Langzaam sjokte ik mijn kamer in en liet me op bed vallen. Met een diepe zucht sloot ik mijn ogen tot ik een koel briesje langs voelde komen. Ik kroop overeind, maar het raam was dicht, net als de deur. Verbaasd staarde ik mijn kamer rond. “Bella?” een zwakke, hese stem riep mijn naam. Ik gilde zacht en pakte iets om mee te slaan, pas toen ik zag dat ik een schoen vasthad, legde ik hem neer. “Wie is daar?” paniekerig staarde ik in het rond. “Zack.” “W.. w.. wát? Wie is dit en waarom haalt iemand deze zieke grap met me uit!?” woedend stapte ik van mijn bed af. “Dit is geen grap, en ook geen fantasie.” “Ja, tuurlijk.” “Luister nou even!” ik kon dit serieus niet bevatten. Een stem die tegen me sprak, ik moest wel paranoïde zijn. “Ik zie niet eens wat, waar zou ik naar moeten luisteren?” ik sprong achteruit toen ik een koude aanraking voelde. “Voel je? Ik zit niet in je hoofd. Nou ja, eigenlijk nog wel.” Ik probeerde met een boek te slaan naar de plek waar ik de aanraking voelde. “Dat werkt niet, lieve Bella.” “Hoe weet je mijn naam?” ik begon langzaam door te draaien en draaide paniekerig rondjes, slaand naar alles wat er niet was. Nog zo’n koude aanraking. Iets hield mijn handen vast, maar hoe kon iets dat er niet was mij nou vasthouden? “Rustig Bella, ga even zitten. Dan leg ik het je uit.” Ik liet me maar weer op mijn bed vallen en de kou trok weg.

“Luister, Bella, dit gaat heel raar klinken, maar jij hoort mij niet voor niks. Wij hebben een speciale connectie, en daarom kun je met me communiceren, dat zou makkelijker gaan als je me kon zien natuurlijk.” Ik knipperde even en kneep in mijn arm, ja, ik was echt wakker. “Hoe dat dan?” “Je moet erin geloven, en écht geloven, niet denken van ja, ik kan het, maar wéten dat je het kan!” “Hoe?” “Weet ik veel, dat is aan jou.” Ik zuchtte en concentreerde me op iets waarop ik niet eens wist wat het was. Ik sloot mijn ogen en concentreerde me. “Goed zo! Ga zo door!” de stem werd helderder, en ik focuste me weer, tot ik mijn concentratie verloor. Ik spiekte langzaam met één oog mijn kamer in, en zag Zack staan. Van schrik viel ik achterover op bed en staarde hem angstig aan. Met mijn ogen wijd open staarde ik hem aan, en hij grijnsde. “Bella! Het is je gelukt!” ik kon nog steeds niks uitbrengen. “Hoe? Wat? Waarom? Ik..” “Zeg maar niks, ik leg het je uit.”
“Dan mag je daar eens mooi mee beginnen.” Hij grinnikte even en ik krabbelde overeind. Snel vouwde ik mijn benen in kleermakerszit en keek hem vragend aan. Ik zag zijn gedaante naar mijn bureau lopen en op mijn bureaustoel gaan zitten. Ik kneep één oog samen en staarde hem verbaasd aan. Hij haalde zijn schouders op, en begon met praten.

“Luister, dit gaat ongelofelijk vreemd, raar of ongelooflijk klinken. Maar je moet begrijpen dat het echt zo is, ik vertel je geen onzin.” Hij staarde me strak aan, en zijn fluweelzachte stem klonk hard. Ik knikte gehoorzaam en wachtte tot hij verder ging.
“Schrik niet, maar jij bent een Zielenhouder. Zielenhouders doen ongeveer zoals het klinkt, ze beslissen over zielen.” Ik staarde hem verbijsterd aan. “Ze?” “Er zijn meer Zielenhouders in de wereld hoor. Zo’n beetje 1 op 25 mensen is een Zielenhouder. Er zijn nog meer mythische wezens in deze wereld, maar daar weten alleen de Zielenhouders en de wezens zelf wat van. Jijzelf kent er één.” Ik dacht diep na, en mijn ogen werden groter. “David?” hij knikte. “Hij is een geval apart, hij is niet alleen Weerwolf, hij is ook nog een Zielenhouder, komt niet vaak voor, maar hij is ook al niet de enige in zijn soort.” Ik knikte langzaam. “Maar, wat ben jij dan?” stammelde ik voorzichtig. Hij glimlachte warm en er verschenen weer schattige kuiltjes in zijn wangen. “Ik ben ook een Zielenhouder, daarom kun jij mij zien, horen, voelen en weet ik wat. Voor jou ben ik net een mens, alleen voelen mijn aanrakingen voor jou als een ijsklontje. Normale mensen voelen niks als ik ze aanraak.” “Hm.” “Maar, als David een Zielenhouder is, en ik ook, waarom heeft hij me er niks over gezegd?” “Dat mocht hij niet. Hij heeft al alle regels overtreden door jou te vertellen dat hij een Weerwolf is, maar juist omdat je een Zielenhouder bent, ik dat goedgekeurd.” Mijn hoofd tolde, en ik moest even mijn ogen sluiten om alles op een rijtje te zetten.

Hij keek me strak, maar verontschuldigend aan. “Ik ga je nu iets zeggen, en tegelijkertijd vragen, je moet me niet kwaad aankijken, en ik leg het je ook uit, maar luister even.” Ik knikte gretig en hij vervolgde zijn verhaal. “Als een Zielenhouder sterft, zoals met mij is gebeurd, proberen onze geesten een andere Zielenhouder te zoeken die dicht bij hem staat. In de zin van een band. Zoals met ons, wij hadden een sterke vriendschapsband, die niet meer breekbaar was, mijn ziel zocht dus meteen een weg naar jou toen ik overleed. Ik kon je heel lang niet bereiken, maar ik was er wel, proberend tot je door te dringen.” Hij stopte even en ik keek beschaamd naar de vloer, ik wist wel dat hij gekweld was doordat ik David nu had. Hij glimlachte scheef naar me. “Ik zit niet in over David en jou hoor. Ik wist al lang dat jullie bij elkaar hoorden te zijn, maar jullie kenden elkaar helemaal niet, dus ik dacht dat het geen kwaad kon als wij verkering hadden.” “Je dacht wát?” hij beet verontschuldigend op zijn lip, maar ging er niet verder op in, dat irriteerde me wel.

“Een Zielenhouder is zijn hele leven Zielenhouder, maar bij veel mensen komt het nooit uit. Je merkt het pas als een van de meest dierbaarste personen in je leven komt te overlijden. Je draagt die ziel dan bij je, en als diegene ook een Zielenhouder is, kun je de keuze krijgen hem terug in de wereld te krijgen.” Die voelde als een klap in mijn gezicht. Vroeg hij me nu echt hem weer tot leven te wekken? “Zack, denk eens na! Je bent maanden geleden overleden! Niemand gaat het merken als je ineens weer op school verschijnt?” hij zuchtte. “Je wilt me dus niet meer levend zien.” Zijn schouders zakten omlaag en hij keek gekweld naar de vloer. Ik veegde over mijn voorhoofd. “dat.. dat bedoelde ik niet.” Ik mompelde zachtjes. “Maar, ik bedoel, niemand zal geloven dat je uit de dood bent opgestaan..” hij glimlachte. “Als je besluit me terug te halen, zal niemand er iets van merken. Dan ben ik na het ongeluk niet overleden, maar in een coma beland, dan hebben wij nooit verkering gehad, maar waren we gewoon op een date.” Ik knikte, tot David me weer te binnen schoot. “Maar wat dan met David?” als jij niet was.. overleden, had ik hem nooit ontmoet.” “Geen zorgen, je hebt David ontmoet toen je mij op kwam zoeken in het ziekenhuis, hij was er ook, hij was een vriend van me.” Hij knipoogde even en het voelde als een hele opluchting.

“Wat moet een Zielenhouder doen om een ziel weer terug op aarde te krijgen?” hij grijnsde vrolijk en ook mijn gezicht klaarde op bij het zien van zijn vrolijke grijns.
“Niks. Je moet gewoon geloven dat je het kunt, en dan ben ik zo snel mogelijk weer bij je.” Hij glimlachte warm, maar ik liet mijn vrolijke uitdrukking weer vallen. “Wat is er.” Ik pulkte beteuterd aan mijn bed. “Je zei net.. dat wij nooit verkering hebben gehad, als jij weer terugkomt..” ik voelde een koude handdruk op mijn knie en keek bedroefd in zijn puppybruine ogen, en wéér smolt ik ervoor. Als ik David niet had gehad, zat ik hier nu waarschijnlijk te zoenen met een geest, dát zou pas verkeerd zijn. “Alleen jij en ik weten van onze wilde avonturen, en andere Zielenhouders die ons kenden voor ons ongeluk natuurlijk.” Hij streek liefdevol over het litteken dat van achter mijn oor naar voren liep. In een warrige kronkel krulde het litteken naar boven, en stopte halverwege mijn oor. Het enige overblijfsel van het ongeluk dat van buiten te zien was.

De koude hand verdween, maar Zack’s gedaante bleef op zijn plaats, de druk van de hand bleef ook hetzelfde, alleen hij was niet koud meer. Mijn ogen werden groot van verbazing, en ik raakte met mijn hand zijn gezicht aan. Warm. Mijn ogen vulden zich met tranen en ik sprong hem om zijn hals. “Bella, wat doe je?” ik snoof zijn heerlijke geur op en trok me stevig tegen hem aan. “Bella? Bella? Jemig, Bella, je wurgt me!” ik keek hem met tranen in mijn ogen aan, en voelde een dikke, zilte traan via mijn wang naar beneden kruipen. “Je bent het echt.” Ik vleide mijn voorhoofd tegen zijn stevige borst. “Wat? Nu al? Dat moet toch echt een wereldrecord zijn!” ik lachte en hij deed een stap achteruit. Hij glimlachte scheef, en ik smolt ervoor, maar ik moest me inhouden. “Je weet dat je het wilt. En ik weet het ook..” we keken allebei een tijdje naar de grond. “Het zou verkeerd zijn, toch?” opperde ik zachtjes. “Ik weet het niet, zou hij het begrijpen?” we keken alle twee naar de overkant van de straat en ik beet op mijn lip. “Ja, maar ik wil het hem niet aandoen. Het voelt als bedrog, hoe goed het ook zou voelen. Zack knikte langzaam.

’s Morgens wachtte ik met een knoop in mijn maag tot David me kwam halen voor school. Iedere minuut keek ik weer op de klok, en hoopte dat ik er met hem over kon praten. Mijn vader was al vroeg naar zijn werk gegaan, dus ik zat alleen aan de keukentafel. Met een zucht zette ik de vaat in de gootsteen en leunde tegen het aanrecht. De deurbel ging, en ik liep snel naar de deur. Ik trok hem nogal gretig open om mijn perfecte wonder te zien, en ik zag de enorme grijns op zijn gezicht. “Gefeliciteerd!” hij omhelsde me stevig en draaide een rondje. “Waarvoor?” “Dat weet je toch zeker? Je bent er eindelijk achter dat je een Zielenhouder bent!” “Hoe weet jij dat?” “Zack was een vriend van me, en mijn moeder had het dodenprintje op de ijskast gehangen, en vanmorgen was het ineens weg, en zij had het niet weggepakt. Plus: ik heb de krant van de dag na jullie ongeluk bewaard, voor het artikel over het ongeluk. En het artikel was opeens weg, dus ik wist al genoeg.” Ik schudde mijn hoofd. “Daar wilde ik eigenlijk even met je over praten.” Hij keek me nieuwsgierig aan en ik zuchtte. “Toen Zack ineens weer onder de levenden was – letterlijk – hadden we een zwak moment.” Ik sloeg mijn ogen neer. “Ik neem aan dat je weet van ons, voor het ongeluk?” zijn adem stokte even en zijn omhelzing verslapte. Hij deed voorzichtig een stap terug. “Hebben jullie..?” ik schudde mijn hoofd. “Nee, maar het was moeilijk, voor ons allebei.” Hij zuchtte en hij keek me strak aan. “Houd je nog van hem?” ik zag zijn gekwelde blik voor me en voelde me schuldig. “Ik weet het niet..” hij pakte mijn schouders stevig vast en hield mijn blik vast met zijn priemende ogen. “Van wie houd je meer?” “Jou.” Daar hoefde ik geen seconde over na te denken. “Dan geeft het toch niet? Kom hier.” Hij sloeg zijn stevige armen weer om me heen en streelde over mijn haar. Hij verslapte zijn greep en drukte zijn lippen vurig op de mijne. Door zijn zoen duizelde mijn hoofd weer even. Hij drukte een kus op mijn voorhoofd en keek me aan. “Kom, we komen te laat voor school.”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen