Schurk - 12
“Er stonden er nog buiten, maar ze zagen me niet. Luc de houthakker en zijn vijf zonen eiste al hun aandacht op. Ze hadden al zeker tien rovers uitgeschakeld tot een man met een half verbrand gezicht hen te pakken kreeg. Ik was hen al voorbij, maar ik hoorde hen schreeuwen. Het was verschrikkelijk.”
De volgende dag vertrokken ze weer. Walter zat voor Gadeck in het zadel. Met een grote boog reden ze om het geplunderde dorp heen. Er hing een dreigende sfeer en Gadeck trok zijn wapens. Walter staarde verwonderd naar de twee zwaarden die zijn nieuwe vriend tevoorschijn haalde. Er gebeurde niets en algauw hadden ze de onheilsplek achter zich gelaten.
“Gadeck heeft ook twee zo’n zwaarden, weet je dat Kees?” zei Walter enthousiast. Gadeck schrok. Als hij nu maar niet de voor de hand liggende conclusie trok.
“Waarom draag je ze eigenlijk?” vroeg Walter zich van geen kwaad bewust.
“Als ik hem tegenkom, kan ik het tegen hem opnemen”, verzon hij snel. Als die jongen nu maar geen argwaan zou krijgen. Hij mocht hem graag.
“Als je hem tegenkomt, verslaat en de prinsen red, slaat de koning je tot ridder en krijg je een grote berg goud, weet je dat?” Walter keek hem met glinsterende ogen aan. Hij had echt geen flauw idee.
“Ja, ik weet het.” Als de koning hem met een zwaard sloeg, zou dat zijn om hem te doden.
“Kees,” smeekte Walter, “Als je ridder bent dan mag ik toch jouw schildknaap zijn?”
Reageer (1)
huh is er iemand anders bij Gadeck behalve de prinses en walter?
1 decennium geledensnel verder