Hoofdstuk 3. Problemen - Problems
Zuchtend nam ik mijn telefoon op. “Bella.” Mompelde ik ongeïnteresseerd. “Bella!” Zack’s stem klonk opgewonden. “Zack!” ik grinnikte, we leken wel twee kinderen die elkaar al jaren niet gezien hadden. “Ik vroeg me af, heb je zin om morgen mee te gaan naar een feest in de stad?” ik bedacht me even. “Wat voor feest?” “Ehm, gewoon, er komt een bandje en zo, het is geen groot feest of zo, gewoon wat vrienden en bekenden. Een aantal van de groep komen ook.” “Oké, dat is wel goed.” Mompelde ik. “Mooi, dan kom ik je om zeven uur ophalen.” “Is prima.” Ik trok een glimlach en staarde uit het raam. “Tot morgen,” “Tot morgen.” Een seconde later was de verbinding verbroken. Langzaam opende ik het raam en ging in de vensterbank zitten. Met een diepe zucht sloot ik mijn ogen. Weer die irritante beltoon. “Ja?” “Bella?” Meteen schoot ik omhoog. “Mam!” “Ja lieverd, hoe gaat het ermee?” ik grinnikte. “Kon niet beter!” “Vertel.” Ik gniffelde. “En waarom zou ik dat doen?” ze lachte. “Omdat ik je moeder ben, en het recht heb om te weten met welke jongens jij rotzooit.” Ik lachte. “Ma-ham!” ze lachte met me mee. “Maar het gaat dus over een jongen?” ik bloosde. “Ja.” Ze lachte in zichzelf. “Zie je nou wel. Wie is het?” ik bloosde weer. “Een jongen van school. Zack.” “O, die ene die jou zo leuk vond?” “Jep.” “Hoe lang hebben jullie al wat?” “Hoe weet je dat nou weer?” vroeg ik verbaasd. “Moeders weten alles.” Mompelde ze plechtig. Ik grinnikte. “Twee dagen. Officieel pas een dag, maar we wisten het allebei twee dagen geleden al.” Ik beet op mijn lip. “Wat leuk voor je meid! Jullie moeten snel maar eens langs komen!” “Doen we.” “Oké dan, mijn beltegoed is bijna op, dus ik zal maar ophangen. Doei meid. Veel plezier en tot ziens.” “Doei mam.” De verbinding werd verbroken en ik glimlachte. Mijn moeder ook altijd.
Ik had de hele dag verveeld doorgebracht, en kleedde me nu om voor het feest.
Ik vond een leuk zwart shirtje en gooide het op mijn bed. Ik deed er een zwart spijkerrokje bij en zwarte pumps.
Ik pakte een grote zwarte riem en wat armbandjes en kleedde me om. Vlug kamde ik mijn haar en deed het leuk.
Met wat oogpotlood en mascara was ik klaar, en pakte mijn tasje. Ik propte mijn beurs en sleutels erin en liep naar beneden.
Ik had alvast eten klaargemaakt voor mijn vader, die kwam weer eens laat thuis vanavond, dus zette ik het maar in de magnetron. Ik schreef hem precies op wat hij moest doen, anders zou vast de hele keuken weer onderhangen.
Ik hoorde een ronkende motor de oprit opkomen, maar ik dacht dat het mijn vader vast wel zou zijn, dus bleef ik zitten. Maar mijn vader belde nooit, dus sprong ik snel op uit mijn stoel en liep naar de deur. Zack stond tegen de deurpost aangeleund en keek me vrolijk aan. Hij bekeek me van top tot teen en glimlachte. “Je ziet er mooi uit.” Ik bloosde. “Jij ook.” Ik staarde naar zijn gezicht. Hij had zijn stekeltjes ingeruild voor een stoere look. Hij zag er zo bijna nóg leuker uit. “Wat staar je nou?” “Je haar.” Ik grinnikte. “Niet leuk?” “Jawel, dat is het juist.” Hij grijnsde en trok me tegen hem aan. Tevreden keek ik naar hem omhoog en ging op mijn tenen staan om een zoen tegen zijn mond te drukken. Hij glimlachte. “Zullen we gaan?” “Prima.” Ik kon het niet laten en woelde even door zijn ruige blonde haar. “Hè!” ik grinnikte en liep naar zijn auto.
We hadden een leuke avond. De muziek was goed, en er hing een gezellige sfeer. We hadden afgesproken dat de allebei niet zouden drinken. Ik niet omdat mijn vader me zou vermoorden, en Zack niet omdat hij zou rijden.
Ondanks dat er geen alcohol was, was het toch gezellig. Jade en Lucy waren er, Kyle en Jimmy, en nog een aantal anderen uit de groep.
Ook dansten we wat en praatten met anderen die op het feest waren. Even na middernacht stootte Zack me aan. “Zullen we naar huis gaan?” ik knikte en liep naar Jade. “We gaan naar huis.” “Is goed, zie je maandag.” Ze knuffelde me vrolijk en danste nog even door. Zack leidde me door het donker naar zijn auto en we stapten in.
Verveeld staarde ik uit het autoraampje terwijl we langs de bomen raasden. In de verte zag ik een brug komen, maar focuste me er niet op. Ergens was ik wel moe. Zack keek opzij. “Moe?” ik knikte en hij glimlachte. “We zijn zo thuis.” Ik ging weer recht zitten en zuchtte.
Snel kwamen twee koplampen van onder de brug gedoken. Ik schrok op en staarde naar de naderende auto. Hij reed duidelijk veels te hard, en hij slingerde ook nog van de ene weghelft naar de andere. “Eh, Zack..” “Ik heb hem gezien.” Mompelde hij gespannen en klampte zijn handen aan het stuur. “Remmen Zack!” “Dat gaat niet meer!” “Maar hij gaat ons rammen!” ik schreeuwde wanhopig naar hem en staarde met grote ogen naar de zwarte auto die ons naderde. Een moment dacht ik dat ik me misschien veiliger had gevoeld in de grote pick-up, maar helaas had hij de Volvo genomen.
Mijn ademhaling sloeg passen over en mijn hart maakte overuren in de seconden dat we op de andere auto inreden. Heel even dacht ik dat hij ons zou gaan missen, maar dat was slechts een vage poging tot hoop. “Hou je vast!” Zack greep mijn hand vast en ik drukte me diep in de stoel. In de hoop dat ik de klap niet zou voelen kneep ik mijn ogen dicht. Ik voelde dat Zack nog probeerde om de auto te ontwijken, maar het was al te laat, het mocht niet baten.
Met een gigantische klap vloog ik naar voren en achteren in mijn stoel, en ik bleef Zack’s hand vasthouden. We werden door elkaar geschud als twee pinballballetjes, en overal deed het pijn. Mijn gordel sneed in mijn huid en ik kneep nog wat harder in Zack’s hand, maar hij reageerde niet meer. Met een laatste klap vlogen we beiden weer naar voren en ik knalde met mijn hoofd op het dashboard. Toen ik merkte dat we stil stonden wilde ik overeind kruipen, maar ik zat vast. Mijn arm zat onder het bloed, en ik proefde het in mijn mond. Ik draaide mijn hoofd om naar Zack, maar hij reageerde nergens op. Ik vreesde het ergste, maar hoopte dat hij alleen bewusteloos was. Ik werd enigszins gerustgesteld toen zijn ademhaling haperde, maar ik kon me nog steeds niet bewegen.
Niet veel later werd alles zwart voor mijn ogen.
Ik opende zwakjes mijn ogen en knipperde een paar keer. Mijn mond en keel voelden droog, alsof ik dagen niet had gedronken.
Ik hoorde een irritante, ritmische piep, maar kon hem niet thuisbrengen. Mijn ogen zagen wazig door het veel te lichte wit en langzaam kon ik vormen gaan onderscheiden. Toen het eindelijk tot me doordrong waar ik me bevond schoot ik recht overeind. De piep verloor zijn ritme en begon steeds sneller te gaan. Paniekerig keek ik naar mijn hand, waar voor ik in slaap viel, die van Zack in had gelegen. Ik hapte naar adem en staarde naar de naald die erin zat. Maar zijn hand was weg.
Als ik niet zo schor was geweest, had ik vast de longen uit mijn lijf geschreeuwd.
Maar nog voor ik mijn mond kon open doen, werd het gordijn bruut aan de kant gescheurd en moest ik van de verpleegster gaan liggen. Ik weigerde. “Waar is Zack?” ze negeerde mijn vraag en beveelde me nog een keer te gaan liggen. Dus ik besloot mijn vraag te herhalen, voor het geval ze doof was of zo. “Waar. Is. Zack?” ze negeerde me nog steeds en spoot iets in de naald in mijn hand, waardoor ik me meteen suf voelde. Ze duwde me achterover en de piep nam weer datzelfde irritante ritme aan.
Weer opende ik suf mijn ogen. Weer moest ik even wennen aan de witte kleur, maar ik kon iets donkers onderscheiden naast mijn bed. “Zack?” ik hoopte dat zijn prachtige stem me uit deze nachtmerrie me zou schudden, en dat hij me mee zou nemen naar huis. Maar dat was dus niet het geval. Langzaam herkende ik de vormen van mijn moeder, en liet de hoop weer varen. “Dag lieverd.” Ze kneep in mijn hand en er rolde een traan over haar wang. “Niet huilen.” Mompelde ik schor. Elk woord brandde in mijn keel en deed pijn. “Wil je wat drinken?” ik knikte langzaam en ze overhandigde me een glas water met een rietje. Hij was lauw, en het water smaakte oud, maar ik was blij dat ik mijn keel nat kon maken. Het water deed goed, maar ik voelde me nog steeds miezerig. “Hoelang lig ik hier al?” “Drie dagen.” Antwoordde ze kort en kneep in mijn hand. “En Zack?” ze wendde haar blik af en sloeg haar ogen neer. Meteen vulden mijn ogen zich met tranen, en één traan rolde over mijn wang. Ik staarde nietig naar mijn hand, de hand waar de zijne in had gelegen, en voelde dat er steeds meer tranen over mijn wangen liepen. “Het spijt me zo erg.” Mijn moeder huilde nu ook. “Mam, jij kunt er niks aan doen.” Mijn stem sloeg een stuk of vijf keer over, en het brok in mijn keel wilde niet weg.
Er zijn nog geen reacties.