Narcolepsie. ||Opdracht 1 ~ schrijfwedstrijd Russia
De eerste opdracht. Ik hoop dat jullie er zin in hebben. Ik in ieder geval wel. Deze opdracht gaat over stoornissen. Jullie mogen een getal kiezen tussen de 1 en de 20, elk getal mag maar een keer gekozen worden. Ik zal zo snel mogelijk de stoornis [in een pb] naar jullie toesturen, zodra jullie gekozen hebben. Ik wil dat jullie een verhaal schrijven waar iemand met deze stoornis in voor komt [hoeft niet de hoofdpersoon te zijn], en/of dat het verhaal in het teken van die stoornis staat. Ik wil dus niet dat het maar kort genoemd wordt en het verhaal totaal ergens anders over gaat. Het verhaal moet uit minimaal 800 woorden bestaan. Heel veel plezier en succes!
Mijn stoornis; Narcolepsie = een slaapstoornis.
uitleg over de stoornis
Mijn stoornis; Narcolepsie = een slaapstoornis.
uitleg over de stoornis
Het gevoel van totale onwetendheid overviel me. 'Narcolepsie, is een slaapstoornis...' De rest hoorde ik niet. Ik voelde hoe mijn moeder haar hand van mijn dij had gehaald en haar zakdoek pakte. Mijn vader was er niet bij. Niet lichamelijk. De dokter stelde therapieën voor en medicatie die me zou helpen. Ik kon alleen maar denken aan mijn bed. Die zachte held. 's Morgens had ik altijd het gevoel dat ik een deel van mijn lichaam moest afstaan als mijn moeder me met alle geweld uit mijn cocon haalde. In mijn dromen was ik de held van de dag/nacht. In mijn dromen kon ik zijn wie ik was, zonder narcolepsie. Zonder enige afwijking. Ik wilde gewoon zijn wie ik was, zonder dat ik in slaap viel. Ik voelde het weer opkomen. Die drang om gewoon mijn ogen toe te doen, om gewon alles te vergeten en voor een paar minuutjes een held te zijn.
'Mara!' Vermoeid deed ik mijn ogen weer open. Ik zag het wazige gezicht van mijn moeder en dat van de dokter boven me zweven. Blijkbaar was ik van mijn stoel gevallen. Gewoon, poef uit het niets. 'Ga maar even op het bed liggen, minder kans dat je je bezeerd.' Ik zag geen spoortje van spot, niet een grinnikje, het was allemaal bloedserieus. Hij begon mijn moeder te vertellen waar ze op moest letten, wat ze kon doen om te voorkomen dat ik plots een spierverslapping kreeg. 'Verassingen zijn uit den boze, geen plotse emoties veroorzaken zoals boosheid, verdriet enzovoorts...' Ik luisterde maar met een half oor. Ik kon het me permitteren. Ik dankte God voor het internet. Na nog twee uur bij de dokter te hebben gezeten en zeker zeven keer in slaap te zijn gevallen, gingen we dan eindelijk richting huiswaarts. 'Mara, voel je je wel goed?' Ik knikte. 'Prima hoor.' Niet helemaal waar. Ik was verdoofd en moe. Maar, dat gevoel van moe zijn was er altijd. Door de constante aanwezigheid, kon ik het niet meer plaatsen. Ik zag het als een stukje van mezelf. Ik zag het als iets dat normaal was, omdat het er altijd was. Ademen werd ook als vanzelf gezien, totdat we er moeite mee beginnen te krijgen, dan pas beseffen wat een wonder het is om normaal te kunnen slapen. Dat is net hetzelfde als met slapen. We houden van slapen omdat het normaal is, omdat het iets menselijks is, totdat we er moeite mee beginnen te krijgen. Dan zien we mensen die goed kunnen slapen als mensen met een gave. Mensen die hun dromen kunnen afmaken.
Mijn ogen vielen toe naarmate de motor van de auto warmer werd. Ik hoorde op de achtergrond de muziek die mijn moeder had opgezet. Wrap your troubles in dreams, "Send them all away, Put them in a bottle
And across the seas they'll stay". Ik dacht nog; mam wat heb je toch een goede muziek smaak. The Velvet Underground. En toen vielen mijn ogen dicht. Ik kon het niet helpen, de muziek, de sfeer en het feit dat ik nu wist wat ik had, maakte me toch slaperig.
Toen ik mijn ogen open had voelde ik me veilig opgeborgen, veilig in mijn eigen bed. Blijkbaar had mama me naar boven gebracht. Ik wreef mijn ogen uit, keek op de klok aan de muur tegenover me. Ik schrok. Het was al 16 u 15. Ik had waarschijnlijk een uur geslapen want ik wist dat we rond drie uur het ziekenhuis hadden verlaten. Ik ging naar de badkamer waar ik een washandje uit de lade pakte, het goed nat maakte en er mee door m'n gezicht wreef. Zo, dat zou wel helpen, voor een paar uur. Ik ging naar onder, waar ik de Tv hoorde vertellen over de actualiteit. Ik zag dat mijn moeder in haar favoriete zetel zat met een glas wijn. Ze keek me glimlachend aan toen ik in de deuropening verscheen. 'Lekker geslapen?' Ik knikte en plantte me langs haar neer. 'Mam, kan ik zo eigenlijk nog wel naar school gaan?' Ik hoorde hoe ze zuchtte, blijkbaar had ze deze vraag verwacht want ze stond op, zette de Tv uit en keek me aan toen ze antwoord gaf. 'Ik ben bang, dat er veel voor ons gaat veranderen. Je zult nooit alleen kunnen wonen, stel dat je aan het koken bent en je valt in slaap, er kan gemakkelijk brand ontstaan. Je zult nooit met de auto kunnen rijden. Stel dat je moet oversteken en je valt net in slaap. Je zou jezelf dood rijden.'
De woorden sneden als pijlen in mijn borst. Ik wist dat het de waarheid was en daarom deed het nog meer pijn. Ik wist dat ik er niet onderuit kon en had daarom ook geen zin om het te ontkennen. Maar op school, als ik daar de hele tijd in slaap viel, dan gingen mijn medestudenten zich vragen stellen. Dan gingen ze roddelen en kreeg ik weer een nieuwe bijnaam. 'Ik denk dat ik je beter zelf les kan gaan geven.' Ik knikte, was blij met haar beslissing.
Het had geen zin om er onderuit proberen te komen. Er zouden veel dingen veranderen. Er zouden een aantal dingen nooit meer terug komen. Ik wist dat ik me daarop moest voorbereiden, maar ik had geen idee hoe. De bel ging. Ik keek door het kijkgaatje in de deur en zag daar nog een verandering op de stoep staan. Jesse, nog een verandering. Met een kus begroette hij me, maar aan zijn blik zag ik dat hij wist dar iets ernstigs aan de hand was. Ik slikte en zei de woorden die ik het meeste haatte: 'We moeten praten.'
'Mara!' Vermoeid deed ik mijn ogen weer open. Ik zag het wazige gezicht van mijn moeder en dat van de dokter boven me zweven. Blijkbaar was ik van mijn stoel gevallen. Gewoon, poef uit het niets. 'Ga maar even op het bed liggen, minder kans dat je je bezeerd.' Ik zag geen spoortje van spot, niet een grinnikje, het was allemaal bloedserieus. Hij begon mijn moeder te vertellen waar ze op moest letten, wat ze kon doen om te voorkomen dat ik plots een spierverslapping kreeg. 'Verassingen zijn uit den boze, geen plotse emoties veroorzaken zoals boosheid, verdriet enzovoorts...' Ik luisterde maar met een half oor. Ik kon het me permitteren. Ik dankte God voor het internet. Na nog twee uur bij de dokter te hebben gezeten en zeker zeven keer in slaap te zijn gevallen, gingen we dan eindelijk richting huiswaarts. 'Mara, voel je je wel goed?' Ik knikte. 'Prima hoor.' Niet helemaal waar. Ik was verdoofd en moe. Maar, dat gevoel van moe zijn was er altijd. Door de constante aanwezigheid, kon ik het niet meer plaatsen. Ik zag het als een stukje van mezelf. Ik zag het als iets dat normaal was, omdat het er altijd was. Ademen werd ook als vanzelf gezien, totdat we er moeite mee beginnen te krijgen, dan pas beseffen wat een wonder het is om normaal te kunnen slapen. Dat is net hetzelfde als met slapen. We houden van slapen omdat het normaal is, omdat het iets menselijks is, totdat we er moeite mee beginnen te krijgen. Dan zien we mensen die goed kunnen slapen als mensen met een gave. Mensen die hun dromen kunnen afmaken.
Mijn ogen vielen toe naarmate de motor van de auto warmer werd. Ik hoorde op de achtergrond de muziek die mijn moeder had opgezet. Wrap your troubles in dreams, "Send them all away, Put them in a bottle
And across the seas they'll stay". Ik dacht nog; mam wat heb je toch een goede muziek smaak. The Velvet Underground. En toen vielen mijn ogen dicht. Ik kon het niet helpen, de muziek, de sfeer en het feit dat ik nu wist wat ik had, maakte me toch slaperig.
Toen ik mijn ogen open had voelde ik me veilig opgeborgen, veilig in mijn eigen bed. Blijkbaar had mama me naar boven gebracht. Ik wreef mijn ogen uit, keek op de klok aan de muur tegenover me. Ik schrok. Het was al 16 u 15. Ik had waarschijnlijk een uur geslapen want ik wist dat we rond drie uur het ziekenhuis hadden verlaten. Ik ging naar de badkamer waar ik een washandje uit de lade pakte, het goed nat maakte en er mee door m'n gezicht wreef. Zo, dat zou wel helpen, voor een paar uur. Ik ging naar onder, waar ik de Tv hoorde vertellen over de actualiteit. Ik zag dat mijn moeder in haar favoriete zetel zat met een glas wijn. Ze keek me glimlachend aan toen ik in de deuropening verscheen. 'Lekker geslapen?' Ik knikte en plantte me langs haar neer. 'Mam, kan ik zo eigenlijk nog wel naar school gaan?' Ik hoorde hoe ze zuchtte, blijkbaar had ze deze vraag verwacht want ze stond op, zette de Tv uit en keek me aan toen ze antwoord gaf. 'Ik ben bang, dat er veel voor ons gaat veranderen. Je zult nooit alleen kunnen wonen, stel dat je aan het koken bent en je valt in slaap, er kan gemakkelijk brand ontstaan. Je zult nooit met de auto kunnen rijden. Stel dat je moet oversteken en je valt net in slaap. Je zou jezelf dood rijden.'
De woorden sneden als pijlen in mijn borst. Ik wist dat het de waarheid was en daarom deed het nog meer pijn. Ik wist dat ik er niet onderuit kon en had daarom ook geen zin om het te ontkennen. Maar op school, als ik daar de hele tijd in slaap viel, dan gingen mijn medestudenten zich vragen stellen. Dan gingen ze roddelen en kreeg ik weer een nieuwe bijnaam. 'Ik denk dat ik je beter zelf les kan gaan geven.' Ik knikte, was blij met haar beslissing.
Het had geen zin om er onderuit proberen te komen. Er zouden veel dingen veranderen. Er zouden een aantal dingen nooit meer terug komen. Ik wist dat ik me daarop moest voorbereiden, maar ik had geen idee hoe. De bel ging. Ik keek door het kijkgaatje in de deur en zag daar nog een verandering op de stoep staan. Jesse, nog een verandering. Met een kus begroette hij me, maar aan zijn blik zag ik dat hij wist dar iets ernstigs aan de hand was. Ik slikte en zei de woorden die ik het meeste haatte: 'We moeten praten.'
Er zijn nog geen reacties.