* Hoofdstuk 8
Het voelt raar aan om in de lift naar boven te gaan, naar de kamers waar ik afscheid kan nemen van iedereen. Als ik in de kamer aan kom, loop ik meteen naar het raam en kijk naar buiten. Het plein wordt steeds leger en leger. Ouders nemen hun kind of kinderen in hun armen, dankbaar dat ze in ieder geval nog een jaar van hun mogen genieten. Ik hoor de deur achter me open gaan. Ik draai me om en zie mevrouw Jenkins in de deuropening staan. Ze kijkt me bezorgd aan. “Als ik iets kon doen, had ik dat gedaan meisje. Ik ben van mening dat je dit niet verdient.” Ze gaat zitten op de fluwelen rode stoel. Ze heeft een zakdoek in haar hand. “Met u zijn er vele anderen denk ik maar de wil van het Capitool is wet. Niemand kan er iets aan doen en u hoeft zich niet schuldig te voelen.” stel ik haar gerust. “Kunt u zolang ik weg ben voor Michaël zorgen?” vraag ik haar vriendelijk. “Natuurlijk, dat is het minste wat ik kan doen.” Ze staat op en neemt me in haar armen. De komende anderhalve minuut laat ze me niet meer los. Dan komt er een vredesbewaker binnen om aan te geven dat het tijd is voor mevrouw Jenkins om weg te gaan. “Blijf sterk meisje. We zijn met je.” met dat als laatste woord verlaat ze de kamer. Niet veel later komt er weer iemand binnen. Tot mijn verbazing is het de bakker. Ook hij kijkt bezorgd. Hij blijft staan en blijft een tijdje stil. Dan wenkt hij me. Als ik bij hem ben, drukt hij een pakketje in mijn handen. “Pas openen als je in de trein zit en niemand hiervan laten weten. Je mag maar één districtsaandenken mee hebben maar Michaël heeft er ook nog een voor je.” Ik neem het pakketje aan. Meneer Mellark houdt mijn hand nog even vast. “Je vader was een goede vriend van mij. Ik keur het niet goed dat hij uit het leven gestapt is maar probeer hem te begrijpen. Zijn vrouw is overleden, hij heeft een zoon die niet lang van het leven kan genieten en we leven in een wereld waar onze kinderen misschien afgeslacht worden. Jonah heeft geluk gehad. Helaas jij niet. Als hij het toen niet gedaan had, had hij nu gedaan. Zijn enige dochter naar de hongerspelen om waarschijnlijk nooit meer terug te keren.” weer is hij even stil en hij bekijkt me van top tot teen. “Je bent zo gegroeid en zo mooi geworden. Toch ben je zo realistisch in het leven. Vergeet niet waar je vandaan komt, dat is het belangrijkste.” “Ik was niet van plan om dat te vergeten.” dan is het ook tijd voor meneer Mellark om te gaan. Als hij weg is, is het een tijd stil. Ik loop weer naar het raam. Het plein is nu helemaal verlaten. Ik voel armen om mijn benen. Ik draai me om en zie Michaël staan. Ik heb niet gehoord dat de deur open is gegaan. Jonah staat bij de deur met een traan die via zijn wangen naar beneden glijdt. Ik ga op mijn hurken zitten en geef Michaël een hele dikke knuffel, alsof het de laatste is. Als ik hem los laat begint hij druk te gebaren. “Je zou vanavond thuis zijn. Ga je nu weg? Ga ik je nu nooit meer zien? Wat gaat er nu gebeuren?” Ik doe mijn best om me sterk te houden. “Ik ben vanavond niet thuis maar binnenkort wel weer. Ik ga nu meedoen aan een wedstrijdje maar ik ben snel weer thuis.” Ik til hem op en loop naar Jonah toe. “Hoe kun je zo vrolijk praten over de hongerspelen?” hij wil dat ik me schaam maar dat doe ik niet. “Hij moet hoop houden en jij ook. Geef hem alsjeblieft het goede voorbeeld. Zorg goed voor hem en wees er voor hem. Hij moet kijken, zo ziet hij dat het goed is. Als het fout gaat laat je hem niet kijken. Doe het Jonah. Voor mij.” Nu loopt er ook een traan over mijn wang. Jonah pakt me stevig beet. “Hou je sterk. Ik hou van je en dat zal ik altijd blijven doen.” Met een kus op mijn slaap, laat hij me los. Ik zet Michaël op de grond. Zodra hij staat, haalt hij een pakketje uit zijn zak. Ik neem hem aan en maak het open. Het is zijn armbandje die hij al heeft sinds zijn geboorte. Zijn naam en geboortedatum staan erin gegraveerd. “Zo ben ik toch nog bij je.” maakt hij duidelijk en hij legt zijn armen om mijn nek. Ik pak hem weer beet en merk dat Michaël aan het huilen is. De deur gaat open. “Het is tijd.” hoor ik de vredesbewaker zeggen. Ik laat Michaël los en droog zijn tranen. Dan zijn ook mijn broers verdwenen. Het is tijd om de trein in te stappen. Begeleid door drie vredesbewakers loopt ik naar de ingang van de trein. Zodra ik ingestapt ben, draai ik me om. Ik werp nog één laatste blik op district 12 en dan sluiten de deuren zich.
Er zijn nog geen reacties.