Hoofdstuk 2
+ EEN BLADWIJZER!
HOERAAAAAAAAAAAAAA
Thank you lieve mensen!
(Jullie komen dicht in de buurt bij een abo... *hint*)
*doorstreept vorige regel*
Ohja sorry dat ie zo lang is, mensen die dat lastig vinden.
Misschien zou je nu denken dat ik het niet zou beseffen, maar mijn hoofd was helder. Ik wist exact wat er gezegd was. Ik wist exact wat ik moest doen.
Mijn benen bewogen zich automatisch naar voren. Ik wist niet hoe ik er nu uitzag, in mijn blauwe T-shirt en blauw rokje, geen schijn van emotie tonend. Er klonk ontzet gemompel. Iedereen wist van Fao. Iedereen wist van mij.
En toen merkte ik dat ik toch niet helder was. Het was wazig geweest, terwijl ik had gedacht dat het helder was. Alle beelden overspoelden me, schoten op me af als vlammende pijlen. En toen was ik weer in de werkelijkheid.
De Hongerspelen. De Boete. Ik was gekozen. Ik.
Ik begon weer te wankelen. Beelden van twee jaar geleden mengden zich met de werkelijkheid. Fao wankelde ook. Ik ondersteunde haar, terwijl de tranen over mijn wangen liepen. Ik fluisterde in haar oor dat alles goed zou komen. Maar ik loog. Ik loog tegen haar. Ik gaf haar valse hoop.
Nu was er niemand om tegen te liegen. Niemand om me te ondersteunen. Niemand om me hoop te geven.
Ik hoorde luid geblaf in de verte. Jake wurmde zich tussen de vredebewakers door en rende naar me toe. Ik greep hem vast, zo hard ik kon. Hij jankte.
De vredebewakers kwamen aangelopen en grepen naar Jake, maar ik ging voor hem staan. 'Ga weg. Doe hem niks.' Ik schrok ervan hoe rustig mijn stem klonk. De vredebewakers keken elkaar even aan. Ik knielde even bij Jake en fluisterde: 'Ga maar weg. Ik beloof dat we elkaar snel weer zien. Ga.'
Ik wist dat de camera's nu op mij inzoomden. Heel Panem zag hoe ik een droevige hond wegstuurde. Jake begon wat zachter te janken en slofte droevig de kring uit.
Ik staarde hem na. Ik voelde tranen achter mijn ogen prikken, maar om de een of andere reden wilden ze niet tevoorschijn komen. Ik beet op mijn lip voor ik het podium op liep.
Dilla zag dat alles weer in orde was en ze richtte zich weer tot het publiek. 'En nu onze mannelijke tribuut...'
Ze liep naar de jongensboetebol en haalde er weer een papiertje uit. 'Wovo Hanvilas!'
Een jongen met donkerbruin haar en een redelijk onzekere blik in zijn ogen stapte uit de rij van de vijftienjarigen. Hij slikte zichtbaar en liep toen zo rustig mogelijk het podium op. Angst tonen was niet verstandig.
Ik kende hem niet. Nou, misschien zijn naam eens op school gehoord. Zijn handen trilden. Dat zag ik.
'Zo, dat zijn de kandidaten voor de vierenvijftigste Hongerspelen uit District 8!' beëindigde Dilla vrolijk de Boete.
Dadelijk werden we omsingeld door vredebewakers die ons naar het Gerechtsgebouw begeleidden. Ik keek naar Wovo, en hij ving mijn blik. Hij keek angstig, maar ik legde geruststellend mijn vinger op mijn lippen. Hij leek een beetje te ontspannen. Toen vlogen de grote deuren van het Gerechtsgebouw open en werden we naar twee aparte kamers begeleid.
Ik zat amper of mijn ouders kwamen binnengestormd. Mijn moeder vloog me snikkend om de hals en mijn vader stond bij de deur te kijken. Ik had hem nog nooit zo bedroefd gezien. Zelfs niet toen Fao stierf.
Ik klopte mijn moeder wat onzeker op haar rug. 'Het is goed, mam.' fluisterde ik zachtjes. Ik had spijt dat ik al die tijd zo rot tegen mijn ouders had gedaan. 'Het spijt me.' Mijn stem stierf weg.
Zo zaten we een tijdje in stilte. Niemand wist goed wat zeggen. Toen de vredebewakers hen kwamen halen, zei mijn vader: 'Hou je sterk, meisje. Je kan het.'
Ik knikte alleen maar, alvorens de deur dichtsloeg.
Toen de deur weer openging, kwam Lertisa binnen. De libelle hing om haar hals. Ze keek me aan en ging naast me zitten.
'Ik weet nog toen ik hier zat, twee jaar geleden. Ik probeerde haar te troosten, maar ik kon zelf amper de tranen bedwingen.'
'Ik herinner het me ook.' zei ik zacht, 'Ik troostte haar, fluisterde dat ze het kon, beloofde dat we elkaar snel weer zouden zien. Maar ik loog. Ik heb tegen haar gelogen, Lertisa.'
Ze sloeg haar arm om me heen. Toen liet ze me even los en pakte de ketting met de libelle die ik haar eerder die dag had gegeven. Ze hield hem me voor.
'Maar die was voor jou.' zei ik verbaasd.
'Neem het nou maar.' De libelle fonkelde in het licht. Uiteindelijk pakte ik het en deed hem om.
'Hij past prachtig bij je.' zei Lertisa. Ik pakte de libelle vast. Een libelle, haar lievelingsdier. Een elegante libelle, snel als de wind en licht als een veertje.
Toen werd de deur ruw opengesmeten en Lertisa moest gaan. 'Win.' zei ze nog snel, 'Win. Voor haar.' Toen viel de deur achter haar dicht.
Ik hoorde gestommel. De vredebewakers schreeuwden iets, de deur vloog open en tot mijn verbazing kwam Jake binnengelopen.
Ik greep hem onmiddellijk vast, als teken dat de vredebewakers hem niet nog eens van me af konden nemen.
Ze lieten het er maar bij en sloten de deur. Jake sprong op de bank waar ik op zat en ik aaide hem. Meer deden we niet. Jake jankte af en toe zachtjes. We staarden voor ons uit.
Veel te snel werd de deur opengesmeten en moest Jake gaan. Hij sjokte droevig naar buiten, wierp nog één blik naar mij, voordat de deur voor zijn neus dichtgesmeten werd.
Weer voelde ik tranen prikken, maar ze bleven vastzitten achter mijn ogen. Net alsof de huilschakelaar geblokkeerd was. De deur ging open en een vredebewaker in wit kostuum gebaarde dat ik mee moest komen. Ik stond op en volgde hem en zijn collega. Ze brachten me richting het station. Halverwege voegde Wovo en twee andere vredebewakers zich bij ons. Hij was iets rustiger dan daarstraks, maar hij trilde nog wat van angst.
We kwamen bij de trein en de deuren zwaaiden open. Wovo en ik stapten in, de deuren klapten achter ons dicht en nog voor we het goed en wel beseften begon de trein te rijden.
Ik viel eerst bijna om; ik moest de muur grijpen om niet te vallen. Toen ik wat aan de snelheid gewend was, liet ik de muur voorzichtig los en liep de gang door. Ik liep door de deuropening en aan een tafel vol lekkernijen – gebakjes, warme schotels en allerlei soorten wijn en champagne – zaten Tylcus en Sile.
Ik nam ze beiden eens goed in me op. Tylcus had kort, zwart haar dat zo recht mogelijk gekamd was. Hij droeg een lange, donkere jeans met daarboven een zwart T-shirt met een bruin jeansvestje erover dat open hing. Zijn schoenen waren gepoetst en blonken. Zijn donkerblauwe ogen namen me helemaal op.
Tylcus Colstome, winnaar van de negenendertigste Hongerspelen. Hij won, niet door gevechtskunsten of moordlust, maar door slimheid. Hij rende naar redelijk moeilijke tegenstanders, deed alsof hij niet wist dat hij of zij daar zat en rende weer weg. Meestal ging de persoon dan achter hem aan. Daarna leidde hij ze via een omweg naar de Beroeps, verstopte zichzelf en wachtte tot de Beroeps met die kandidaat afgerekend hadden. Toen rende hij zelf weg. Als hij geluk had, kon zijn slachtoffer een Beroeps vermoorden. Voor sommige kandidaten – de verstandigere bijvoorbeeld – nam hij risico's en lokte hij de Beroeps naar de persoon toe.
Zijn tactiek was erg slim, vooral omdat zijn conditie zo goed was. Desondanks moest hij toch deelnemen aan het laatste gevecht, maar hij won. Maar de vrolijkheid die vroeger altijd in hem zat, was verdwenen toen hij terugkeerde.
Sile Firl, winnares van de tweeënveertigste Hongerspelen. Haar tactiek was verbazend goed bedacht. Ze slaagde erin alle Beroeps in één keer te doden. Heel Panem stond versteld. Ze deed – samen met enkelen waarmee ze een pact had gesloten – alsof ze een horde mutilanten waren, en dreef de doodsbange Beroeps in een val van omgehakte bomen. Ze sloten de val en de Beroeps zaten binnen vast. Nog voor dat ze zich een weg naar buiten konden hakken, lieten ze enkele dikke, aan elkaar gebonden boomstammen op de val neer. De Beroeps raakten verpletterd, niemand overleefde het.
Maar ze was nóg beter voorzien. Ze had de hele tijd gedaan alsof ze bij het eerste bloedbad haar stem verloren had door het gillen toen ze haar districtspartner zag sterven, maar dat was niet zo. Ze ging een eindje verderop staan praten, en omdat de anderen waarmee ze een pact had niet wisten hoe haar stem klonk, vielen ze de onbekende aan. Zo dreef Sile ze in de reserveval, liet hem toeklappen en de boomstammen erop vallen. Ze was zo slim geweest om met alle overgeblevenen een pact te sluiten, dus eigenlijk was ze al gewonnen. Op basis van verraad won ze. Niet echt iets om trots op te zijn, maar dat is ze ook niet.
Siles grijsgroene ogen bekeken me van top tot teen en ze vroeg: 'Tilsha, is het niet?' Haar stem klonk zacht. Sinds haar Hongerspelen praatte ze amper. Haar bruine, golvende haar viel sierlijk over haar schouders. Ik knikte.
'En... Wovo.' vulde Tylcus haar aan. Ik zag Wovo naar de lekkernijen op tafel kijken. Blijkbaar had hij niet genoeg eten gehad in zijn leven. Tylcus zag hem ook kijken. 'Neem maar iets!' riep hij uit.
Ik zag dat hij zijn best niet moest doen om het eten aan te vliegen; Wovo stapte zo rustig mogelijk op de tafel af en begon aan een aardbeientaartje met een marsepeinen bloem erop. Het zag er wel lekker uit, dus probeerde ik een soort chocoladen koekje met rare vormen waar je duizelig van werd als je er te lang naar keek. Ik at het dus maar snel op. Het smaakte zo goed dat ik er nog eentje nam. Ik ging zitten en keek naar Wovo, die ondertussen al smakte. Tylcus en Sile dronken een glaasje heldere vloeistof. 'En, hebben jullie al een tactiek?' probeerde Tylcus zo opgewekt mogelijk te vragen, maar hij klonk niet erg overtuigend. Ik deed alsof ik het niet hoorde en antwoordde: 'Nee, ik heb er eigenlijk niet zo over nagedacht. Mijn naam zit er maar drie keer in, dus ik had eigenlijk niet verwacht dat ik getrokken zou worden.'
Ik zag dat Wovo even moeizaam slikte. Wie weet hoeveel keer zijn naam erin zat. Ik probeerde het gesprek zo snel mogelijk terug naar de tactiek te leiden. 'Ik kan ook niet echt een bepaald wapen hanteren, omdat we de kans om te oefenen nooit krijgen.'
