Ze heeft sproetjes op haar wangen, vel blauwe ogen en een vrolijke lach om haar mond. Ze draagt een simpel groen jurkje en wat me opvalt is dat ze geen schoenen draagt. ‘Jij komt niet vaak buiten hé?’ Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Hoe weet je wie ik ben? Niemand weet dat.’ ‘Ow dat weet ik niet, maar ik zie je weleens bij dat grote raam in dat nog grotere huis. Dan kijk je zo sip. Heel anders dan nu.’ Het meisje trekt een overdreven blij gezicht. Ik lach er om. Ik zie hoe bleek mijn huid is bij de hare. ‘Waarom kom je nooit buiten? Ben je bang dat je ook zulke sproeten krijgt of zo? Nou wees gerust, die heb ik al sinds mijn geboorte’. Het meisje lacht en wijst naar haar neus. ‘Ik vind ze je leuk staan’. Zeg ik. ‘Jij kent mij dan…een beetje. Maar ik ken jouw niet.’ ‘Ik ben Laura’. Zegt ze. Laura kijkt me onderzoekend aan. ‘Ik ben Alessa’. Zeg ik. Laura fluit. ‘Chique hoor. Maar dat moet ook wel bij zo’n huis.’ Ze geeft met haar hoofd een knikje richting mijn huis. ‘Kan je mij dat leren?’ Laura kijkt me verbaasd aan. ‘Wat?’ ‘Fluiten! Dat kan ik niet. Volgens mijn vader is dat niet iets wat keurige mensen doen, maar ik vind het leuk’ Beken ik. Laura grinnikt. ‘Kom op, ik stel je voor aan de rest. En dan leren we je met zijn allen fluiten’.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen