|| O4O
||The Lost Lands
||Nathaniël||
Mijn vuist bonsde nog pijnlijk terwijl ik schreeuwend door de vertrekken van mijn vader beende. 'Weg! Zelfs met een dolk in haar slagader krijgt ze het voor elkaar te teleporteren!' Beet ik niemand in het bijzonder toe. Eigenlijk was ik nog het meest boos op mezelf. Hoe kon ik een over het algemeen dood meisje nou alsnog kwijtraken? Was mijn geluk dan zo tegen me gekeerd. Normaal lukten mijn plannen altijd en ze verliepen vlekkeloos.
Mijn vader had ondertussen een soort kristallen plaat tevoorschijn gehaald en legde deze op de tafel in het midden van de kamer. 'Rustig Nathaniël. We hebben haar zo weer gevonden, waar maak je je zo druk om?' Vroeg hij me. Ik keek hem verwilderd aan. 'Waar ik me druk om maak? Om het feit dat dit me extra tijd kost. Ze had hier al moeten zijn, veilig opgeborgen. De kans op ontdekking word alleen maar groter op deze manier. Daar komt nog bij dat zij dan misschien kan teleporteren tot ze een ons weegt, ik verspil op deze manier veel te veel energie.' Mijn woorden waren maar al te waar, daar werd ik aan herinnerd door mijn brandende spieren.
Ondertussen had Asriël zijn handen aan weerskanten van de kristallen plaat gelegd en hij stond er tegen te mompelen. Ik baalde er van dat ikzelf het paneel niet kon bedienen. Ik zou op elk moment van de dag mijn vijanden kunnen vinden. Helaas was die gave alleen weggelegd voor mijn vader en deze zou pas doorgegeven worden bij zijn dood. Mijn eigen vader vermoorden ging me nog net een beetje te ver. 'Winter.' Hoorde ik mijn vader uiteindelijk luid en duidelijk zeggen en meteen kwam het oppervlak van de plaat tot leven. Er ontstonden eerst rustige kringen, alsof er een druppel was neergedaald op een rustig beekje. Dat duurde even en ik werd bijna ongeduldig toen de rustige bewegingen eindelijk overgingen in gepruttel, bewegingen als dat van kokend water. Langzaam doemde er een vreemde versie van Winter op uit de kolkende diepten van het glas. Ze leek uit mist te ontstaan en keek mijn vader recht aan, zonder te bewegen. Even stond ik alleen naar dit vreemde beeld te staren, tot mijn vader zijn gezicht om haar heen boog en mij afwachtend aankeek. 'Waar wacht je op jongen?' Riep hij ongeduldig.
Ik ontwaakte uit mijn toestand en stapte naar voren. Zodra mijn hand de vreemde mist van haar lichaam aanraakte, duizelde de wereld om me heen en met een flits teleporteerde ik, zonder zelf een locatie voor ogen te hebben. Uiteindelijk verscheen ik weer midden in het bos, aan de rand van een enorm meer. De koelte die er hing deed me meteen denken aan The Forbidden Forest en tot mijn ongenoegen zag ik de torens van Hogwarts boven de bomen uitsteken. Waarschijnlijk vond ze dit een fijne plaats en was dit het eerste wat in haar op was gekomen. Ze lag drie meter bij me vandaan op haar rug, het water van het meer zorgde dat de linkerkant van haar kleren en haren al doorweekt waren. Ze leek naar de hemel te staren met melkachtig witte ogen, de grimas nog op haar gezicht. Ongeroerd liep ik naar haar toe. Ik genoot intens van deze aanblik en kon het niet laten de plukken haar die aan haar wangen kleefden weg te strijken alvorens haar lichaam op te tillen. Ze was licht, bungelde in mijn armen als een lappenpop.
De dolk stak scherp af tegen haar lijkbleke huid. Ik vroeg me stilletjes af hoe bloed erop zou contrasteren. Van dat beeld kon ik voorlopig alleen maar dromen, pas wanneer de wereld was vergaan tot stof zou ik die dolk eruit trekken. Het vooruitzicht gaf me echter wel iets om naar uit te kijken.
Mijn vader had ondertussen een soort kristallen plaat tevoorschijn gehaald en legde deze op de tafel in het midden van de kamer. 'Rustig Nathaniël. We hebben haar zo weer gevonden, waar maak je je zo druk om?' Vroeg hij me. Ik keek hem verwilderd aan. 'Waar ik me druk om maak? Om het feit dat dit me extra tijd kost. Ze had hier al moeten zijn, veilig opgeborgen. De kans op ontdekking word alleen maar groter op deze manier. Daar komt nog bij dat zij dan misschien kan teleporteren tot ze een ons weegt, ik verspil op deze manier veel te veel energie.' Mijn woorden waren maar al te waar, daar werd ik aan herinnerd door mijn brandende spieren.
Ondertussen had Asriël zijn handen aan weerskanten van de kristallen plaat gelegd en hij stond er tegen te mompelen. Ik baalde er van dat ikzelf het paneel niet kon bedienen. Ik zou op elk moment van de dag mijn vijanden kunnen vinden. Helaas was die gave alleen weggelegd voor mijn vader en deze zou pas doorgegeven worden bij zijn dood. Mijn eigen vader vermoorden ging me nog net een beetje te ver. 'Winter.' Hoorde ik mijn vader uiteindelijk luid en duidelijk zeggen en meteen kwam het oppervlak van de plaat tot leven. Er ontstonden eerst rustige kringen, alsof er een druppel was neergedaald op een rustig beekje. Dat duurde even en ik werd bijna ongeduldig toen de rustige bewegingen eindelijk overgingen in gepruttel, bewegingen als dat van kokend water. Langzaam doemde er een vreemde versie van Winter op uit de kolkende diepten van het glas. Ze leek uit mist te ontstaan en keek mijn vader recht aan, zonder te bewegen. Even stond ik alleen naar dit vreemde beeld te staren, tot mijn vader zijn gezicht om haar heen boog en mij afwachtend aankeek. 'Waar wacht je op jongen?' Riep hij ongeduldig.
Ik ontwaakte uit mijn toestand en stapte naar voren. Zodra mijn hand de vreemde mist van haar lichaam aanraakte, duizelde de wereld om me heen en met een flits teleporteerde ik, zonder zelf een locatie voor ogen te hebben. Uiteindelijk verscheen ik weer midden in het bos, aan de rand van een enorm meer. De koelte die er hing deed me meteen denken aan The Forbidden Forest en tot mijn ongenoegen zag ik de torens van Hogwarts boven de bomen uitsteken. Waarschijnlijk vond ze dit een fijne plaats en was dit het eerste wat in haar op was gekomen. Ze lag drie meter bij me vandaan op haar rug, het water van het meer zorgde dat de linkerkant van haar kleren en haren al doorweekt waren. Ze leek naar de hemel te staren met melkachtig witte ogen, de grimas nog op haar gezicht. Ongeroerd liep ik naar haar toe. Ik genoot intens van deze aanblik en kon het niet laten de plukken haar die aan haar wangen kleefden weg te strijken alvorens haar lichaam op te tillen. Ze was licht, bungelde in mijn armen als een lappenpop.
De dolk stak scherp af tegen haar lijkbleke huid. Ik vroeg me stilletjes af hoe bloed erop zou contrasteren. Van dat beeld kon ik voorlopig alleen maar dromen, pas wanneer de wereld was vergaan tot stof zou ik die dolk eruit trekken. Het vooruitzicht gaf me echter wel iets om naar uit te kijken.
Reacties? Gaat het nog goed? xoxo
Reageer (11)
Awesome Snel verder!
1 decennium geledenMaar nog steeds, hopelijk sterft nathaniel een langzame,pijlijke,bloederige dood