30. Het monster uit het Romeinse rijk
Even waren we alle drie helemaal stil, met alleen het geluid van onze ademhaling verstoorde de stilte en toen was het er weer! Een soort gebrul, maar het kwam van ver. Ik stond op. Britt pakte mijn pols om me tegen te houden, maar ik rukte me los en liep naar de celdeur, die ik langzaam open duwde. Ik keek links en rechts, maar zag niks. Ik liep de cel uit en stapte naar rechts. Aan de linkerkant was de trap naar boven, naar het kasteel, maar ik wist dat het geluid daar niet vandaan kwam. Ik deed een paar stappen, die akelig luid klonken in de stilte en toen zag ik een bocht die ik nooit eerder gezien had. Ik kon door de toortsen aan weerszijden aan de muren zien dat de gang, van ongeveer 100 meter, in een stevige houten deur eindigde. Ik slikte. Zat het wezen dat dat gebrul uitstootte achter die deur?
'Wat ben je aan het doen?', vroeg Britt. Ik was met een klein zakmesje de deur open aan het peuteren. Ik had het al met de Alohomora-spreuk geprobeerd, maar het werkte niet. 'Ik probeer de deur open te maken', zei ik. Ik draaide het mes een keer om en hoorde een klik. Mijn ogen werden groot en ik keek achterom, naar Dylan en Britt. Ze keken me verbaasd aan. 'Dreuzeltrucje', zei ik en ze grinnikten. Ik opende langzaam de krakende deur en zag een donkere gang, die eindigde in een soort T-splitsing. Ik haalde mijn toverstok uit mijn zak en mompelde: 'Lumos'. Mijn staf ging even fel aan en ging toen weer uit. 'Een non-magie-zone', mompelde Dylan, die de gang bestudeerde. 'Bedoel je dat we daarbinnen niet kunnen toveren?', zei ik geschrokken. Dylan knikte. Ik keek even vlug om me heen, pakte een toorts van de muur en hield die omhoog zodat ik de gang beter kon bekijken. De muren, vloer en het plafond waren allemaal van steen en toen ik een stap over de drempel zette, merkte ik dat het ijskoud was daarbinnen. Ik huiverde. Ik keek achterom, naar Dylan en Britt. Ze kwamen langzaam achter me aan. We stapten aan het eind van de gang naar links, rechts, rechtdoor, twee vork links... Het was een doolhof. 'Shit, het loopt dood', zei ik en we draaiden ons weer om. Zo liepen we voor mijn gevoel, nog een paar uur, toen we in het midden van het doolhof uit leken te komen. We zaten onder de krassen en blauwe plekken; we waren in smalle gangen steeds tegen de muur geschaafd en waren gestruikeld in oneffenheden in de vloer. In het midden van het doolhof was een soort vierkant vlak, wat ongeveer een halve meter lager lag dan de rest van het doolhof. In het midden van dat vlak lag een snurkend wezen met kleine mensenvoeten, die blijkbaar van een paar lappen stof een soort slordige, inmiddels vergeelde onderbroek had gemaakt. Het had gigantische hoorns op zijn dito behaarde kop. Dylan beantwoordde mijn gedachten: 'Minotaurus.'
Reageer (1)
Hoe komen ze er nou uit?
1 decennium geleden