|| O52
The Lost Lands
||Draco||
Met iedere stap werd het onbehagen groter. De stenen wanden omringden ons, de schaduwen lonkten en de stilte drukte op ons neer. Stille dreiging overheerste iedere gang, elke trap, en dat waren er heel wat.
De koude rillingen die over mijn rug liepen volgden elkaar snel op en deden het kippenvel over mijn armer trekken. Het gevoel dat we bekeken werden liet me geen moment met rust maar wanneer ik om me heen keek was er alleen maar de stille eenzaamheid van de vochtige gangen. Dit oord zou ik dolgraag weer inruilen voor Aurient, maar dat zou ik pas doen wanneer in Winter veilig bij me had. Stiekem hoopte ik Nathaniël tegen te komen. De gluiperd zou door het stof gaan en ik zou hem zo grondig vervloeken dat hij de rest van zijn leven kruipend door zou meten brengen, zoals het parasiet dat hij was.
Toen het lichtpuntje aan het einde van de gang opdoemde ging mijn hart sneller kloppen. Autumn en Spring gingen iets sneller lopen zodat ik achter ze terecht kwam. Op die manier probeerden ze me nog een beetje te beschermen tegen hetgeen ons te wachten stond. Dit bleek in eerste instantie echter niet nodig. De zaal die we betraden was groot, werd slecht verlicht door kaarsen in kroonluchters en bevatte niet meer als twee meubelstukken. In het midden van de kamer stond een kleine ronde tafel waarvan het blad minstens tot mijn navel zou reiken. Verder achterin stond een gigantische troon.
De man die erop zat torende hoog boven ons uit. Hij leek nors, op het eerste oog niet ouder als veertig. Maar ik wist dat leeftijd in deze werelden zowat het grootste bedrog was dus durfde het niet met zekerheid te zeggen. Zijn zwarte haren waren strak achterover gekamd en vertoonden hier en daar al wat grijze lokken. De glimlach op zijn gezicht was uitnodigend, de blik in zijn ogen verraadde zijn onrust en ongenoegen. Met een bedrieglijk kalme stem nam hij het woord. 'Autumn, Spring, wat een... aangename verrassing is dit. Waar heb ik dit onverwachte bezoek aan te danken.' Het was mierzoet, zweefde door de ruimte als een uitdaging hem te beschuldigen. De gezichten van de Godinnen bleven onbewogen. Ik nam aan dat dit Lord Asriël was.
'Bewaar je zoete woorden maar voor mensen die er wel in trappen en speel geen spelletjes met ons. Jij weet wat we komen doen. Je hebt iets wat ons toebehoort. Of moet ik zeggen iemand.' De stem van Autumn kaatste door de kamer als een door haar zelf gecreëerde bliksemschicht. Bij Asriël trok een zenuwachtig spiertje in zijn kaak samen. 'Waar hebben jullie het over?' Probeerde de man nog, wetend dat het absoluut geen zin had. Hij was niet de enige die dat wist.
'Oo houdt op vader. Het spel is uit. Dat weet jij, dat weten zij en dat weet ik. De tijd om eerlijk te zijn is aangebroken, net als de tijd om het spel op een andere manier te gaan spelen. We doen het op mijn manier, mijn regels.' De stem van Nathaniël was nog niet weggestorven of alle kaarsen doofden en het was pikzwart om ons heen. Ik kon niet eens schreeuwen of het bevel van Spring haar hand vast te pakken opvolgen of ik werd al van twee kanten vast gegrepen. De klap op mijn hoofd was hard en precies op de juiste plek want het werd direct zwart voor mijn ogen.
De koude rillingen die over mijn rug liepen volgden elkaar snel op en deden het kippenvel over mijn armer trekken. Het gevoel dat we bekeken werden liet me geen moment met rust maar wanneer ik om me heen keek was er alleen maar de stille eenzaamheid van de vochtige gangen. Dit oord zou ik dolgraag weer inruilen voor Aurient, maar dat zou ik pas doen wanneer in Winter veilig bij me had. Stiekem hoopte ik Nathaniël tegen te komen. De gluiperd zou door het stof gaan en ik zou hem zo grondig vervloeken dat hij de rest van zijn leven kruipend door zou meten brengen, zoals het parasiet dat hij was.
Toen het lichtpuntje aan het einde van de gang opdoemde ging mijn hart sneller kloppen. Autumn en Spring gingen iets sneller lopen zodat ik achter ze terecht kwam. Op die manier probeerden ze me nog een beetje te beschermen tegen hetgeen ons te wachten stond. Dit bleek in eerste instantie echter niet nodig. De zaal die we betraden was groot, werd slecht verlicht door kaarsen in kroonluchters en bevatte niet meer als twee meubelstukken. In het midden van de kamer stond een kleine ronde tafel waarvan het blad minstens tot mijn navel zou reiken. Verder achterin stond een gigantische troon.
De man die erop zat torende hoog boven ons uit. Hij leek nors, op het eerste oog niet ouder als veertig. Maar ik wist dat leeftijd in deze werelden zowat het grootste bedrog was dus durfde het niet met zekerheid te zeggen. Zijn zwarte haren waren strak achterover gekamd en vertoonden hier en daar al wat grijze lokken. De glimlach op zijn gezicht was uitnodigend, de blik in zijn ogen verraadde zijn onrust en ongenoegen. Met een bedrieglijk kalme stem nam hij het woord. 'Autumn, Spring, wat een... aangename verrassing is dit. Waar heb ik dit onverwachte bezoek aan te danken.' Het was mierzoet, zweefde door de ruimte als een uitdaging hem te beschuldigen. De gezichten van de Godinnen bleven onbewogen. Ik nam aan dat dit Lord Asriël was.
'Bewaar je zoete woorden maar voor mensen die er wel in trappen en speel geen spelletjes met ons. Jij weet wat we komen doen. Je hebt iets wat ons toebehoort. Of moet ik zeggen iemand.' De stem van Autumn kaatste door de kamer als een door haar zelf gecreëerde bliksemschicht. Bij Asriël trok een zenuwachtig spiertje in zijn kaak samen. 'Waar hebben jullie het over?' Probeerde de man nog, wetend dat het absoluut geen zin had. Hij was niet de enige die dat wist.
'Oo houdt op vader. Het spel is uit. Dat weet jij, dat weten zij en dat weet ik. De tijd om eerlijk te zijn is aangebroken, net als de tijd om het spel op een andere manier te gaan spelen. We doen het op mijn manier, mijn regels.' De stem van Nathaniël was nog niet weggestorven of alle kaarsen doofden en het was pikzwart om ons heen. Ik kon niet eens schreeuwen of het bevel van Spring haar hand vast te pakken opvolgen of ik werd al van twee kanten vast gegrepen. De klap op mijn hoofd was hard en precies op de juiste plek want het werd direct zwart voor mijn ogen.
Het spijt me zeer dat het zo lang heeft moeten duren maar ik had het even giga druk. Hier is weer een stukje, met liefde geschreven voor de liefste Abo's van heel Q
Reageer (14)
snel verder
1 decennium geleden-xx-
Oh wat erg!
1 decennium geledenDraco mag nog niet dood!
Ik heb je hele verhaal gelezen en ik vind het echt super!
Je schrijft geweldig^^
o.0 nathan gaat eraan!
1 decennium geledenLigt winter nog altijd in coma?
1 decennium geleden