Hoofdstuk 6. Ontdekkingen - Discoveries
Dagen gingen voorbij, en David had me uitgenodigd vandaag mee naar zijn huis te gaan. Ik had ja gezegd, want ik wilde zijn zogenoemde ‘ouders’ wel eens ontmoeten. Gewoon om te kijken of ze echt zo erg waren als David zei.
Langzaam draaide ik mijn pick-up de inrit op en stapte uit. David kwam een paar seconden later de straat in gereden en ik volgde zijn auto naar de oprit van zijn huis. Hij zette de auto in de garage en liep naar de voordeur. “Kom maar hoor. Ze bijt niet, niet naar jou in ieder geval.” Ik grinnikte.
“Hallo Bella.” Zijn ‘moeder’ begroette me vrolijk. “Ik ben Madeline Kensington, maar noem me rustig Madeline.” Ik schudde haar de hand en glimlachte. “Sorry meid, mijn man is werken, dus hij kan je niet ontmoeten.” “Oh, dat geeft niks, ik ken jullie toch al een beetje, ik woon aan de overkant.” Ik glimlachte. “Och, kind, wat stom van me, ik herkende je helemaal niet! Je bent ook zo groot geworden.” Ik grinnikte en David raakte mijn arm aan. “Kom me mee Bells? Anders houd ze je hier de hele dag gevangen met verhalen over koetjes en kalfjes.” “David, niet zo eigenwijs en onbeschoft.” Ik keek haar nog eens aan. “Dag mevrouw,” “Toe, Bella, noem me Madeline.” “Oke dan.” Ik glimlachte en liep achter David aan naar boven. Er was een smal, donker overloopje, en ik volgde David door het donker naar zijn kamer, die betrekkelijk licht was in vergelijking met de overloop.
De kleine kamer had iets typisch, iets waardoor je meteen verwachtte dat hier een jongen woonde. Of op z’n minst een héél slordig meisje. Een onopgemaakt bed, een rommelig bureau, een half lege boekenkast en kleren overal. Ik grinnikte. “Wat is er?” “Niks.” Ik glimlachte en keek even rond. Vlug gooide hij een stapel kleren van de bureaustoel in een, toch al volle, hoek en schoof hem korterbij. “Ga maar zitten.” Zelf plofte hij neer op het bed, en ik ziet me zakken op de houten stoel. Hij zal mijn blik en aarzelde even. “Wil je ruilen? Of erbij komen zitten?” ik grinnikte. “Nee, het lukt wel.” We zwegen een tijdje, en ik staarde naar de crèmekleurige muren. “Dus..” David verbrak de stilte, maar niet voor lang. “Zullen we.. anders wat gaan wandelen?” opperde hij. Ik knikte. “Klinkt goed.” Ik volgde hem weer door over de donkere overloop en tastte in het duister naar de trap, ik raakte echter niet de leuning, maar Davids hand. Ik kleurde even rood, maar wimpelde die gedachte snel weg.
We liepen naast elkaar in dit o zo vertouwde bos. Ik had mijn handen in mijn broekzakken gestoken, en die van David bungelden wat langs zijn lichaam. Ik probeerde mijn pas gelijk te houden aan de zijne, maar dat lukte niet altijd. In de verte hoorden we stemmen en spelende kinderen. “Hier kortbij is een picknickplaats, en er staat ook een ijskraam.” Ik begreep zijn hint. “Prima.” Hij glunderde en we veranderden van richting.
Even later waren we alweer onderweg, maar nu met een ijshoorntje in onze handen. “Zeker dat je echt maar één bolletje hoeft?” “Ja, Dave, doe maar rustig.” Ik had één bolletje chocolade-ijs, en hij had vier bolletjes. “Dave?” ik grinnikte en likte aan mijn ijsje. “Mag ik je niet eens een bijnaam geven?” hij lachte. “Jij noemt bij toch ook Bells? Heb ik toch zeker ook niet om gevraagd?” we lachten en liepen terug naar zijn huis.
We zaten in de woonkamer naast elkaar op de bank een film te kijken, toen zijn ‘moeder’ hem riep. Hij stond met tegenzin op en slofte naar de keuken. Ik hoorde Madeline al zeuren en glimlachte. Ik richtte mijn aandacht op de film tot ik bepaalde woorden opving. Ongemerkt zette ik het volume wat zachter en spitste mijn oren. “David, nee! Ik wil niet dat je haar nog pijn gaat doen!” ik huiverde. Me pijn doen? “Denk nou eens aan de risico’s verdorie! Het is al genoeg dat ik je hier in huis heb, en nu ga je ook nog opstandig doen?” ik concentreerde me op hun gesprek, maar ik hoorde alleen de gefrustreerde stem van Madeline. David praatte te rustig, te laag. “Jij verbreekt nu alle contact anders zal het je bezuren, dan zet ik je op straat! Oh, jawel dat kan ik zeker.” Het was even stil, en Madeline verhefte haar stem nu nog meer. “Je bent al een grote last aan ons been, en we kunnen het niet gebruiken als jij die arme meid pijn doet! Oh nee, natuurlijk doe jij dat niet! Maar wat als je het wél doet? Als je jezelf maar één seconde verliest?” David bromde woest iets dat ik niet kon verstaan, het leek wel een andere taal en liet zich terug naast me op de bank vallen. “Wat was dat nou?” “Wat?” hij deed alsof er niks was gebeurd. “Ik haat dat nonchalante gedrag van jou! Waarom hadden jullie ruzie?” “Nergens om.” “Kom op David, ik ben toch zeker niet doof?” “Nou, misschien wel. Het ging nergens over.” “Als jij niet eerlijk tegen me kunt zijn ga ik maar weg. Dag David.” Demonstratief stond ik op en liep naar de voordeur. Voor ik het wist stond hij al achter me. Ik schudde zijn hand van mijn schouder en stapte de deur uit.
“Bella, alsjeblieft! Bella, wacht nou!” woest draaide ik me om. “Wat nou?” snauwde ik in zijn gezicht. “Bella, alsjeblieft! Ik smeek het je, ga nou niet weg. Ik wilde dat ik het je uit kon leggen, echt waar, maar het kan niet! Het mág niet!” “Wat een slap excuus.” Ik wilde me omdraaien maar hij pakte me bij mijn schouders Aan zijn grote, sterke handen kon ik niet ontsnappen. “Laat. Me. Los.” Siste ik. “Luister nou verdomme!” ik staarde hem eigenwijs aan. “Ik kan het je echt niet uitleggen. Geloof me, ik zou het willen, maar het kan niet! Ik zou er alles aan doen om je niet te laten gaan, ik zou mijn leven voor je geven als dat nodig is, maar ik kán het je niet vertellen.” “Nou dan. Dan is je leven je blijkbaar niet genoeg waard.” “Bella, snap het dan!” “Nee. En laat me nou maar los.” “Prima. Ik laat je gaan. Maar ik dacht dat je niet nóg een vriend wilde kwijtraken.” Hij liet me los en draaide zich om. Zijn woorden sloegen in als een bom, raakten me in elke manier dan ook die me pijn kon doen en de tranen sprongen in mijn ogen. “Dat neem je terug!” het kwam met stoten uit mijn mond. “Nee, denk er maar over na.” Zijn handen trilden en hij liep terug naar binnen.
Grote, bijna enorme tranen stroomden over mijn wangen. Mijn vader had het opgegeven om me te troosten en snapte niet waarom ik me zo down voelde. Alweer. Wat was er nou zo moeilijk te begrijpen dat je je beste vriend kwijtraakt? Twee keer. Een dag kreeg ik geen hap door mijn keel, drinken lukte ook niet. Ik zat daar maar. Alweer.
Ik besloot maar weer naar school te gaan en maakte me klaar om te vertrekken. Ik gooide net mijn tas in mijn pick-up toen ik een stem achter me hoorde. “Bella, wacht even.” Snel stapte ik in, startte de motor en reed weg. David midden op de weg achterlatend.
“Waar slóég dat op!?” woedend liep hij naar me toe. “Wat sloeg waarop?” ik staarde hem nonchalant aan. “Ik wilde naar je toekomen, en toen reed je gewoon weg.” “Ik was mijn vriend toch kwijt? Nou dan. Die ben ik kwijt. Iemand die me alles verteld. Jij? Jij bent gewoon iemand die dingen voor zijn vriendin achterhoud!” hij was met stomheid geslagen. “Hoe vaak moet ik je nog zeggen dat ik het niet kán uitleggen?” “Niet. Want ik wil het niet horen!” “Nou dan, prima. Stik er maar in!” mokkend liep hij weg.
Ik negeerde hem, zei geen woord en schonk hem geen aandacht. Ik was nog steeds woedend. Gefrustreerd zaten we dagenlang aan dezelfde lunchtafel, zwijgend en boos.
Zuchtend staarde hij me aan. Ik herkende zijn harde masker, en zette dat van mij ook maar weer op. Alleen was mijn masker iets koppiger. “Oké, ik zal het uitleggen. Het is totaal tegen alle regels in, maar ik zie geen andere oplossing, en ik hoop dat je het wilt, en kúnt begrijpen.” “Kom maar op dan.” Mompelde ik zacht. “Niet nu, niet hier. Kom vanmiddag na school naar de plek aan het eind van onze straat. Weet je wat ik bedoel?” ik knikte. “Mooi.” De bel rinkelde en hij verdween in de mensenmassa. Ik hees me overeind en liep naar het Engels lokaal.
“Bella! Hierzo!” ik liep op het geluid van zijn stem af. In dit dichtbeboste stukje was het pikdonker. “Ah, daar ben je.” Zijn stem klonk nerveus, gespannen en hij ijsbeerde wat rond. “Luister, wat ik je nu vertel is topgeheim, niemand, maar dan ook echt niemand mag het weten!” ik luisterde. “Weet je wat er met mijn ouders is gebeurd?” “Ja, ze zijn overleden.” “Dat is niet helemaal waar. Weet je ook waarom?” “Nee.” “Weet je wanneer ze zijn ‘overleden’?” ik snapte niet waarom hij de nadruk op ‘overleden’ legde. Ik schudde mijn hoofd. “Zeventien jaar geleden.” Toen men erachter kwam dat mijn moeder zwanger was geweest van mijn vader, en mij dus had gekregen, hebben ze haar vermoord, en mijn vader ook. Ze stuurden mij naar mijn tante en oom, in de hoop dat ik niet zo zou worden als mijn ouders. Maar niks is minder waar.” Zijn ogen staarden naar de grond. “Ik begrijp het niet? Waarom moesten je ouders sterven voor jouw geboorte?” hij zuchtte. “Het ligt niet zozeer aan mij, of aan mijn ouders. Ons.. soort.” Hij rilde bij het uitspreken van dat woord. “Mag zich niet voortplanten, als dat wel gebeurt, volgen en onmiddellijk maatregels.” “Soort?” ik merkte dat ik hem pijn deed door het te vragen, maar ik moest wel. “Hoe leg je zo iets uit?” hij dacht een tijdje na en staarde me met een gekwelde blik aan. “Ik ben een beest Bella. Een beest!” ik snapte echt steeds minder van die jongen. Hij schudde geërgerd zijn hoofd en liep weg. “Blijf hier!” siste hij en verdween tussen de bomen. Ik keek angstig om me heen tot de bosjes weer bewogen. In plaats van mijn beste vriend, stond daar een enorme, witte wolf. Ik deinsde geschrokken achteruit en struikelde over een boomtak. Snel krabbelde ik terug tegen een boom aan, en staarde met een grote blik naar de gekwelde, felgroene ogen van het beest. “Je bedoelt?” hij knikte langzaam met zijn enorme kop. Ik slikte.
Hij verdween weer tussen de bosjes en een paar tellen later verscheen hij weer in mensengedaante. Hij wilde me overeind helpen, maar ik deinsde nog verder terug. “Bella, begrijp het dan! Ik wil dit ook niet, en er is maar één manier om dit te stoppen.” Mijn stem beefde. “Hoe komt dit?” “Het zit in mijn genen. Het komt van mijn vader. Dit gen overheerst alles, het is dominant in elke mogelijke manier.” “Dus daarom,” het was meer een vaststelling dan een vraag en hij knikte. “Gaat dit weg?” “Dat is mogelijk. Er is maar één manier om dit uit mijn genen te krijgen, en die manier komt amper voor. Mijn vader was het niet gelukt.” Hij keek me nog steeds strak aan. “De ware liefde vinden.” Ik huiverde. “De échte, enige ware liefde.” “Maar je vader en moeder dan?” hij schudde zijn hoofd. “Mijn vader hield zielsveel van mijn moeder, maar het was geen ware liefde.” Hij wachtte even en ik probeerde alles op een rijtje te zetten. “Zodra ik de ware liefde vind, en die liefde ook beantwoord wordt, verdwijnt het gen langzaam uit mijn lichaam, en verander ik niet meer in dat.. ding.”
Ik kon het maar niet bevatten. Mijn beste vriend, en tevens kersverse vriendje, gaat dood, en dan komt mijn nieuwe beste vriend met de mededeling dat hij een of ander beest is! Lekker dan!
Ik snoof. “En die ware liefde, hoe vind je die?” “Je komt hem, of haar in mijn geval, gewoon tegen.” Hij keek snel van me weg en bloosde. “En ik denk dat ik hem al gevonden heb…” ik hapte snel naar adem en hijgde. “Je hebt wát? Je bent zéventien verdomme!” zijn woorden voelden als een klap in mijn gezicht. Om een of andere verklaarbare manier hield ik van hem, ik mocht hem, kon niet zonder hem, misschien was ik zelfs verlíéfd op hem. Ik huiverde bij de gedachte dat ik hem met een ander meisje zou moeten zien. Wie zou het zijn? Iemand van school? “Ik haat het dat ik het moet vragen, maar wie is het?”
Hij keek me met verdrietige ogen aan en beet op zijn trillende onderlip. “Jij.” Geschrokken deed ik een stap terug, deze had ik niet zien aankomen!
Happend naar adem liet ik me op de grond vallen. Oké, eerst gaat mijn beste vriend, en tevens mijn vriendje dood. Dan komt mijn nieuwe beste vriend met de mededeling dat hij een of ander beest is, én dat dat alleen maar weggaat als ik zijn liefde voor hem beantwoord. “Is dat.. Gedoe.. Wederzijds?” hij knikte traag. O god, dan was ik inderdaad verliefd op hem.
“Weet je wat, ik breng je naar huis, dit is te veel voor vandaag. Maar alsjeblieft, ik smeek het je, vertel het aan niemand!” ik knikte traag en volgde hem. Hij bewaarde veilige afstand tussen ons en zette me bij de voordeur af. Zonder me aan te raken draaide hij zich om. “Dag Bella. Hopelijk heb je nu je zin.
Er zijn nog geen reacties.