Schurk - 11
De daarop volgende dagen spraken Gadeck en Charlotte enkel nog tegen Walter. Ze vermeden zelfs elkaar aan te kijken en om alles nog erger te maken, trok Walter het meest met Gadeck op en dat vond die helemaal niet erg. Op een dag had Walter weer één van, zijn gelukkig zeldzamer wordende, sombere buien. Hij zat naar de uitgang van hun schuilplaats te staren terwijl Gadeck vaststelde dat ze als ze zuinig waren, nog net eten genoeg hadden voor drie dagen. Opeens lande er een vogel ongeveer twee passen voor Walter. Hij trippelde even rond en vloog weer weg.
“Ik zag hoe de vogels plots opvlogen uit het bos aan de andere kant van het dorp, maar ik wist niet wat het betekende”, murmelde hij. Gadeck draaide zich om. Hij wel.
“Ze kwamen tussen de bomen vandaan. Niemand was er op voorbereid. Mama en Aline waren niet thuis. Ze waren naar vrienden aan de andere kant van het dorp. De verkeerde kant… Papa zei dat we moesten vluchten, maar ze stonden niet alleen aan de kant waar de vogels waren gaan vliegen. Ze hadden ons omsingeld. Ze zagen ons. Ik moest rennen, zie hij, maar zelf rende hij niet.”
Gadeck hoorde niet meer wat hij zei. “Gadeck rennen, niet omkijken, rennen!” Hij rende, maar waarom volgde Ranon niet? Hij was de oudste en de snelste. Hij keek om… en zag hoe zijn broer werd neergestoken. Zijn lippen vormden nog twee woorden. Rennen broer.
Reageer (2)
hoezo et laatste stukje?
1 decennium geledensnel verder(H)
Het laadste stukje is zoo mooi
1 decennium geledenDe rest van het hoofdstukje en het verhaal ook
Snel veder