Foto bij The living death

Ik heb in mijn verhaal twee thema's verwerkt, en het is aan de lezer om te ontdekken welke dat zijn. Ook heb ik geprobeerd om situaties te schenken die zo dicht mogelijk bij de thema's liggen en om in het begin van mijn verhaal zo min mogelijk over de thema's weg te geven.

Het bestaat niet. Moed en kracht. Althans, niet in mijn lichaam. Mijn handen zijn droog en klein en mijn armen bevatten nauwelijks spieren. Mijn verstand is door de jaren heen gekrompen en ik voel me net een bolletje wol. Ik ben van nature ongewoon klein waardoor ik op dezelfde hoogte zit als mijn broertje van negen.
      Het enige moment waarop ik een beetje moed voelde was toen mijn ouders overleden als gevolg van een schietincident in een winkelcentrum. Moed trok zich meteen in mijn lichaam en verjoeg al mijn andere gevoelens. De dader van het incident hebben ze nog steeds niet gevonden.
      Die dader kende overigens waarschijnlijk wel veel moed en kracht. Niet dat ik dat bewonder; integendeel. Je kunt ook teveel moed en kracht hebben waardoor het naar boven stijgt en je rare dingen doet. Maar het zijn wel twee eigenschappen die ik graag zou willen hebben.

Voor mijn gevoel heb ik me er een lange tijd op voorbereid en eindelijk voelde ik vanmiddag een beetje moed opborrelen. Met gemengde gevoelens stapte ik uit bed, ontbeet ik en trok mijn kleren aan. Toen voelde ik de moed nog niet; dat kwam pas toen ik de krant las. Mijn vingers reikten naar de rechter onderhoek, sloegen de bladzijdes om en kwamen rustend neer op die ene pagina. Die pagina die ervoor zorgde dat ik de krant naar de muur wilde smijten, hem in de fik wilde steken en uit het raam wilde gooien. Maar dat deed ik niet. Moed kwam toen gepaard met kalmte.

Ik keek weg van die pagina, richtte mijn ogen naar het plafond en schoof de krant bij me weg, zodat het tot stilstand kwam tegen de vaas waar gele bloemen inzaten die elkaar in verwarmend in hechtenis hielden in het koude water.
      Mijn lichaam deed er minuten over om van de zwarte, splinterende stoel op te staan en naar de voordeur te lopen.
En toen, een stuk sneller als voorheen, raakten mijn handen de deurknop aan, die door de warmte die ze vasthielden een stuk minder droog waren geworden.
Toen de deur in het slot viel liet ik diezelfde handen in mijn zakken glijden. Meteen voelde het alsof een waterkoud goedje over mijn lichaam gleed aangezien mijn jas op het randje van bevriezing stond door de koude verwarming waar het overheen had gehangen, maar door mijn warme handpalmen koelde het snel af.

Mijn benen stapten van de hoge stoep af en kwamen neer op het asfalt, waardoor ik even huiverde door de hoogte van de stoep die een schok achterliet.
Op dat moment voelde het alsof ik een ijzige, onzichtbare maar toch aanwezige grens overstapte en meer moed naar me toe trok, moed die ik nog nooit eerder had gevoeld en wonderbaarlijk was over het feit dat het ontzettend goed voelde, het zorgde ervoor dat ik het steviger in mijn bezit wilde hebben.
      Het enige dat nog miste in mijn lichaam was kracht, maar ook dat voelde ik langzaam komen bij elke stap die ik dichter bij mijn bestemming zette.

Voordat ik het wist stond ik stil voor een gigantisch, vaal hek dat naast evengrote bomen gevestigd stond. Mijn handen kwamen langzaam tevoorschijn uit mijn zakken en ik zorgde ervoor dat ze bungelden langs mijn zij. Ik deed het hek open, liep over het grind dat diende als inleiding van het grote oppervlak dat ik betrad en sloot het hek zo teder mogelijk, wetend dat niemand mij kon horen maar toch bang dat enkele oren dat wel konden.
      Mijn voeten, die aanvoelden alsof ze een blok beton met zich meedroegen, liepen over het grind op een manier die liet zien dat mijn lichaam niet aan deze situatie gewend was en hier ook liever niet aan wilde wennen. Toch had ik moed en kracht volledig in mijn bezit waardoor ik elke grens kon overstappen die op mijn pad terechtkwam, en waardoor ik de zwarte, vierkante objecten verderop niet aan mij liet ontglippen.
      Het waren objecten die stonden voor een enorm verleden, begonnen met vreugde en geëindigd waren in pijn. Sommigen in kalmte en liefde, anderen weer omringd door eenzaamheid en badend in afschuw.

Het object waar mijn lichaam tot stilte kwam, waar deze reis voor diende, lag achterin. Het was een mooie, donkere steen met een bijzondere naam in zich gekerfd. Deze steen liet ook een verleden zien, maar dan wel een fijne. Een prettig verleden, goed begonnen en nog beter geëindigd.
Ik keek langzaam om me heen, weg van de grafsteen. Liet mijn ogen rusten op de olijfgroene struiken die om een monument heen stonden dat het centrum van het kerkhof vormde.
      Het kerkhof dat stond voor vele dingen; de struiken die in verband stonden met het leven, en de grauwe grafstenen die stonden voor de dood. Er was echter één grafsteen die in mijn ogen oplichtte en de duisternis doorkliefde, en dat was de steen waar ik nu voor stond.
Ik liet mijn handen lichtjes rusten en voelde hoe iets kouds over mijn rechterwang gleed, waardoor ik treurig besefte dat ik me echt tussen leven en dood bevond. Er was echter één ding dat me bij elkaar hield, andere gevoelens van me af liet glijden en het trillen van mijn benen afremde terwijl ik door de grafstenen liep: moed.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen