Hoofdstuk 10. Nieuwe wolven - New wolves
Ik volgde David het schoolplein op, en ik keek om me heen om alles in me op te nemen. Langzaam sloeg David een arm om me heen en trok me dicht tegen zich aan. Ik huiverde toen ik Zack zag staan. Er liep een vage gloed langs zijn lichaam. En ook om die van andere mensen op het schoolplein. “David?” ik bleef even staan. “Waarom hebben al die mensen zo’n gloed om zich heen?” hij glimlachte. “Zielenhouders.” Was zijn korte antwoord. “Oh.” We begonnen weer te lopen en David liet me los voor we bij de groep waren. Zack omhelsde me stevig. “Ik kan je niet genoeg bedanken.” Fluisterde hij in mijn oor en liet me los. Ik glimlachte ongemakkelijk en hij wisselde een snelle blik met David. Daarna trok hij me aan mijn arm mee naar een leeg plekje op het plein waar niemand ons kon horen. “Je vind het nog steeds moeilijk hé?” ik knikte en zocht naar woorden. “Vind je het gek?” mompelde ik luchtig. “Het ene moment is mijn beste vriend, en tevens vriend, dood, en het volgende moment staat hij doodleuk in mijn kamer te vragen of hij alsjeblieft weer mag leven. Het lijkt wel op een slechte soapserie.” We lachten even samen en hij trok me tegen zich aan. “Wij hadden nooit een relatie mogen krijgen Bella, het spijt me dat ik daar aan begonnen ben..” “Nee, dat moet je niet zeggen! We hadden een fantastische tijd, dat die zo heeft geëindigd, dat is dan klote, maar het is niet anders.” Hij lachte. “Kom, terug naar de rest.”
Nadat David me weer thuis had afgezet keek hij ongerust. “Is er iets?” “Een soort van. Ga maar naar binnen, ik moet even iets regelen.” Ik knikte langzaam en keek hem na terwijl hij de straat uit rende, richting het bos. Ik begon maar aan mijn huiswerk, en gooide al mijn boeken op de keukentafel.
Ik zuchtte toen ik zag dat al mijn huiswerk gedaan was, ik zelfs al voor gewerkt had voor een aantal vakken en David nog steeds niet terug was. Ik besloot hem maar te gaan zoeken, dus ik ruimde al mijn boeken op en liep richting het bos. Na een paar minuten over boomstronken struikelen en door struikgewas ploeteren besloot ik hem maar te roepen. “David? Auw!” en schraapte een doornstruik tegen mijn arm. Ik hoorde een laag gegrom en keek om. Daar ging een witte schim. “David!” opgelucht ging ik achter de rennende wolf aan. Na een paar meter draaide hij zich abrupt om. “David, ren niet zo hard, ik hou je niet bij. Voor het geval je het nog niet wist: ik ben geen harig beest op vier poten.” De wolf gromde luid en het angstzweet stond me in mijn nek: dit was David niet! Binnen een paar passen was het enorme beest bij me, en ik voelde hoe mijn hart overuren draaide en mijn ademhaling ondertussen op dat van een renpaard leek dat net een zware race heeft gelopen.
Het zweet brak me ondertussen overal uit, en ik bekeek de enorme wolf die voor me stond. Hij was kleiner van David, en zijn ogen waren niet groen, maar blauw. Felblauw. Deze kleur maakte me bang, net zoals die van David in het begin hadden gedaan. Ik slikte hoorbaar, en voelde me enigszins opgelucht toen ik een oorverdovende brul hoorde die door merg en been ging. Ik had David nog nooit horen grommen in zijn wolven gedaante, maar ik wist zeker dat het hem was. Vanuit mijn ooghoek zag ik nog een witte schim aankomen. In een rotvaart die geen enkel beest zou kunnen bijhouden. Ja, dit was zonder twijfel David. De witte wolf voor me keek geschokt naar David, die in volle vaart op hem afkwam, en was te laat met reageren. David rende vol op de vreemde wolf in en gooide hem een paar meter verderop tegen een boom aan. Ik kon de grond voelen trillen en ik stond aan de grond genageld toe te kijken hoe David weer op de andere wolf afsprong en hem in zijn schouder beet. De vreemde wolf jankte van pijn en David waarschuwde me met een grom, waarschijnlijk zei hij dat ik weg moest gaan, maar ik kon me niet bewegen, elke spier in mijn lichaam verzette zich tegen zijn werking, behalve mijn hart, die draaide nog steeds dubbele diensten in mijn borstkast.
Het gevecht ging nog even door, en ik werk terug in de werkelijkheid gerukt toen David een kreet gaf. “David!” hysterisch begon ik te hyperventileren en ik snapte eindelijk weer hoe ik moest bewegen. Ik rende op hem af, terwijl hij kreunend en grommend op de grond lag van de pijn. Het bloed stroomde uit zijn rechterflank en ik legde er verzorgend een hand op. Hij kromp in elkaar bij mijn aanraking en ik beet op mijn lip. De andere wolf ging er in een rotvaart vandoor en ik liet me op mijn knieën vallen bij zijn enorme kop. “Oh, David..” ik streek over zijn hoofd en besefte dat ik het bloed alleen maar uitsmeerde. Hij tilde hij kop op en likte met zijn grote tong over mijn gezicht. Ik lachte tussen mijn tranen door en schrok op van een geluid achter me.
Een lange, blonde jongen die ik vaag herkende stond achter me, en ik herkende zijn felblauwe ogen meteen. “Rot op.” Beet ik hem toe. “Je, leeft samen met een van ons?” hij keek verbaasd. “Ja, rot nu maar op, je hebt hem verwond. Tenzij je een dierenarts kent die tegen een stootje kan, ga je maar lekker weg.” Ik streek langzaam over Davids kop en keek over mijn schouder. “Nog niet weg?” beet ik hem toe. Hij aarzelde even maar liep toen op ons af. Meteen stond ik overeind en liep dreigend op hem af, hoewel ik niet erg dreigend over moest komen, aangezien ik minstens een kop kleiner was. “Laat me hem helpen, het was niet mijn bedoeling hem te verwonden, echt niet. Hij viel mij aan!” “Mooi niet! Jij steekt geen vinger naar hem uit! En jij viel míj aan! Mag een jongen zijn zielsverwant niet redden van een bloeddorstige, enorme wolf?” mijn woorden sneden, en deden hem pijn. “Ik viel je niet aan, ik was nieuwsgierig. Maar, wacht.. Zíélsverwant?” ik rolde met mijn ogen. “Alsof je de geheimen van je eigen bestaan niet weet.” Hij keek geschokt. “Ik weet van niks, sinds ik voor de eerste keer veranderde ben ik het huis uit gegooid. Ik zwerf al twee jaar rond als wolf.” David gaf een grom van pijn en ik knielde weer naast hem neer. “Het komt goed David, rustig, het komt allemaal goed.” Hij sloot gepijnigd zijn ogen en ik keek de jongen kwaad aan. “Hij gaat hier nog dood dankzij jou. En als ik nóg een vriend verlies dan zal het je behoorlijk duur komen te staan, dan maak ik je persoonlijk koud!”
“Laat me hem dan gewoon helpen, wil je!” we schreeuwden ondertussen tegen elkaar, en volgens mij zouden er zo mensen komen kijken die het gevecht hadden gehoord, en dan zouden ze David zien! “Prima, doe maar!” ik gebaarde naar zijn flank en begon ondertussen Davids kop weer te aaien. De jongen trok zijn shirt uit en begon de wond te deppen. Daarna scheurde hij het aan stukken en begon Davids flank ermee te verbinden.
“Zo. Klaar.” David stond gekweld op en verween in de bosjes. “David?” “Hij gaat veranderen.” Even later kwam hij aangestrompeld in zijn spijkerbroek en t-shirt. Ik liep om hem af om hem te ondersteunen. Er ontstond een rode vlek in zijn spijkerbroek en zijn linkerarm en schouder zagen er ook niet bepaald gezond uit. “Dave, je moet naar het ziekenhuis, nu!” hij knikte langzaam en ik ondersteunde hem op weg naar mijn auto. “En ik dan?” de jongen leek wanhopig. “Jij gaat maar weer zwerven en zoekt maar een andere wolf om te vermoorden.” Ik keek hem niet aann en gunde hem geen blik meer waardig.
Ongerust trok ik David de eerste hulp afdeling van het ziekenhuis in. “Is dit wel een goed idee? Straks ontdekken ze nog wat ik ben in mijn bloed?” “Daar wil ik nu niet over nadenken. Als er nu niks gedaan word bloed je nog dood, je hebt mijn hele auto onder gesmeerd!” een verpleegster hoorde ons kibbelen bij de ingang en schrok zich een hoedje toen ze het druipende bloed en Davids toestand zag. Ze piepte meteen een aantal dokters op en begeleidde ons naar het eerste beste vrije kamertje waar David op een bed moest gaan liggen.
“Hoe is dit gebeurd?” vroeg zo vol afschuw. Ik slikte, shit, daar hadden we niet aan gedacht! “Bij een boswandeling ben ik van een rots gegleden. Ik kukelde zo’n 4 meter naar beneden, raakte een rots, waarbij dit is gebeurd.” Hij wees afwezig met zijn goede hand naar zijn linkerarm en –schouder. “Toen ben ik weer van een rots gegleden, en toen spiesde er een tak van een boom in mijn been.” Hij wees naar zijn been en vertrok van pijn. Die verklaring had ik niet verwacht, maar hij klonk ontzettend geloofwaardig. Daar zou iedereen intrappen. “Oké, de dokter komt er zo meteen aan.” Ze verdween snel het kamertje uit en ik wendde me tot David. “Die had je snel verzonnen.” “Was ik al mee bezig vanaf het moment dat je me naar het ziekenhuis sleepte.” Hij glimlachte scheef en ik veegde zijn zwarte haar uit zijn gezicht.
“Het spijt me dat je dat moest zien, Bella.” “Wat?” mijn woorden waren gelogen, dat wist ik zelf ook wel. Ik wist dondersgoed waar hij op doelde.
“Kom op Bells, je weet wel wat ik bedoel.” Ik zuchtte. “Het geeft niet, het was eigenlijk wel mijn schuld, ik had je niet moeten komen zoeken.” “Nee, inderdaad.” Ik grinnikte. “Maar ik deed het toch.” Ik streelde zijn haar en hij lachte. “Daarom hou ik zoveel van je.” Ik bloosde en porde in zijn gezonde arm. Hij wilde zich optrekken maar ik duwde hem terug op het bed. “Liggen blijven jij.” Hij trok een zielig pruillipje en ik gaf hem een zoen op zijn mond. Hij grijnsde en vertrok toen weer van pijn.
De dokter kwam binnen en keer al even geschokt naar David als de verpleegster had gedaan. Hij nam alle gegevens met David door en riep een andere dokter. David kreunde van de pijn toen hij zich ging verliggen en de volgende dokter kwam binnenwandelen, met een klembord in de hand. “Zo, meneer Kensington. Wilt u uw broek uitdoen zodat ik uw been kan onderzoeken?” David kreunde, maar de dokter keek niet op. “Dat zal niet gaan, dokter..” nu keek hij op, nieuwsgierig. “Aangezien ik maar één arm heb die het doet, en omdat ik verrek van de pijn.” Beet David hem toe. De dokter krabbelde iets op het klembord. “Hebt u er problemen mee als we uw broek openknippen dan?” “Nee.” Antwoordde hij kort. “Maar ik wil een andere dokter, ik moet u niet.” “David!” stootte ik uit en de dokter knikte. “Zoals u wenst.” En liep de kamer uit.
Een jong uitziende, blonde dokter kwam de kamer in. Ik merkte iets vreemds aan hem, maar David zag het meteen. “U bent..” stootte hij ontzet uit. De blonde man knikte en gaf David en mij een hand. Daarna sloot hij zorgvuldig de deur.
Ik staarde afwisselend met een niet-begrijpend gezicht naar de dokter, David, en weer terug.
De dokter bekeek me onderzoekend en ik probeerde ondertussen mijn nieuwe gave uit, hoewel ik nog lang niet wist hoe het werkte. Ik zag een heldere gloed om hem heen, terwijl ik tot nu toe alleen een wazige gloed had gezien. Ik vroeg me af wat een heldere gloed dan betekende.
Hij glimlachte kort. “Ik ben Dokter Stephen Stinco.” David leek zich te verslikken in zijn eigen speeksel. “Stéphen Stínco?” hij sprak zijn naam uit met een klank van eer. Ik keek nieuwsgierig naar David, en toen weer naar de dokter. “Ik ga eerst even iets aan je wonden doen, ondertussen zal ik alles uitleggen. David keek opgewonden. “Vet, ik word gewoon behandeld door Stephen Stinco. Super vet!” ik lachte. “Mag ik weten wat er zo geweldig is aan u?” “Noem me Stephen, meisje.” Hij lachte. “Oké, Stephen, wat is er zo geweldig aan je?” hij zweeg even, dus David nam het voor hem over. “Hij is de oudste weerwolf die er –sinds we niet meer het land uit worden gejaagd- bestaat!” “Wat? Maar, je bent zo.. jong..” Stephen en David lachten. “Bella, zolang als wij weerwolven onze ware liefde niet vinden, worden we geen seconde ouder.” “Oh.” Ik knikte. “Op die manier. Dan is het wel logisch ja.” Stephen grinnikte. “Ik ben enorm blij voor je David, echt waar. Je mag blij zijn dat je haar nu al gevonden hebt, nu het leeftijdsverschil nog niet bestaat.” Ik keek nieuwsgierig, en Stephen kuchte ongemakkelijk. “Ik hád mijn ware liefde gevonden, zo’n twintig jaar geleden. Maar het zou niet goed zijn, ze was.. zevenentachtig..” ik slikte. “Maar goed, als ik een normaal mens was geweest, en geen drie ware liefdes had laten lopen, was ik al twee eeuwen onder de groene zoden geweest. Dat zal David niet gebeuren.” Ik slikte. “Drie?” “Je weet het als er een ware wederhelft voor je rondloopt, dat voel je gewoon. Als je haar niet vind, dan gaat zij gewoon verder met haar leven, omdat ze je niet kent. Gaat ze dood, dan verschijnt er een leegte in je leven, en dan moet je ‘wachten’ tot er een nieuwe wederhelft verschijnt. Dat kan jaren duren.” Ik knikte langzaam, alle informatie in mijn hoofd aan het sorterend.
Stephen zorgde voor David, en zorgde dat hij gips kreeg voor zijn arm. “Denk eraan dat je niet veranderd voordat je gips eraf is, en al je wonden genezen zijn, anders word het hele proces verhinderd. Maar zeg eens, dit is niet gebeurd tijdens een wandeling, of wel?” David schudde zijn hoofd. “Er was een andere wolf in het bos. Hij viel Bella bijna aan. Dus toen beukte ik op hem in om hem af te leiden. Hij interpreteerde dat verkeerd en rukte het vel van mijn botten.” Stephen’s kaak verstarde. “Een andere?” David knikte. “Een kleine, gitzwart met blauwe ogen. Toen hij veranderde was het een lange blonde jongen, een jaar of 17.” Stephen bromde iets onverstaanbaars en knikte toen naar ons. “Het beste jongens, en David, let een beetje op waar je haar heen stuurt, houd haar bij het bos uit de buurt.” David knikte en Stephen beende de gang uit.
Er zijn nog geen reacties.