Hoofdstuk 9 || Eline
Eveline POV:
Ik werd misselijk van de geur van dit stomme hok. Het stonk hier naar nat hout en naar pies. Ik zat hier nou al drie dagen en ik werd ook misselijk van dat stomme brood dat ze me gaven. Straks kreeg ik nog scheurbuik. Het luikje in de deur ging open en een bezweet gezicht verscheen. Ik keek hem met afgunst aan en de man schonk me zo’n smerige blik. “Wat?” zei ik kil. De man ontblootte zijn bruine en één gouden tand en ik ging bijna over mijn nek, al helemaal in combinatie met deze geur.
“Peer, ga eens weg daar!” hoorde ik een andere, diepe stem roepen en de man, die waarschijnlijk Peer heette, snelde zich weg. Ik zuchtte diep, stond op en keek door het luik dat Peer open had gelaten, maar al snel werd mijn zicht verpest door Hectors gezicht dat nog geen twee centimeter van het mijne vandaan was.
“Heb je het kompas al, young lady?” vroeg Hector. Hij ging daarbij met zijn hand over mijn wang en ik tufte hem in zijn gezicht.
“Als ik dat stomme kompas had, had ik hem al lang gegeven! Denk je echt dat zo’n stom ding mij wat kan schelen?” Voor ik het wist had ik geen hand, maar een ijskoud mes tegen mijn wang aan.
“Niet zo’n grote mond, jongedame…” Ik slikte een keer. Als ik me nu zou bewegen zou ik voor altijd een litteken in mijn gezicht hebben. “Kom op met dat kompas. Dit is je laatste kans.” Ik gaf geen antwoord. Ik had het kompas niet, hoe kon ik het dan geven? Hector zette het mes iets dieper in mijn wang en uiteindelijk voelde ik hoe het door mijn huid heen sneed. Ik trok een pijnlijk gezicht en de tranen sprongen me in de ogen.
“Ik heb het niet!” zei ik.
“Nu is het genoeg!” bulderde Hector. Hij opende de deur, pakte me ruw bij mijn arm en trok me het hok uit. Ik voelde het bloed over mijn wang lopen en stootte mijn knie aan het houten trapje dat we opliepen. Toen we op het dek uitkwamen, keken heel wat grijnzende mannen mij vies aan en ik gaf ze allemaal een kille blik.
“Drammus, bind haar vast!” riep Hector nu. Ik keek verbaasd om me heen.
“Wat?!” riep ik, maar mijn polsen werden al bij elkaar gehouden en niet veel later werd er een ruw touw omheen gebonden. “Laat me los, lelijkerd!” Een andere man liep naar me toe en duwde me.
“De plank!” werd er geroepen. Ik snapte er niets van. Wat was de plank? Maar al snel genoeg had ik het door, toen ik een langwerpige, houten plank op werd geduwd. Er klonk een luid gejoel van de andere piraten.
“Lopen!” beval Hector.
“Ja, dan val ik er toch af!” riep ik. Jezus, wat was die vent dom.
“Dat is de bedoeling!” Ik keek hem met grote ogen aan.
“Waarom?”
“Geen tegenspraak! Lopen!” Voetje voor voetje liep ik naar het einde van de plank. De wind was hier nog kouder dan op het schip zelf en het water onder mij was wild. Ik durfde hier echt niet vanaf te springen. Dan was ik sowieso dood. Ik kon ook niet zwemmen. Het gejoel werd steeds harder en ik keek achterom. “Springen!” beval Hector, maar ik durfde niet. Ineens begon de plank wild te schudden en toen ik achter me keek, zag ik dat het Peer was die hard op de plank aan het stampen was. Ik kon mijn evenwicht niet meer houden en viel van de plank af. Ik hield mijn ogen, mond en neus stevig dicht en een paar tellen later voelde ik het koude water overal langs mijn lichaam. De golven klotsten over mijn hoofd heen en het zout uit de zee brandde in de wond van mijn wang. Ik wilde naar boven zwemmen, maar ik kon niets. Mijn handen zaten vastgebonden. Ik probeerde te schreeuwen, maar dat was een slechte zet. Mijn mond werd gevuld met zout water en een soort zuigkracht leek me naar beneden te trekken. Met alle kracht die ik had probeerde ik naar boven te zwemmen, maar het lukte me niet.
Reageer (1)
O_0 wooooow als ze het niet heeft dan... YEah who cares??
1 decennium geledensnel verder