LXXXVI
Alice Potter
‘Niet doen,’ fluistert James in mijn oor. ‘We moeten praten.’
Als ik over mijn eerste schrik heen ben, haalt James zijn hand van mijn mond. ‘Wat doe jij hier?’ fluister ik.
‘Dat kan ik ook aan jou vragen, maar laten we eerst naar binnen gaan. Ik moet je iets vertellen.’ Zijn blik staat hard.
Zwijgend loop ik achter hem aan. Te veel vragen spoken door mijn hoofd. Waarom heeft Remus me hier niks over verteld? Waar zijn ze gebleven? Wat zijn ze aan het doen? Maar vooral: wat wil James me vertellen?
Als James zonder een grap te maken over dat ik zo snel schrok zegt dat hij me iets wil vertellen, moet het wel ernstig zijn. Als we binnen zijn, merk ik pas hoe koud ik het had en ik wrijf even over mijn armen.
‘Ga maar alvast naar de leerlingenkamer,’ zegt James. ‘Ik kom zo.’
Verbaasd kijk ik hem na als hij wegloopt, maar dan loop ik toch naar de leerlingenkamer. Misschien kan ik Remus nog zien als ik uit het raam kijk. Het kan toch niet dat ze zomaar verdwenen zijn? Wat hadden ze überhaupt bij die boom te zoeken?
Maar als ik uit het raam kijk, zie ik niks. Het is buiten al wat donkerder geworden en de schaduwen die ik kan ontdekken, lijken niet op Remus. Teleurgesteld laat ik me in een stoel bij het haardvuur zakken. Wederom is de leerlingenkamer leeg en kil, ondanks het vuur dat de ruimte zoals altijd gezellig verlicht.
Ik zit al een tijdje te wachten als ik een stem achter me hoor. ‘Alice?’
Ik draai me om en kijk James aan. ‘Kom je?’ vraagt hij. ‘Ik denk dat de rest straks klaar is met eten en dan weer hierheen komt. We kunnen beter ergens anders gaan zitten.’ Zijn stem klinkt kil.
Hij loopt voor me uit naar de Kamer van Hoge Nood en als ik de kamer inloop, zie ik een paar stoelen bij een haardvuur. Ik ga zitten en kijk hem ongemakkelijk aan als het stil blijft.
‘Wat ging je doen?’ vraag ik dan maar.
‘Oh.’ Hij kijkt verstoord op. ‘Ik heb wat eten gehaald, je hebt vast nog geen avondeten gehad.’ Hij haalt een paar broodjes tevoorschijn en legt ze op een tafeltje.
Ik pak een van de broodjes en begin er kleine stukjes vanaf te scheuren waar ik vervolgens langzaam op kauw. ‘Wat wilde je me vertellen?’ vraag ik na een tijdje.
Hij kijkt me een beetje moeilijk aan, maar dan wordt zijn blik weer hard. ‘Het is niet mijn geheim om te vertellen, maar je moet het weten.’ Hij zucht even. ‘Misschien snap je dan ook beter waarom ik…’
Ik kijk hem afwachtend aan. ‘Waarom je?’
‘Luister… Het… Ik…’ James kijkt me ineens recht aan. ‘Ik ben een faunaat. Sirius en Peter ook.’
Ik kijk hem verbaasd aan. Dat zag ik niet aankomen, ik dacht dat hij me iets over Remus ging vertellen. Ik besef me dat hij Remus helemaal niet heeft genoemd. Sirius, Peter en James… Wat is Remus dan?
‘En Remus?’ vraag ik bezorgd.
‘Remus…’ Hij aarzelt even. ‘Remus is een weerwolf.’
Reageer (26)
Ze vindt hem alleen maar leuker [a]
1 decennium geledenAl zal dat wel niet gebeuren, haha!
Snel verder <3