HOOFDSTUK 10 – Het verhaal
Ik liep achter Erik aan naar een groepje. Hij zat naast me bij economie en hij had me uitgenodigd om bij hem te gaan zitten bij de lunch. Dat vond ik goed, misschien vond ik dan nog wat over de Cullens.
‘Jongens, dit is Susan’, zei Erik en ik ging zitten. Ik knikte even naar iedereen en toen keek ik naar de tafel achter me. Daar zaten Edward en Alice Cullen. Waarschijnlijk waren de andere twee jongens en het meisje ook familie van hen. Bella was er ook bij. Ze keek goedkeurend naar me, maar ik zag ook teleurstelling in haar ogen.
‘Dat zijn de Cullens, maar ik zou maar niet met hen omgaan’, zei een meisje naast me. ‘Ik ben trouwens Jessica.’
‘Susan, waarom niet?’ vroeg ik.
‘Bella was een vriendin van ons en toen kreeg ze iets met Edward’, zei Jessica. ‘Ze bleef steeds vaker bij hen en ze ging niet meer echt met ons om. Op een gegeven moment kwam ze drie dagen niet naar school. We maakten ons allemaal zorgen en de Cullens zagen er nog slechter uit dan normaal als de zon even heeft geschenen. Na die drie dagen is Bella gevonden. Ze lag op de rotsen onder een klif. Gesprongen volgens Carlisle Cullen, de lijkschouwer, maar wij denken anders. Volgens ons is ze door de Cullens geduwd of ze is gesprongen door hen. Maar haar vader, de sherrif van het dorp, probeert al een jaar lang tevergeefs te bewijzen dat hun Bella hebben vermoord.’
‘Wat een verhaal’, zei ik en ik keek naar Bella. Ze knikte triest. Het verhaal dat werd verteld was waar, alleen wist ik waarom ze van de klif af sprong, nou ja, een klein beetje daarvan.
‘Ja en we willen jouw van hun beschermen’, zei Jessica, ‘we zagen je vanmorgen met Edward Cullen lopen.’
‘Ja, ik heb hem gisteren in het ziekenhuis ontmoet’, zei ik.
‘Blijf maar bij hem uit de buurt’, zei Jessica.
‘Ik zou er aan denken’, zei ik. Ik zou het waarschijnlijk niet doen. Ik moet ervoor zorgen dat Bella naar het licht gaat, maar hoe?
‘Ga nu naar buiten’, zei Michael, ‘de Cullens gaan zo ook.’ Ik keek dankbaar naar hem.
‘Ik ga even naar buiten, ik heb frisse lucht nodig’, zei ik.
‘Moeten we mee gaan?’ vroeg Erik.
‘Nee hoor, ik red me wel’, zei ik en ik pakte mijn dienblad. Ik zette hem ergens neer waar dat hoorde en toen liep ik naar buiten. Ik ging op een bankje zitten dat verbazend droog was na de regen van gisteren. Ik deed mijn ogen dicht en ik genoot van de wind die waaide. Zolang de wind mij de weg wijst zal de aarde me beschermen, het vuur me omarmen en het water me rust geven, zei mijn oma altijd.
‘Snoepje?’ vroeg ineens een stem.
Reageer (3)
ik wil een snoepje(A)
1 decennium geledenGimme gimme gimme.
1 decennium geledenJa, ik wil wel een snoepje
1 decennium geledenSnelverder??