* Hoofdstuk 3
Bij mijn huis aangekomen, staat mevrouw Jenkins bij de deur met Michaël in haar armen. Ik doe de deur open en neem mijn kleine broertje over. “Dank u dat u op hem wilde passen.” “Ik doe het graag. Jullie hebben al genoeg te doen om in leven te blijven.” Ik zeg mevrouw gedag en ga naar binnen. “Vanavond ben je wel thuis toch?” vraagt Michaël in gebarentaal. Hij is slechthorend, bijna doof maar dat is nog niet alles. Zes jaar geleden, toen mijn moeder stierf bij zijn geboorte, heeft de dokter hem uitgebreid onderzocht. Hij bleek een ziekte te hebben waarbij hij niet ouder zou worden dan tien jaar. Toen Michaël anderhalf jaar oud was, heeft onze vader zelfmoord gepleegd. Hij kon het leven niet meer aan en dacht niet aan zijn kinderen die hij dan alleen achter zou laten en hoewel ik hem daarom haat, mis ik hem wel. Sinds de dood van onze vader zorgen Jonah en ik voor Michaël. Pas geleden is het allemaal nog een stukje erger geworden. Uit het laatste onderzoek bleek dat ons kleine broertje nog maar een paar maanden te leven heeft. Dit met dank aan de slechte voorzieningen die de Laag te bieden heeft. “Vanavond ben ik gezellig bij jou.” gebaar ik terug. Ik weet dat het misschien niet zo is maar ik laat hem zijn hoop niet verliezen. Als hij aan het spelen is met zijn, door mij uitgesneden, houten auto, ben ik bezig met het eten. Ik probeer te denken aan een avond thuis. Samen met Jonah en Michaël een spelletje spelen maar terwijl ik daar aan denk, weet ik dat er ook nog een kans is dat ik vanavond niet thuis kom. Als dat zo is, kom ik nooit meer thuis.
Er zijn nog geen reacties.