Capter 5|| I'm bruised, But i'm not broken
Verschrikt keek ze de kamer rond, een naar gevoel greep haar bij de keel.
Alles was anders, de leren, zwarte bank waar ze zo vaak tegen hem aan had gezeten was weg . Haar schilderijen die hij aan zijn muur had gehangen waren weg. Zelfs zijn geur die altijd in zijn huis hing was weg.
De velen waxinelichtjes die overal door zijn huis stonden waren weg.
Trillend liep ze verder, de tranen stroomden uit haar ooghoeken.
Waar was alles waar ze zo van hield?
Waar was hij?
Toen ze de kleine slaapkamer binnen was zag ze een vrouw rond de dertig. Ze snurkte zachtjes in haar slaap.
Hij was er niet meer.
Luide snikken gleden over haar lippen, dikke tranen maakte haar zicht wazig.
De vrouw die zonet nog vredig lag te slapen woelde nu onrustig heen en weer door Kate’ aanwezigheid.
Ze schonk geen aandacht aan de vrouw, haar hoofd zat vol met vragen, vol met verdriet en wanhoop.
De vrouw schrok wakker en keek schichtig om zich heen, voor haar was de harde snikken van Kate slechts een zacht gehuil in de verte.
De kilte die Kate met zich meedroeg liet de vrouw rillen, bang trok ze haar dekens op en probeerde te ontdekken waar het zachte gehuil vandaan kwam.
Nadat ze merkte dat de vrouw wakker was liep ze naar haar toe,
‘Waar is hij?’ Snikte ze wanhopig.
De vrouw antwoordde niet, ze was doodsbang.
‘Waar is hij!’ Schreeuwde ze nu, haar stem trilde en klonk hees.
Vroeger zou ze zich nooit zo hebben laten gaan maar wat had ze te verliezen? Ze was haar ziel en leven al verloren.
Kate stoof de trappen af, dwars door de deur de koude avond lucht in. Tranen stroomde nog altijd. Haar verdriet en wanhoop namen nu plaatst voor woede. Ze schreeuwde het uit.
Haar schreeuw doorboorde de stille nacht.
De maan liet haar huid bijna oplichten.
Nog een keer schreeuwde ze, haar gebroken botten kraakte.
Haar dunne haren wapperde naar achter door de harde wind.
Ze wist niet meer wat ze moest.
Naar het licht kon ze nog niet.
Ze kon nog niet naar de sterren, ze kon er nog niet een van hun worden.
Eerst moest ze naar hem, maar waar was hij als hij niet hier was?
Hoe zou ze hem ooit kunnen vinden is zo’n grote stad waar het krioelde van de mensen. Hoe zou ze hem ooit nog kunnen zien.
Hoe zou ze hem ooit kunnen zeggen wat ze tegen hem wou zeggen?
Ze wist het allemaal niet meer.
Het was valse hoop die haar hier naartoe had geleid, zou ze ooit de goede hoop nog vinden die haar naar hem zou leiden?
De zon kwam op, de lucht was rood, roze gekleurd. Kate was gekalmeerd.
Ze zat tegen een grote rotswand op het strand. De golven spoelde gelijkmatig aan. Er was niemand.
Weer gingen de golven.
Heen en weer.
Heen en weer.
Ze sloot haar ogen en zuchtte diep, alle woede was van haar afgedropen. Alle wanhoop was met de golven de zee in gedreven. Al het verdriet zat nog in haar. Het stroomde door haar lege aderen.
‘Waarom zit het allemaal niet met ons mee?’ mompelde ze zachtjes.
‘Ik mis je zo erg, lieverd.’ Even haalde ze adem ‘Ik mis je zo.’
Ze kon haar verdriet niet uitdrukken, ze kon haar verdriet niet uiten.
Het zat diep van binnen.
Het at haar langzaam op, het knaagde aan haar gebroken botten, aan haar gekneusde huid.
Ze liet wat zand uit haar hand lopen, heel langzaam vielen de kleine korreltjes een voor een.
‘Moet je kijken!’ Schreeuwde Gus naar mij, hij stond voorovergebogen en bestudeerde iets dat in het zand lag. Nieuwsgierig liep ik naar hem toe en ging naast hem staan. Het was al laat in de avond en de zon stond al aan de horizon.
‘Wauw, zoveel heb ik er nog nooit gezien.’ Mompelde ik. Net voor Gus’ voeten kropen velen kleine krabbetjes uit het zand. Gus ging door zijn hurken zodat hij het beter kon zien. Even keek hij op naar mij en glimlachte breed.
‘Wat ben ik toch blij dat ik jou heb mogen leren kennen.’ Hij pakte mijn hand vast, ‘Ik wil je nooit, maar dan ook nooit meer kwijt, mijn beste vriendinnetje.’
Ze zette grote stappen richting de zee. Ze bleef niet staan toen de zee haar voeten nat maakte. Ze liep stug door.
Ze liep door totdat haar witte jurk nat werd, ze liep door totdat de golven tegen haar borst aansloegen. Ze liep door.
Ze liep door totdat ze de grond niet meer onder haar voeten voelde.
Nog een keer dacht ze aan zijn prachtige gezicht en toen liet ze zich met de zee meevoeren.
Maar overledenen konden niet verdrinken.
Reageer (2)
ze is dood, maar mensen kunnen haar zien en horen... maar kunnen ze haar ook aanraken zegmaar?
1 decennium geledenEcht super mooi geschreven! Abo erbij!
1 decennium geleden