13 juli 2012
"Hallo," krijg ik nog net uit mijn mond. Ik slik even. De mannen zeggen niks. Ik heb twee opties: Optie 1 is blijven staan, optie 2 is keihard wegrennen. Ik wil voor de tweede kiezen, maar de langste man rent plotseling op me af en pakt me vast. Hij heeft waarschijnlijk aan een goede zelfverdedigingscursus gedaan, want ik zie geen enkele mogelijkheid om te ontsnappen. De andere mannen lopen ook op me af en doen me een blinddoek om. Ik zie nog even in een flits dat ze naambordjes op hebben. Kidnappers met naambordjes? Gek genoeg gil ik niet, de mannen zeggen ook geen woord. Het is muisstil. Waarschijnlijk ben ik te gespannen om ook maar iets te kunnen doen of zeggen. De mannen dragen me in een auto. Ze waren niet heel snugger bezig geweest, want mijn handen zaten nog gewoon los. Ik gris snel de blinddoek van mijn hoofd af. Ik zit in de achterbak van een busje. Zonder raampjes. Zonder enig licht. Fijn. Ik pak snel mijn mobiel uit mijn tas en gebruik het licht van het beeldscherm om even rond te kijken. Er ligt niet veel in de bak. Een touw, een bankje en een mysterieus voorwerp met een zwarte doek erover. Ik besluit maar niet te kijken wat eronder zit, te bang voor de gevolgen. Ik loop naar het bankje en ga even zitten. Ik ben net ontvoerd door drie mannen met zwarte kleding, zakdoeken voor hun mond en naambordjes op hun borst. Opeens krijg ik een paniekaanval. Wat willen ze eigenlijk van me? Wat zou Sam wel niet denken als ze het speeltuintje leeg terug vindt? Mijn ouders gaan me redden. Ze moeten wel. Ik kan niet zonder mijn inloopkast, laptop, vrienden, familie, mijn vriendje, mijn populariteit. Ik wil nog niet dood!
Dan voel ik dat de auto een bocht omgaat en stil staat. De deuren gaan open en een man komt naar binnen. Hij heeft zijn zakdoek afgedaan en ik heb genoeg tijd om zijn naambordje te lezen. "Paul". Hij kijkt naar mij, vervolgens naar mijn mobieltje en als laatste naar mijn tas. Hij glimlacht even en ik raad al wat hij wil. Met tegenzin stop ik mijn mobiel in de tas en geef hem aan Paul. En zonder woorden sluit hij de deuren en na een paar seconden komt het busje weer in beweging. Ik zucht. Nu heb ik dus helemaal niks meer. Na een halfuur, het lijkt wel alsof er uren zijn verstreken, staat het busje weer stil. De deuren gaan weer open en de mannen pakken me opnieuw beet. Voor ze mijn blinddoek op doen zie ik dat we op een vliegveld zijn. Hierdoor krijg ik weer een paniekaanval, maar die wordt al minder als ik realiseer dat de mensen op het vliegveld toch wel argwaan moeten krijgen van drie duistere mannen en een meisje met een blinddoek om. Ik besluit dus extra tegen te stribbelen als we de hal binnen komen. Er gebeurt niks. Blijkbaar kijkt niemand raar op. We komen zelfs makkelijk door de douane. Een uur later zweef ik boven de wolken door de lucht. Soms kan het leven raar lopen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen