~08~ Het Dagboek Van De Goede Fee
Mijn vader en moeder gingen dit weekend een nachtje slapen in Parijs. De stuikers, ze pakken mij niet mee. Toen ik het hoorde was ik echt boos. Ik bedoel, je ouders gaan dan EINDELIJK is naar Parijs en dan mag jij niet mee? Hoe stom is dat. Maar uiteindelijk was ik wel nog blij. Mijn ouders zouden een heel weekend weg zijn dus zou ik een mega party kunnen houden. Geweldig toch? Tot ze me lieten weten dat ik naar mijn oma moest om daar te blijven slapen. Mijn oude, demente oma. Hoe konden ze me dit aandoen?
Ik fietste stug door naar mijn oma haar huis. Als mijn ouders me dan toch niet vertrouwen en me niet alleen thuis laten, dan wil ik op zijn minst toch nog alleen naar mijn oma rijden en niet zoals een baby recht voor de deur worden afgezet. Toen ik toekwam bij mijn oma, zei ik haar gedag en maakten we een praatje (voor zover dat voor haar kon) over mijn school en ouders. Ik ben echt niet goed in met oudjes omgaan. Ze werken me op mijn zenuwen.
Toen ons gesprek dan eindelijk was afgelopen en ik sommige dingen wel duizend keer had moeten herhalen voor ze het begreep, liep ik naar boven naar de logeerkamer.
De logeerkamer was eigenlijk de zolderkamer van het huis. Vroeger toen ik klein was, en hier graag kwam, vond ik de kamer zo leuk met alle oude spulletjes. Nu vond ik dat het er muf rook en dat de spullen echter hun glorie hadden verloren. Moet ik hier echt een heel weekend overleven?
Met een diepe zucht ging ik op mijn bed zitten met mijn weekendtas. Ik keek wat verveelt rond in de oude zolderkamer en mijn oog viel op iets. Het stond helemaal in de hoek en als je niet zo verveeld was als ik, zou het je zeker niet zijn opgevallen.
Het was een oude boekenkast met maar één boek in, en dat ene boek ging ook al een paar jaar mee. Maar toch, het boek had iets… magisch. Zonder dat ik het zelf wist liep ik naar de boekenkast en haalde het boek eruit. De kaft zat helemaal onder het stof, zodat je die titel niet meer goed kon lezen. Ik liep terug naar het bed en wreef over de kaft zodat ik de titel beter zou kunnen lezen.
Het dagboek van de goede fee
Stond er in sierlijke letters op. Wat was dit? Ik bleef nog een minuut gewoon naar de kaft staren en besloot dan het boek open te doen. Op de eertse pagina stond er niets, op de tweede ook niet en de derde ook niet. Ik bladerde heel het boek door en op de laatste pagina stond er gewoon:
Einde
Ik bladerde terug en bleef geconcentreerd naar pagina 1 kijken. Wat had dit allemaal te betekenen?
Plots verscheen er op het blad:
Dit is het dagboek van de goede fee,
Wilt u binnenkomen Roselyn Marion Fields ?
Mijn adem stokte. Dit was mijn naam. Mijn hele, volle naam. Hoe wist dat verdomde boek dat?
‘ja’, antwoordde ik. Toen werd alles zwart. Ik voelde me opgezogen worden door een aantrekkingskracht die ik niet kon negeren, en volgde het.
Onder me voelde ik de grond en ik rook bloemen. Bloesems, om precies te zijn. Traag deed ik mijn ogen open en ging ik recht zitten. Ik zat in een veld vol bloemen en bomen met bloesems. Waar was ik? Ik stond recht en streek mijn kleren schoon. Wacht, dit waren mijn kleren niet! Ik had een wit kleedje aan. Ik fronste mijn wenkbrauwen maar besloot om door te lopen. Het was hier te stil. Echt niet normaal, ik hoorde alleen mijn eigen voetstappen door het lange gras en voor de rest niets. Na een tijdje gestapt te hebben, zag ik een paleis in de verte. Daar ging ik naar toe, dacht ik.
Ik was moe. Dat paleis leek dichterbij dan het was. Waarom heb ik ook al weer ja gezegd toen het boek dat vroeg? Waarom was ik zo roekeloos geweest? Nu wist niet hoe ik hieruit kwam en of ik ooit nog thuis zou geraken. Waar was ik eigenlijk? Terwijl ik nog altijd verder liep verdwenen stilaan de bloemen en verscheen er in de plaats een moeras. Ik stopte met lopen. Ik had iets achter me gehoord, ik weet alleen niet wat het was. Hoor, daar had je het weer. Ik bleef stok stijf staan en luisterde nog eens goed. Toen gebeurde alles heel snel. Uit de bosjes van het moeras verschenen 2 trollen, of ik dacht toch dat het 2 trollen waren. Ze liepen op me af en wouden me aanvallen. Ik begon te gillen en had niets om me te weren, alleen dat verdomde witte jurkje. En toen plots, kwam langs de andere kant van de bosjes een jongen af. Hij had zwart haar dat wat over zijn voorhoofd viel en moerassig groene ogen. Hij was knap. Ik weet niet hoe hij het deed, maar hij versloeg de trollen, jaagde ze weg. Verbaasd stond ik toe te kijken. Toen hij klaar was kwam hij op me af.
‘Gaat het prinses?’ vroeg hij aan mij.
‘euh, wablief?’ vroeg ik verward. Noemde hij me nu een prinses?
‘Kom mee naar mijn kasteel, dan laat ik je het zien’, hij pakte mijn hand en samen liepen we naar het kasteel.
Toen we in het paleis aankwamen, liet hij alle kamers zien en raakten we aan de praat. Ik liet me gewoon meeslepen in het verhaal omdat er toch geen logische verklaring voor was.
‘Roselyn, ik moet je iets vertellen’ , zei hij uiteindelijk toen we heel het paleis hadden gezien.
‘Ik wacht al zo lang op je. Jij bent degenen, ik weet het zeker. Je bent voorbestemd om met mij te trouwen. Ik heb je hier nodig, in mijn land. Ik heb nog nooit zo verlangd naar iemand als bij jou. Laat mij je man wezen’, hij zakte op één knie en vroeg:
‘Roselyn Marion Fields, wil je met me trouwen?’ Hij stond op uit zijn houding en kuste me op de mond. Wat een zalige kus. Maar ik voelde mezelf wegtrekken uit het sprookje, weer diezelfde aantrekkingskracht als ervoor. Deze keer stribbelde ik tegen, maar het hielp niet en ik werd van mijn prins weggetrokken.
Toen ik terug bijkwam lag ik met het boek aan mijn voeten op het bed bij mijn oma. Waar was ik geweest? Ik stond verward op en pakte het boek. Nergens was nog een spoor van de letters te bekennen. Ook de titel die op de voorkant stond was weg.
Ik liep naar beneden om het verhaal aan mijn oma te vertellen. Ze zou er toch niets van begrijpen dus waarom niet? Maar toen ik beneden kwam was mijn oma daar niet alleen. Er stonden nog 2 mannen in de woonkamer. De ene had de leeftijd van mijn vader en de ander… mijn adem stokte. Dit kon niet waar zijn. De ander was de prins. Ik meen het, die prins uit de rare wereld die mij nog geen paar minuten geleden ten huwelijk had gevraagd.
‘Ah, Roselyn, lieverd, juist op tijd. Dit is Nicolas en zijn vader, ik ken de grootvader van Nicolas. Die vroeg of zijn kleinzoon hier mocht blijven slapen en nu komt zijn vader hem hier afzetten. Leuk hé?’
Er zijn nog geen reacties.