Schrijfwedstrijd Hel: opdracht 1
Mijn voeten sleepten me voort naar waar de stem me had gewezen. Ik voelde niet eens dat ik wandelde. Ik keek om me heen. Zag gebouwen in brand staan, mensen rennen en roepen om vergeving. Ik wist dat het geen zin had en dat wisten zij ook. Ze wisten het diep van binnen, maar ze negeerde het. Net zoals ik mijn eigenheid ook had genegeerd. Ik was er zeker van dat de Cleopatra die ik nu was, heel anders zou zijn geweest als ik een andere opvoeding had gehad. Wel in mijn tijd was het een tijd van luisteren en zwijgen. Luisterde je niet en zweeg je niet kreeg je straf. De straffen waren vreselijk. Soms was het zo dat je slaag kreeg met een zweep. Gelukkig voor mij, was ik van Koninklijke afkomst en kon niemand me iets deren. Niemand kon me aanraken als ik dat niet wilde. Het was een voorrecht als je mij mocht aanraken en je was van lagere rang. Mijn vader en moeder waren niet echt goede ouders. Mijn vader zag me als een collega in het leiden van het land. Ik wilde meer zijn, ik wilde zijn dochter zijn en niet de leider van een leger dat ik nauwelijks kende. Mijn moeder was vaak weg naar kuuroorden en andere gelegenheden waar ze zich liet verwennen. Ik mocht nooit mee, ik was altijd ofwel te jong ervoor of wel moest ik me met belangrijkere dingen bezig houden, of wel was ik te oud. Ik mocht nooit mee, ik voelde wel dat ze mij er niet bij wilde, maar het was nog steeds mijn moeder. Ik voelde me altijd buiten gesloten als ze op ‘stap’ ging.
Zuchtend liep ik verder. Ik liep en liep tot mijn voeten me niet meer konden dragen. De stem was er weer. ‘Cleopatra!’ Mijn oren piepten, mijn maag lag overhoop alles draaiden en kronkelde. Ik kon niet meer lopen. De stem gleed langzaam weg, de lucht werd dunner en ik kon weer ademhalen. Ik kon weer lopen. Mijn voeten bewogen zich zoals ze zouden doen als ik wandelde.
Ik wandelde langzaam de trappen op. Hoger en hoger klom ik in de toren die ze de Eiffeltoren leken te noemen. Ik had er nog nooit van gehoord. Waarschijnlijk was hij van na mijn tijd. Mijn handen trilden terwijl ik de laatste trap achter me liet. Het was zo hoog. Zo hoog. Nog nooit. Ik keek om me heen. Er was niemand te zien. Was het een truk geweest om me moe te maken, want dan is het zeker gelukt. Ik haalde gierend adem. Mijn zwarte haren lagen in een hoop. Ze zaten vol knopen en waren vettig. Thuis was ik altijd bezig met mijn uiterlijk, een spiegel lag altijd binnen hand bereik. Sommige zeiden dat ik charmant was, een verleidster van Julius en Antonius. Een verleidster, wat een belediging. Ik was trouw, altijd geweest. Toen begon het, de twijfel. Waarom was ik dan in de onderwereld? ‘Cleopatra?’
Verschrokken keek ik om. Er stond een, een man kon het niet zijn. Niets wat zo’n onmenselijke stem had kon ook maar afstammen van de mensen. Het was een soort gedaante. Een gedaante met een lange mantel en puntige kap. Zijn stem was minder misselijk makend nu ik zo dicht bij hem stond. ‘Ik geloof dat jij weet hebt van leiding gevend. Oh grote Cleopatra. Ik heb gehoord over uw overwinningen. Overwinningen op harten, overwinningen van de geest. Zoiets noem ik manipulatie. Iets waarvoor ik heb gepleit. Waarom ik Satan ben.’ Zijn woorden gaven me iets nieuws. Iets van kracht. Een nieuwe soort macht. Ik voelde het door mijn aderen stromen. Ik voelde het hoe het me hielp de hitte te verdragen. ‘Ben je klaar om Tartarus samen met mij te leiden?’ Het was geen vraag waarop hij een antwoord verwachtte. Ik wist niet wat ik hiermee moest. Het was Satan die het me vroeg. Ik had geleerd van mijn vele leidingen over een onbekend leger, dat er altijd addertjes onder het gras lagen te wachten. Ik moest zien te vinden wat ze waren. Ik wilde niet eindigen zoals ik al eerder was geëindigd. Ik wilde het goed doen.
Ik had mijn vader genoeg teleurgesteld. Dit was de leider van Tartarus, van al de wezens die hier rond liepen. Ik had er al een paar gezien op mijn weg hierheen. Draken, zo groot had ik ze zelfs nog niet voorgesteld in mijn wildste dromen. Reuzen liepen hier ook rond. Sommige mensen waren zo klein dat ze nauwelijks aan mijn knieën kwamen, ik wist niet precies wat ze waren, maar ze zagen er menselijk uit en zowel de vrouwen als de mannen hadden baarden. Ook slangen glibberde hier rond. Tijgers en panters en leeuwen. Alle beesten die ik ook gekend had in mijn leven. Ik wist niet wat ik kon doen met ze als ik eenmaal leider was van Tartarus. ‘Weet je waar we nu zijn Cleopatra?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘De Eiffeltoren. Eén van de meest bekende gebouwen in heel Europa.’
‘Europa?’
Satan knikte. ‘Ja, het deel dat tegen Egypte ligt. Je weet wel, jouw vaderland. Het land dat je hoorde te regeren. Zonder broer.’
