|| OO6
||Lost Lands
||Lord Asriël||
Zanderige vlakten wisselden zich af met uitgedroogde graspollen en de wind schuurde over het landschap met een ruwe kracht. De enige bomen die er stonden waren verschrompeld en in elkaar gekrompen tot ze niets meer voorstelden dan nietig kreupelhout. Hoewel het er pikkedonker was, leek de zon zonder medelijden zijn warmte los te laten. Iedereen die een stap op deze vlakten zou zetten zou direct alle hoop verliezen. En dat was precies wat er was gebeurd met de duizenden zielen die hier rondzwierven. Hoop, liefde en geluk werd door de aarde opgeslokt en verdween net zo snel als het water dat hier ooit binnen een dag was verdampt. Zielen konden enkel met elkaar communiceren door middel van gebaren. De stilte die er heerste was normaal gesproken angstaanjagend en kon tot waanzin drijven. Dat deed het meestal ook.
Maar vandaag werden de vlakten geteisterd door woedend geschreeuw, gefrustreerde kreten en klagelijk gejammer. De bron van al dat lawaai was te vinden in het midden van de vlakten. Hier stond een enorme rotspunt, herrezen uit de droge aarde. Vanbinnen liet de heer van dit gebied zijn toorn neerdalen over zij die verdoemd waren. The Lost Lands was de plaats waar zondaars heen werden verbannen om een straf van het gepaste aantal jaren uit te zitten, alvorens naar de hemel te mogen. Deze zondaars hadden niet de hell waardige misdaden begaan zoals moord, maar hadden wel danig kwaad gedaan om niet direct tot de hemel toegelaten te worden. Het was dus een soort tussenstation, maar wel een vreselijke plaats waar iedereen weg zou willen. Iedereen behalve de heerser, Lord Asriël.
Normaal gesproken zou deze man zich inhouden en de stilte van zijn land intact houden, maar vandaag kon niets hem tot bedaren brengen. Hij was een korte man, met brede schouders waar zijn hoofd bijna direct op ruste in verband met het gebrek aan een nek. Zijn gitzwarte haren waren normaliter strak naar achteren gekamd. Nu was een plukje losgeraakt vanwege zijn heftige woede uitbarsting. Zijn kin werd ontsierd door een smal, zwart sikje en zijn kleine oogjes keken kwaadaardig om zich heen.
'Die oude zot heeft zich er mee bemoeid! IK KAN HET NIET GELOVEN!' Enkelen van zijn volgelingen krompen ineen bij het horen van de geschreeuwde woorden. Het koperen dienblad waar eerder thee op was geserveerd vloog met servies en al door de ruimte en sloeg tegen de wand aan diggelen. 'Alles ging goed! Alles! Maar nee hoor. Meneer het Orakel zal er op het allerlaatste moment wel even een stokje voor steken! Achterlijke imbeciel! Ik had hem af moeten maken toen ik er de kans voor had.' Asriël ijsbeerde heen en weer door het vertrek, zijn mantel wapperde achter hem aan. 'Lord, als u zo vriendelijk wil zijn uw zorgen met ons te delen, dan kunnen we u misschien helpen met het vinden van een oplossing.'
Een aantal volgelingen keken nerveus naar de schaduwen waarvandaan de stem had gesproken. Ze konden niets ontdekken tussen het duister in de hoek van de kamer, enkel de voorkant van een stel zwarte laarzen die net het licht in staken. Asriël keek ook richting de hoek en zijn ogen knepen zich samen in een poging iets te zien. 'Nathaniël, wanneer ben jij gearriveerd?' Vroeg hij met kordate stem. Er bewoog kort iets in de schaduwen maar alsnog werd er niets zichtbaar. Hij had hem nog niet terug verwacht maar het kwam goed uit dat hij er weer was. 'Ik kwam juist binnen om uw tirade te horen.' Was het antwoord. 'Maar vertelt u nu uw probleem.' Asriël werd weer herinnerd aan zijn ondervinding en de rode kleur trok direct weer over zijn gezicht. De neiging te stampvoeten van woede leek steeds groter te worden, maar dat zou vernederend zijn. 'Ik heb uit goede bron vernomen dat het Orakel vandaag bij The Seasons is geweest! Ik snap niet dat ik heb kunnen denken dat de man nergens van wist. Natuurlijk wist hij het, maar de zot vond het natuurlijk niet eerder noodzakelijk genoeg. Hij heeft hen alles verteld! Over de hittegolf en het vergaan van de wereld, alles! Dus nu gaan ze actie ondernemen en staat er ineens wel druk achter het vinden van dat IJS KRENG!' Hij was steeds harder gaan praten en de laatste twee woorden spoog hij eruit, helaas niet alleen de woorden.
Het bleef een moment stil alvorens hij antwoord kreeg. 'Dat is zeker verontrustend nieuws, maar wie zegt dat ze haar met dat nieuws ineens wel kunnen vinden?' De stem klonk nog steeds rustig, zonder enig teken van frustratie. Asriël keek even twijfelend. 'Ze gaan meer hun best doen. Straks vinden ze haar wel. Ze hoeven alleen maar logische na te denken om erachter te komen dat wij haar kunnen lokaliseren! Van alle zonden heeft zij de grootste begaan. Al zou ze er regelrecht voor naar de hel moeten.' Hij was niet gerust gesteld. Dat besefte Nathaniël blijkbaar ook want hij begon al pratend een plan te beramen. 'Ze is buiten het feit om dat ze een godin is ook gewoon een vrouw, toch?' Merkte hij op. Asriël knikte met een wezenloze blik op zijn gezicht, hij snapte niet wat dat er mee te maken had. 'Een vrouw die nooit liefde heeft gekend, verraden is door miljoenen en waar nog nooit iemand vertrouwen aan heeft gegeven. Geen vriendschap, niets.' Weer knikte Asriël en langzaam begon hem iets te dagen. 'Wat denk je dan wat er zal gebeuren als er iemand komt die haar alles geeft wat ze nog nooit heeft gehad? Eerst vriendschap, dan liefde en vertrouwen. Zal iemand die dat niet kent door hebben dat ze word gefaked? In dat opzicht kan ze niet anders dan naïef zijn. En wanneer ze zich helemaal verbonden voelt met diegene? Dan zal ze diegene overal heen volgen.'
Plotseling snapte Asriël het complete plan. 'Niemand weet wat wij voor plannen hebben! Iedereen denkt dat wij net zo erg op zoek zijn om de Winter terug te brengen. Niemand zal verwachten dat wij haar hier hebben! Maar waarom ontvoeren we haar niet gewoon, morgen of zo.' Bijna slaakte Nathaniël een geërgerde zucht. 'Ze is een Godin! Jij een servent. Wij zijn servents. Zelfs met z'n allen kunnen we haar niet aan. Maar hoe meer ze in iemand vertrouwd, hoe meer haar krachten tegenover diegene afnemen. Dan kan ik toeslaan.' Die laatste zin deed iedereen naar hem opkijken. 'Jij, Nathaniël?' Vroeg Asriël verbouwereerd. Ondertussen was de jongeman uit de schaduwen gestapt. Hij was lang, gespierd en had hoge jukbeenderen en een strakke kaaklijn. Zijn blauwe ogen leken recht in je ziel te kijken en er lag een grijns rond zijn lippen waar de kriebels je van over de rug liepen. Zijn zwarte haar was vol en was op een op aarde modieuze manier geknipt. Al met al zag hij eruit als iemand waar je rekening mee moest houden.
'Ja ik. Als iets goed moet gebeuren kun je het beter zelf doen. Geloof me vader, jij krijgt de verdorde wereld waar je recht op hebt. Laat mij het maar regelen.'
Maar vandaag werden de vlakten geteisterd door woedend geschreeuw, gefrustreerde kreten en klagelijk gejammer. De bron van al dat lawaai was te vinden in het midden van de vlakten. Hier stond een enorme rotspunt, herrezen uit de droge aarde. Vanbinnen liet de heer van dit gebied zijn toorn neerdalen over zij die verdoemd waren. The Lost Lands was de plaats waar zondaars heen werden verbannen om een straf van het gepaste aantal jaren uit te zitten, alvorens naar de hemel te mogen. Deze zondaars hadden niet de hell waardige misdaden begaan zoals moord, maar hadden wel danig kwaad gedaan om niet direct tot de hemel toegelaten te worden. Het was dus een soort tussenstation, maar wel een vreselijke plaats waar iedereen weg zou willen. Iedereen behalve de heerser, Lord Asriël.
Normaal gesproken zou deze man zich inhouden en de stilte van zijn land intact houden, maar vandaag kon niets hem tot bedaren brengen. Hij was een korte man, met brede schouders waar zijn hoofd bijna direct op ruste in verband met het gebrek aan een nek. Zijn gitzwarte haren waren normaliter strak naar achteren gekamd. Nu was een plukje losgeraakt vanwege zijn heftige woede uitbarsting. Zijn kin werd ontsierd door een smal, zwart sikje en zijn kleine oogjes keken kwaadaardig om zich heen.
'Die oude zot heeft zich er mee bemoeid! IK KAN HET NIET GELOVEN!' Enkelen van zijn volgelingen krompen ineen bij het horen van de geschreeuwde woorden. Het koperen dienblad waar eerder thee op was geserveerd vloog met servies en al door de ruimte en sloeg tegen de wand aan diggelen. 'Alles ging goed! Alles! Maar nee hoor. Meneer het Orakel zal er op het allerlaatste moment wel even een stokje voor steken! Achterlijke imbeciel! Ik had hem af moeten maken toen ik er de kans voor had.' Asriël ijsbeerde heen en weer door het vertrek, zijn mantel wapperde achter hem aan. 'Lord, als u zo vriendelijk wil zijn uw zorgen met ons te delen, dan kunnen we u misschien helpen met het vinden van een oplossing.'
Een aantal volgelingen keken nerveus naar de schaduwen waarvandaan de stem had gesproken. Ze konden niets ontdekken tussen het duister in de hoek van de kamer, enkel de voorkant van een stel zwarte laarzen die net het licht in staken. Asriël keek ook richting de hoek en zijn ogen knepen zich samen in een poging iets te zien. 'Nathaniël, wanneer ben jij gearriveerd?' Vroeg hij met kordate stem. Er bewoog kort iets in de schaduwen maar alsnog werd er niets zichtbaar. Hij had hem nog niet terug verwacht maar het kwam goed uit dat hij er weer was. 'Ik kwam juist binnen om uw tirade te horen.' Was het antwoord. 'Maar vertelt u nu uw probleem.' Asriël werd weer herinnerd aan zijn ondervinding en de rode kleur trok direct weer over zijn gezicht. De neiging te stampvoeten van woede leek steeds groter te worden, maar dat zou vernederend zijn. 'Ik heb uit goede bron vernomen dat het Orakel vandaag bij The Seasons is geweest! Ik snap niet dat ik heb kunnen denken dat de man nergens van wist. Natuurlijk wist hij het, maar de zot vond het natuurlijk niet eerder noodzakelijk genoeg. Hij heeft hen alles verteld! Over de hittegolf en het vergaan van de wereld, alles! Dus nu gaan ze actie ondernemen en staat er ineens wel druk achter het vinden van dat IJS KRENG!' Hij was steeds harder gaan praten en de laatste twee woorden spoog hij eruit, helaas niet alleen de woorden.
Het bleef een moment stil alvorens hij antwoord kreeg. 'Dat is zeker verontrustend nieuws, maar wie zegt dat ze haar met dat nieuws ineens wel kunnen vinden?' De stem klonk nog steeds rustig, zonder enig teken van frustratie. Asriël keek even twijfelend. 'Ze gaan meer hun best doen. Straks vinden ze haar wel. Ze hoeven alleen maar logische na te denken om erachter te komen dat wij haar kunnen lokaliseren! Van alle zonden heeft zij de grootste begaan. Al zou ze er regelrecht voor naar de hel moeten.' Hij was niet gerust gesteld. Dat besefte Nathaniël blijkbaar ook want hij begon al pratend een plan te beramen. 'Ze is buiten het feit om dat ze een godin is ook gewoon een vrouw, toch?' Merkte hij op. Asriël knikte met een wezenloze blik op zijn gezicht, hij snapte niet wat dat er mee te maken had. 'Een vrouw die nooit liefde heeft gekend, verraden is door miljoenen en waar nog nooit iemand vertrouwen aan heeft gegeven. Geen vriendschap, niets.' Weer knikte Asriël en langzaam begon hem iets te dagen. 'Wat denk je dan wat er zal gebeuren als er iemand komt die haar alles geeft wat ze nog nooit heeft gehad? Eerst vriendschap, dan liefde en vertrouwen. Zal iemand die dat niet kent door hebben dat ze word gefaked? In dat opzicht kan ze niet anders dan naïef zijn. En wanneer ze zich helemaal verbonden voelt met diegene? Dan zal ze diegene overal heen volgen.'
Plotseling snapte Asriël het complete plan. 'Niemand weet wat wij voor plannen hebben! Iedereen denkt dat wij net zo erg op zoek zijn om de Winter terug te brengen. Niemand zal verwachten dat wij haar hier hebben! Maar waarom ontvoeren we haar niet gewoon, morgen of zo.' Bijna slaakte Nathaniël een geërgerde zucht. 'Ze is een Godin! Jij een servent. Wij zijn servents. Zelfs met z'n allen kunnen we haar niet aan. Maar hoe meer ze in iemand vertrouwd, hoe meer haar krachten tegenover diegene afnemen. Dan kan ik toeslaan.' Die laatste zin deed iedereen naar hem opkijken. 'Jij, Nathaniël?' Vroeg Asriël verbouwereerd. Ondertussen was de jongeman uit de schaduwen gestapt. Hij was lang, gespierd en had hoge jukbeenderen en een strakke kaaklijn. Zijn blauwe ogen leken recht in je ziel te kijken en er lag een grijns rond zijn lippen waar de kriebels je van over de rug liepen. Zijn zwarte haar was vol en was op een op aarde modieuze manier geknipt. Al met al zag hij eruit als iemand waar je rekening mee moest houden.
'Ja ik. Als iets goed moet gebeuren kun je het beter zelf doen. Geloof me vader, jij krijgt de verdorde wereld waar je recht op hebt. Laat mij het maar regelen.'
Reageer (8)
toen ik de naam van de pov. zag dacht ik aan narnia --'
1 decennium geledenIk vind je verhaal echt geweldig (:
1 decennium geledenZo spannend!!!
1 decennium geledenSNEL VERDERRRR