'Hm,' Tylcus fronste bedenkelijk, 'Niet al te best. En jij, Wovo?'
'Ik, ehh...' hakkelde Wovo, '...heb ook geen idee...'
'Daar moeten we dan wat op vinden!' riep Tylcus zo vrolijk mogelijk uit.
Het bleef even stil, tot ik zei: 'Waarom doen we allemaal alsof het zo leuk is, terwijl iedereen het even vreselijk vindt?'
Iedereen keek me aan, maar vooral Siles blik viel me op. Haar grijsgroene ogen boorden zich in de mijne en probeerden in te schatten hoe ik in elkaar zat. Ik probeerde die blik niet te beantwoorden en wendde mijn ogen af.
Tylcus zuchtte diep. 'Je hebt gelijk, Tilsha.' Hij sloeg zijn ogen neer. Een tijdje zwegen we, tot een paar felroze laarsjes de coupé binnentrippelden.
Dilla Vorch neuriede een vrolijk wijsje tot ze onze stemming zag. Haar gezicht betrok even, maar vouwde zich dadelijk weer tot een glimlach. 'We hebben een zware dag achter de rug, lieverds. Misschien willen jullie de andere Boetes bekijken?'
Ik had totaal geen zin, maar ik wist dat de Hongerspelen niet slechts treuren met andere winnaars inhield. Het hield in dat je moest moorden vóórdat je zelf vermoord werd. Ik knikte dus gewoon.
Voor de televisie bekeken we hoe de ene na de andere naam werd afgeroepen en de persoon die naar die naam luisterde naar het podium paradeerde, sjokte, huilend en gillend werd gebracht, … Ik was blij toen de mannelijke tribuut van District 12 – ene Girlit Dotsky – werd afgeroepen en ik de televisie afzette.
Ik zuchtte diep. Dilla Vorch glimlachte: 'Zo, dat weten we dat ook weer.' en liep de coupé uit. Sile en Tylcus zeiden: 'Wij moeten even wat bespreken.' en namen een andere deur. Alleen Wovo en ik bleven achter. Ik keek hem even aan, en mompelde toen: 'Ik heb dorst, ik ga wat water halen.' Ik stond op en nam de deur die onze mentoren ook hadden genomen.
De keuken lag blijkbaar vlak langs het lokaal waar Sile en Tylcus hun intrek hadden genomen; nog voor ik een glas uit de kast had gehaald hoorde ik hun gedempte stemmen.
'...geen kans.'
'Ik vrees dat je daar gelijk in hebt.'
'En die Tilsha? Dat is toch Tilsha Westerley? En Jake?'
'Ik heb het gezien. Fao, hè.'
Het was even stil. Toen hoorde ik Siles zachte stem: 'Ze is verstandig. Ze weet wat ze kan zeggen en kan doen.'
'Daar heb je gelijk in. Als jij het zegt.'
Sile zweeg weer even. 'Ik weet zeker dat zij toch een of ander wapen kan hanteren, ook al heeft ze er nog nooit een aangeraakt.'
'Misschien wel. We zullen zien bij de training.'
'Maar dan weten alle andere tributen wat ze goed kan en zullen ze haar niet de kans geven om dat wapen te pakken.'
'Daar heb je gelijk in. We moeten er iets op vinden.'
Ik beet op mijn lip. Had ik echt een 'eigen' wapen? Had ik misschien zelfs... kans? Op dat moment hoorde ik gestommel, een eindje verderop. Ik vulde het glas snel met water en liep de keuken uit, verwachtend dat iemand zou passeren. Maar er passeerde niemand.
Aan het einde van de gang klonk nog meer kabaal. Langzaam, met het glas nog in mijn handen liep ik eropaf. Ik schoof de deur die naar de bagagecoupé leidde open, en kon wel doodvallen van stupiditeit.
'Jake, jij rothond, wat doe je hier?' siste ik woest. Ik schoof de deur achter me dicht en ging zitten bij de hond.
Hij was op me afgesprongen en gaf me likjes, maar nu jankte hij zachtjes.
'Oké, oké, dat was gemeen, maar... Besef jij niet wat voor gevaar je loopt? Het Capitool vind je en wie weet wat ze met je doen! In het beste geval vermoorden ze je! Maar ik mag er niet aan denken wat ze anders met je kunnen doen! Martelen, weet ik wat!'
Jake begon luider te janken. 'Sst!' siste ik, 'Ze mogen je niet horen!'
Hij hield verder zijn mond, maar ik zag hem naar het glaasje water kijken. Ik zette het hem voor, en hij dronk het leeg. Ik zuchtte diep en aaide hem. Ik stond op. 'Ik heb werkelijk geen flauw idee wat ik met jou moet doen.' Ik beet nadenkend op mijn onderlip. 'Blijf hier.'
Ik schoof de deur open en liep de gang in. De deur sloot ik achter me.
Ik liep naar het lokaal waar ik Sile en Tylcus het laatst gehoord had en liep zonder pardon binnen. 'Ehm, Sile? Tylcus? We hebben een... klein probleempje.'
Ze keken me verbaasd aan. 'Kom mee.' zei ik. Ik begeleidde hen naar de bagagecoupé, waar Jake trouw zat te wachten.
Eigenlijk verwachtte ik een preek ofzo, dat het mijn schuld was dat hij hier was en dat ik het maar moest oplossen. Maar dat gebeurde niet. Zodra ze de hond zagen, werden hun ogen groot en mompelden ze: 'Oh nee...'
Ik stond er wat besluiteloos bij en voelde me als een klein kind dat aan zijn ouders bekende dat hij een vaas had gebroken. Maar Sile noch Tylcus zeiden iets tegen mij. Sile liep langzaam op de hond af en hurkte bij hem neer. 'Rustig maar, jongen.' Ze aaide hem en Jake leek haar te vertrouwen.
Tylcus stond er zo'n beetje bij als ik; besluiteloos. 'We moeten hem terugsturen. Voor zijn eigen bestwil.'
Jake gromde naar hem. Als er iemand was in heel District 8 die erg gehaat werd door Jake, dan was het Tylcus Colstome wel. Hij deinsde even achteruit en zweeg toen verder.
'Stil maar,' suste Sile hem. 'Maar we moeten je echt terugsturen, hoor. Je bent niet veilig in het Capitool.'
Opeens kwam er iets in me op. 'Daar heb je volkomen gelijk in. Wat geeft het Capitool om een hond, ook al is het de enigste in heel District 8? Ik zal het je zeggen: niks. Dus als we ook maar één seconde weg zijn, schieten ze hem gewoon dood.' Ik schrok eigenlijk van de woorden die uit mijn mond kwamen, maar liet het niet merken. Sile keek Tylcus aan. 'Ze heeft gelijk, Tylcus. Er is geen weg terug voor hem.'
Jake begon te kwispelen, maar toen hij mijn bezorgde en sombere gezicht zag, liep hij naar me toe en keek me aan met zijn diepzwarte hondenogen. Het was zo zielig dat ik bijna ging huilen. Ik aaide hem zo rustig als ik kon.
'Jake, je zult ons moeten volgen, maar wees écht voorzichtig. Ik meen het even. En beloof dat... Als ik naar Fao ga... Dat je dan met Sile en Tylcus – misschien nog met Wovo – teruggaat naar District 8 om mijn familie te troosten.'
Hij jankte even. 'Beloof het, Jake.' Jake blafte even zachtjes maar bevestigend.
'Die hond is echt schrander...' mompelde Tylcus. Jake keek hem aan met een blik die mogelijk wou zeggen: Schranderder dan jij in elk geval.
Reageer (1)
Wiehie verder, heb eindelijk tijd gehad om dit te lezen en nu kom ik je dwingen om verder te gaan >
1 decennium geleden