The Stranger
Er was een bepaald, hardnekkig misverstand dat Percy maar niet uit de weg leek te kunnen ruimen. De eerste keer dat het misverstand ontstond, of in ieder geval de eerste keer dat hij zich ervan gewaar werd, was in de zomervakantie tussen het vijfde en het zesde jaar. Hij bevond zich met Oliver in Muggle-London, omdat Oliver een week eerder voor het eerst naar een “bioscoop” was gegaan met zijn Muggle-grootvader en nu bijna net zo enthousiast was over deze uitvinding als Percy’s vader hoogstwaarschijnlijk zou zijn. Hij stond erop dat Percy ook een keer een “film” moest kijken en wilde per se meteen een datum prikken een kaartjes kopen, zodat ze later niet meer in de rij zouden moeten staan.
Op het moment had Oliver Percy bij zijn pols vast en loodste hij hem door de drukke straten. Percy ergerde zich er een beetje aan dat Oliver hem fysiek mee dacht te moeten trekken, want hij kon echt zelf wel lopen, maar Oliver merkte dat niet en babbelde opgewekt tegen zijn vriend. “Wanneer heb je tijd? Misschien maandag? Maar dat duurt nog zo lang. Ik denk dat we zaterdag wel kunnen gaan, toch? ’s Avonds of ‘s middags?”
“We kunnen niet zaterdag gaan,” sprak Percy hem tegen, waarmee hij voor het eerst sinds vijf minuten iets aan het gesprek toevoegde.
“Waarom niet? Ik ben zaterdag jarig en je had al gezegd dat je langs zou komen. Zou dit niet een geweldige manier zijn om het te vieren?”
“Ja, maar - Maar -” Percy zocht wanhopig naar een excuus dat logisch klonk zodat hij de verrassing niet hoefde te verpesten, maar hij kon niets bedenken. Er zat niets anders op dan de waarheid te vertellen. “Zaterdag gaan we naar de wedstrijd.”
Oliver bleef abrupt staan en liep zijn pols los, waardoor Percy bijna tegen hem op was gebotst. “Wat? Welke wedstrijd?”
“Die van Puddlemere tegen de Canons. Het is je verjaardagscadeau.”
Oliver staarde hem geschrokken aan en Percy was even bang dat hij het niet leuk vond. “Maar dat moet je bakken met geld hebben gekost. Perce, je hebt toch niet al je spaargeld uitgegeven?”
“Natuurlijk niet,” antwoordde Percy, die opgelucht was dat dit Olivers enige bezwaar scheen te zijn. “Herinner je je nog dat ik je eens heb verteld over die vriend van Charlie die een broer heeft met een neef die regelmatig de hond uitlaat van een vrouw wiens buurman de zoon van de manager is? Ik heb korting kunnen regelen.” Een beetje geërgerd voegde hij eraan toe: “Eigenlijk had het een verrassing moeten zijn.”
Er brak onmiddellijk een brede grijns door op Olivers gezicht. “Man, Perce, dat is geniaal. Dit wordt mijn beste verjaardag ooit!”
Percy wilde antwoorden dat het niets was en dat hij blij was dat Oliver zich erop scheen te verheugen. Dat was tenslotte de beleefde manier om de situatie te behandelen, maar hij vergat compleet wat hij wel of misschien ook niet had willen zeggen toen Oliver hem overrompelde met een verpletterende knuffel. “Eh,” was het enige wat hij uit kon brengen.
“Ik zweer dat je de beste persoon bent die ooit op deze aardbol heeft rondgelopen, Perce,” zei Oliver, toen hij hem na een verdacht lange tijd weer losliet. Percy hapte naar adem, want Olivers knuffels waren nog verstikkender dan die van zijn moeder. “Dan moeten we zondag maar naar de film. Wacht hier, ik ben zo terug.”
Oliver huppelde zo ongeveer terwijl hij naar de rij voor de kassa toe liep, nog steeds met die brede grijns op zijn gezicht. Percy keurde huppelen zeer af, want dat was absoluut geen passend gedrag voor mensen in een voorbeeldpositie zoals een Prefect of toekomstige Quidditch Captain, maar toch kon hij het niet helpen dat zijn mondhoeken omhoog trokken terwijl hij zijn vriend achterna keek.
Naast hem stond een oude vrouw met een vreemd paars hoedje en een hyperactieve bol wol op pootjes aan een lijntje, die waarschijnlijk ook op iemand wachtte. Ze zuchtte dromerig en voegde er hardop aan toe: “Ach, jonge liefde.”
Omdat ze hem aankeek had Percy het gevoel dat hij werd aangesproken. Hij keek om zich heen om te zien over wie ze het had. “Sorry?” vroeg hij uiteindelijk, toen hij nergens het stel kon zien waar ze op gedoeld zou kunnen hebben.
Ze giechelde, waarop het hondje kefte. “Ik bedoelde jullie, jongen.” Bij deze onthulling kwam Percy’s Weasley reflex meteen in actie en steeg al het bloed naar zijn gezicht.
“Hebt u het over Oliver en mij?”
“Oliver? Dat is een mooie naam. En dat is niet het enige mooie aan hem, maar dat hoef ik jou natuurlijk niet te vertellen.” Percy’s roodheid werd er niet beter op toen de vrouw er ook nog een vette knipoog aan toevoegde.
“Hij is niet mijn vriendje, als dat is wat u impliceert.”
De vrouw leek nogal verrast over zijn plotselinge uitbarsting, maar ze hield gelukkig daarna haar mond tot Oliver terugkwam. Dit keer was het Percy die Oliver meetrok, om zo snel mogelijk daar weg te komen.
Reageer (15)
“Herinner je je nog dat ik je eens heb verteld over die vriend van Charlie die een broer heeft met een neef die regelmatig de hond uitlaat van een vrouw wiens buurman de zoon van de manager is?
1 decennium geledenHihi. En ik ben gewoon fan van Perciver (:
oke, de enige reden dat ik dit meteen lees is: PERCIVER!!!!!
1 decennium geledenen natuurlijk dat je zo goed schrijft. Maar hallowwwww: PERCIVER!!!!!!!!!!!!!!!
Ik heb al een abo genomen voor ik begon met lezen en wel om deze redenen:
1 decennium geleden1. Het is Perciver.
2. Je schrijft amazing
3. HET IS PERCIVER.
Ja, you got me addicted. Be proud
Okay, i like fluffy Zóveel beter dan angsty. En zeker Perciver. Gotta love Perciver.
1 decennium geledenFluffy is leuk, dit hoofdstuk is leuk, perciver is leuk (en ik denk dat je me er verslaafd aan aan het maken bent), jouw verhalen zijn leuk... Moet het nog meer zijn? (:
1 decennium geleden