29. Logeerpartijtje
Vlug propte ik nog mijn leesboek in mijn tas voor het geval het ging vervelen. Vanavond gingen we in de kerker slapen en ik was mijn tas aan het inpakken. Ik had alles al: deken, kussen, pyjama, boeken, toverstok... Britt vond het doodeng in die kerker, maar had ingestemd om mee te gaan. Dylan en ik hadden die middag wat eten uit de keuken gestolen. Een vijfdejaars had ons laten zien waar de keuken was en het eten zelf pakken was veel minder moeilijk dan we dachten. In de keuken werkten wel honderd huiselfen. De keuken was iets groter dan de Grote Zaal, met dezelfde tafels op dezelfde plekken, met daaromheen fornuizen, koelkasten en ovens. Tegen etenstijd legden ze waarschijnlijk al het eten op de tafels, om ze daarna naar boven te sturen, naar hun tweelingtafels. De huiselfen drongen het eten bijna aan. We hadden wel twintig flessen Boterbier, twee 2-literflessen pompoensap, een stuk of dertig pompoentaartjes en een juten zak vol met magisch snoep, zoals Smekkies in alle Smaken, Chocokikkers en Ketelkoeken.
Om negen uur liepen we leerlingenkamer uit. We hadden vroeg in de avond, toen iedereen zat te eten, de spullen al naar de kerker gebracht, zodat niemand ons nu raar zou aankijken met onze juten zakken en grote logeertassen. We liepen richting de kerker en liepen gang na gang uit, tot we in de gang stonden met het Toverdrankenlokaal en de kerker. We liepen weer tien minuten lang een trap af, met onze toverstokken, die ons licht boden, voordat we weer in de kerker stonden. 'Dit is het', zei Dylan en ik slikte.
'Oké, dit is nog niet zo erg', zei ik. Dat was het inderdaad niet. We hadden één van de cellen open kunnen maken en Britt had die schoongemaakt met een ingewikkelde spreuk uit Het Standaardspreukenboek, niveau 4. Nu lagen we met onze dekens en kussen in die cel, met eten en drinken in het midden. We waren bezig met spookverhalen vertellen en Dylan had Britt en ik net laten schrikken toen we aan zijn lippen hingen. Ik pakte mijn open flesje Boterbier en verslikte me. Ik begon te hoesten en te proesten en Dylan en Britt klopten me op mijn rug. 'Waarom verslik je je?', vroeg Dylan. Ik keek hem duister aan. 'Ik hoorde iets', zei ik. 'Wat dan?', vroeg Britt. 'Weet ik niet', antwoordde ik. We keken daarna alledrie angstig naar de celdeur.
Er zijn nog geen reacties.