Ze droeg een skinny jeans met gaten bij haar knieën en rafels bij haar enkels. Ze droeg altijd een skinny jeans met gaten en met rafels. Maar nooit dezelfde.
Ik zuchtte en rolde geërgerd met mijn ogen om haar duidelijk te maken dat ik niets gaf om haar onsubtiele pogingen hip over te komen. Ze keek even gepikeerd terug en zette haar handen in haar zij toen ze voor me kwam staan.
‘Peuk?’ vroeg ik, niet geïntimideerd. Ze nam de sigaret aan en grabbelde in haar rode handtasje naar een aansteker. Ik wachtte –lichtelijk geamuseerd door haar verwoede gegraai- tot ze deze gevonden had en haalde mijn neus op toen ze een dikke grijze walm mijn kant op blies.
‘Kijk niet alsof je nooit iets beters dan dit spul gerookt hebt,’ beet ze me toe.
Ik nam niet eens de moeite haar woorden tot me door te laten dringen, laat staan dat ik een fatsoenlijk antwoord gaf. In plaats daarvan hulde ik me in stilzwijgen, genietend van haar steeds ongeduldiger wordende blik. Uiteindelijk hield ze het niet meer en smeet me haar inmiddels opgerookte peuk voor de voeten.
‘Waarom wilde je me spreken?’ ze wapperde met haar armen om de troosteloze omgeving van een verlaten fabrieksplein aan te geven.
Ik zoog op mijn onderlip alsof ik over die vraag na moest denken en keek haar recht aan.
Ze wist donders goed wat ze hier deed, ik kon het zien aan de met make-up zo goed en zo kwaad als dat ging gecamoufleerde wallen onder haar ogen. Ik kon het zien aan haar afgekloven zwartgelakte nagels. Ik kon het zien aan de rechterwijsvinger die onophoudelijk tegen haar heup tikte. Ze was zenuwachtig. Ze lag al nachten wakker omdat ze beseft had dat ik het haar een keer zou vragen. Bovendien wist ze maar al te goed hoe zoet wraak kon smaken als je er lang op moet wachten.
Uiteindelijk sprak ik maar één woord.
‘wie?’
Ik had het echt niet geweten, natuurlijk had ik wel mijn vermoedens gehad, vage ideeën die in het donker van de nacht ineens waarheid leken. De drie seconden dat ze met haar ogen knipperde en ademhaalde om te antwoorden verraadden haar echter; het schuldgevoel dat ze tot dan toe zorgvuldig had verborgen blinkte heel even in haar ogen.
‘Jij.’
Ze ontkende het niet eens. Waarschijnlijk besefte dat de tranen die plotseling over haar wangen stroomden genoeg zeiden. Ik schudde mijn hoof. Ondanks het keiharde bewijs was er nog altijd iets diep weggestopt in het donkerste hoekje van mijn hart dat nog had gehoopt dat het niet zo was. Niet om haar, maar omdat alles nu waarheid was, en de waarheid was even onomkeerbaar als de dood. Het besef voelde als een stomp in mijn buik, ik had bijna moeite om rechtop te blijven staan.
‘Jij hebt hem vermoord,’ fluisterde ik haast onhoorbaar, meer tegen mezelf dan tegen het meisje met de skinny jeans dat nu onbedwingbaar schokschouderde. Maar ik zag vooral angst op haar gezicht, doodsangst. Ze wist dat er hier niemand zou zijn die me tegen kon houden, wat ik haar ook aan wilde doen.
Toen herinnerde ik me het pistool onder mijn jas. Ik nam het wapen voorzichtig in mijn handen en woog het als om te controleren of het echt was. Onbedoeld grinnikte ik om het ongeloof dat op haar gezicht verscheen. De tranen bleven stromen en met open mond schudde ze heel lichtjes haar hoofd.
De geluidsdemper verstilde het schot, maar haar doodskreet vulde mijn oorschelpen en deed mijn trommelvliezen trillen. Walgend trapte ik tegen de sigaret aan mijn voeten. De laatste peuk die ze gerookt had, had ze van haar moordenaar gekregen.

Reageer (1)

  • Capricious

    Ik ben bang dat het gaat vervelen om weer van me te horen dat je prachtig schrijft, maar meer dan dat kan ik gewoon niet zeggen.
    Je hebt het voor elkaar gekregen om me met slechts 612 woorden mee te voeren naar een fabrieksterrein waar ik met eigen ogen heb gezien hoe een meisje met een geruïneerd leven door een sexy badass werd neergeschoten. Wat jij schrijft leeft. Het ademt en heeft een kloppend hart. In één woord; wauw.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen