OO9
Ik schreeuw de longen uit mijn lijf als we in een noodvaart naar beneden vallen. Ik ben nog nooit in mijn hele leven zo bang geweest als nu. "Ik wil nog niet dood!" schreeuw ik uit. Na een paar seconden bungel ik, met mijn neus een paar centimeter boven de grond, aan Louis' arm, die mijn been heeft vastgepakt. "Ik hou je niet meer, kan ik je loslaten?" vraagt hij aan me. Ik ben nog te geschrokken om mijn mond goed te kunnen gebruiken, dus uit mijn mond komt een soort van 'uhuh' en een soort van 'hmm'. Louis laat mijn been los en met een klein plofje val ik op de grond. Ik kruip snel weg zodat Louis ook los kan laten. "Ik was freaking bijna dood, wij waren freaking bijna dood." mijn stem is inmiddels weer terug en dit is het enige zinnige wat eruit komt. "No shit, Sherlock." antwoordt Louis droog. Ik snap echt niet hoe hij zo rustig is gebleven. Ik ga tegen de boomstam zitten en probeer een beetje rustiger te worden. Louis begint alweer met lopen en ik ga hem zuchtend achterna. "Het meer is die kant op." ik volg zijn aanwijzingen. Ik realiseer me dat hij, Louis William Tomlinson, mijn leven heeft gered. Iets waar ik hem voor eeuwig dankbaar voor zou moeten zijn. Maar nog steeds mag ik hem niet, ik weet niet waarom, maar ik mag hem gewoon niet. Hij is te rustig, te nuchter over dit alles en bovendien behoorlijk arrogant. Maar hij weet er niet meer van dan ik, toch? Hij had toch zeker niet verwacht dat we uit die boom zouden donderen? Ik besluit maar wat aardiger tegen hem te doen, totdat we quite staan. Omdat het weer bergafwaarts loopt gaan we een stuk sneller naar beneden dan dat we omhoog gingen. Ik hoor het geluid van water. Water! "We zijn er! We zijn er!" schreeuwt Louis uit, terwijl hij vrolijk in het rond springt. Ik kijk naar het meer, het is heel groot, als ik naar links en rechts kijk lijkt er bijna geen einde aan te komen. Louis stopt plotseling met springen en kijkt me even aan. "Wat is er? Waarom ben je niet blij?" vraagt hij. "Kom op, denk even na Louis, dit is maar het begin. Er staat ons echt nog veel meer te wachten." "I know, maar we hebben tenminste iets bereikt, daar kan je toch wel even blij mee zijn?" ik zucht. Hij heeft alweer gelijk. Waarom heeft hij altijd gelijk? Het irriteert me. Alles aan hem irriteert me. Ik geef hem een glimlach terug en we wachten op een volgende opdracht. Een paar seconden later zie ik in de verte een stipje op het meer. Het stipje wordt groter en verandert in een boot. Justin springt uit de boot met een tas. Dan realiseer ik me dat we Louis' tas kwijt zijn geraakt. Vast vergeten toen we zo overdonderd waren vanochtend. Louis lijkt hetzelfde te beseffen want we kijken elkaar even geschokt aan. Maar dan begint Justin te praten: "Heel goed, jullie hebben het meer bereikt, maar dat is niet genoeg. Jullie moeten aan de overkant zien te komen. Niet door om het meer heen te lopen, nee, je moet er echt overheen. Succes!" Justin verdwijnt weer in het bootje en de motor wordt weer gestart. De boot wordt weer langzaam een stipje en verdwijnt dan aan de horizon. "Hoe willen ze ooit dat wij aan de overkant komen?" vraag ik dan, eerder tegen mezelf dan tegen Louis, die diep in gedachten is. Hij kijkt even achterom en begint wat hout bij elkaar te zoeken. Ik rol met mijn ogen, dat gaat dus echt nooit werken. Ik geef geen commentaar en begin hem met tegenzin te helpen.
Er zijn nog geen reacties.