``42``

‘zullen we hier overnachten?’ de stem klinkt van ver. Een por doet me opkijken. ‘wat zei je?’ vraag ik schor. Dean wijst naar voor en ik zie lichten. ‘zullen we overnachten? ‘ herhaalt hij. ik onderdruk een gaap en knik. ‘hoelang hebben we gereden?’ Dean ziet er ook moe uit. Sam was de hele tijd onder zeil geweest. De wond zou onderhand zo genezen zijn dat hij weer kan lopen. ik draai me naar hem om. ‘we hebben 6 uur gereden’ ik kijk naar Sam die rustig slaapt. Hij ziet er zo vredig uit. Ik leg mijn hoofd op mijn handen en blijf naar Sam kijken. Een tevreden glimlach vormt zich op mijn gezicht. het is fijn om te zien dat het goed met hem gaat. ‘waarom heb je wel hem verzorgt en niet mij?’ mijn ogen gaan naar Dean die naar zijn voorhoofd wijst. Ik kijk even naar de hoofdwond. ‘jij kan nog lopen, niet?’ Dean kijkt nors voorzicht en ik grinnik. ‘het was niet nodig, of vind jij van wel?’ Dean stopt de auto en kijkt naar het motel waar we voor staan. ‘ja eigenlijk wel’ ik haal mijn schouders op en pak het zelfde zalfje dat ik op Sam ’s been had gesmeerd. ‘blijf zitten’ ik ga met mijn knieen op de bank zitten en schuif dichter naar Dean. Hij kijkt eerst naar elke beweging die ik maak. Even blijf ik hem aan kijken. Ik maak het kleine potje open en dip mijn vingers er in. Voorzichtig leg ik mijn linkerhand op de zijkant van Dean ’s hoofd. mijn rechtervingers strijken het goedje voorzichtig over de wond. Dean sluit zijn ogen en laat me mijn gang gaan. ‘dus nu vertrouw je me wel?’ merk ik zacht op. Verbaast schieten de ogen van Dean open. ‘wat bedoel je?’ ik stap met een glimlach uit. ‘wat bedoel je?’ vraagt Dean nogmaals. Hij stapt ook uit en loopt achter me aan naar de balie. Net voor ik de deur open draai ik me naar hem om. ‘omdat het zo kan zijn dat het iets anders is, misschien vergiftig ik jullie wel’ ik duw de deur open en Dean blijft even staan. ‘kan ik een kamer krijgen voor 3?’ de man die achter de balie staat kijkt van mij naar Dean en dan weer terug. ‘voor 1 avond’ de man krabbelt iets in een boek en schrijft iets op. ik lees de prijs. €10,- per persoon. Ik vraag me af waarom het zo goedkoop is. ‘jullie hebben kamer 13’ ik neem de sleutel aan en haak mijn arm door die van Dean. ‘snel Sam halen en dan slapen!’