Ik slikte. Ik wist dat hij alles wist, maar ik had geen idee dat hij het ooit tegen me zou gebruiken. Ik had mijn broer vermoord. Gewoon om het land alleen te kunnen heersen. Om al de glorie van Egypte voor mij alleen te hebben.
‘Ik weet alles Cleopatra, alles wat je wilt, wat je droomt, wat je verlangt, wat je misdaan hebt en wat je ooit hebt gedacht. Alles wat jij denkt, denk ik ook. We zouden samen Tartarus kunnen leiden. Met jouw ervaring en macht, kunnen we… Kunnen we terug naar de gewonen wereld. Naar de wereld die ooit jouw thuis was.’
Hij had zijn woorden zorgvuldig gekozen. Ik hoorde het in sommige aarzelingen. Ik hoorde het in zijn diepe stem. ‘Wel, wat denk je? Ben je mee?’
Ik wist het niet. Er was zeker iets mis met het aanbod. Ik moest de kleine lettertjes zien te vinden. De kleine lettertjes in zijn contract. Het zou een contract zijn voor het leven. Iets waarvan je niet los kon komen, en daar had ik geen zin in. Ik was gewend om mijn eigen zin te doen en te doen wat ik wilde doen. Niet wat ik moest doen.
‘Goed, maar dan wil ik wel zeker weten dat je me niet voor de gek houdt. Ik heb het al vaak genoeg mee gemaakt.’ Satan knikte.
‘Je kent me toch van de verhalen. Je weet toch hoe ik me aan mijn woord hou.’
‘Ja, en dat maakt me nog meer bang dan je aanbod. Ik bedoel, er zal waarschijnlijk nog iets zijn dat je me niet hebt verteld. Dat ik niet mag weten.’
Hij knikte. ‘Maar ik zal het je zeggen, ik ben van plan om de hemel over te nemen. Ik wil wraak. Dat wil jij toch ook. Jij wilt je leven terug. Het leven zoals jij het kende. Met glorie en rijkdom en zeker met macht.’ Ik slikte. Alles wat ik verlangde wist hij. Hij stak zijn hand uit. ‘Is het een deal?’ Ik knikte en nam zijn hand zelfverzekerd vast. Ik zou dit tot een goed recht laten komen.
Hij begon te lachen. Hij lachte zo hard dat het door heel Tartarus te horen was. ‘Je hebt je weer eens laten mee slepen Cleopatra. Ik dacht dat je ervaren was, waarom denk je dat ik je naar hier heb laten komen. Ik heb met de goden een deal gesloten. Als je met mij een deal sloot… Nou je zult het wel zien, of beter voelen.’
Ik begreep het niet, wat bedoelde hij daar mee? Voelen? Boetedoening? Dat had ik genoeg gedaan in mijn sterfelijk leven.
Toen ik mijn voeten wilde verzetten, deed dat vreselijk veel pijn. Het leek net alsof mijn lichaam uit elkaar werd verscheurd door liefde en haat, door wroeging, door alle gevoelens die je krijgt als je spijt hebt. Mijn hoofd stond op barsten. Het leek net alsof mijn hersenen eruit wilden. Het deed zo’n pijn dat ik op de grond viel en mijn ziel er uit kotste. Mijn ziel, wacht die had ik niet meer. Ik kotste alle gevoelens eruit die ik nog over had. Mijn maag kronkelde en schreeuwde. Mijn hersenen begonnen te verscheuren van de pijn.
‘Zie je Cloetje, daarom sluit je dus nooit een deal met de duivel. Ik bedoel, kijk nou toch wat je jezelf hebt aan gedaan. En dat alleen maar omdat je wraak wilde. ‘Wel, de goden mogen je hebben. Voor mij ben je niet meer nuttig. Ik bedoel kijk nou, hoe zielig!’
Ik voelde niet eens hoe ik van de grond werd getild, hoe ik over de reling van de Eiffeltoren afviel en kei hard de grond raakten. Maar, het probleem was, dat er helemaal geen grond meer was. Ik viel dieper en dieper. Het leek maar niet op te houden en ondertussen was er die verscheurende pijn. Die helse hoofdpijn en de gevoelens die me begonnen op te vreten van binnen uit. Opeens werd alles lichter en kon ik weer helder denken. Mijn hoofdpijn zakte langzaam weg en ik kon mijn ogen weer opendoen. Het helder licht was zo scherp dat ik ze weer dicht deed.
‘Cleopatra. Ik verwachtte je al.’ Toen ik op keek zag ik een engel.
Ik wist het, nu was ik echt dood. Ze glimlachte, maar toen zag ze iets achter mij en verstijfde ze. ‘Je, je… dit is niet volgens het plan Satan!’ Ik verstijfde van schrik. Hij was mee gekomen.
‘Nee, maar je. Je kent me he! Ik plan altijd alles zelf, ik hou geen rekening met engelen en goden.’ Hij grinnikte vals. Ik wilde hem slaan, vermoorden, naar de hel verwensen. Oeps, daar zou ik weer naar terug worden gestuurd als ze wisten dat ik hem hier heen had geleid. Ik had hem de kans gegeven om te onstsnappen toen de engelen dachten dat ik aan boete doening deed. Ze dachten dat ik spijt had van alle daden die ik had gedaan. Nog het meest spijt van het vermoorden van mijn broer. Ze pakte een ivoren hoorn en blies erop. Satan verstijfde. ‘Dit betekend oorlog. Dat weet je maar al te goed.’ Het werd chaos. Ik stond er bij en keek er naar. Ik kon niets doen. Satan had me vast gebonden en laten bewaken door twee draken. Ik was verdoemd.
Er zijn nog geen reacties.