Chapter Six. Labyrinths, darkness and loneliness. 6.1
Met een leeg, hol gevoel in mijn maag staarde ik naar de overkant. Het was een doodgewone ochtend - een schooldag, dus het ontbijt was in volle gang. Helaas kon ik mijn aandacht niet bij de verrukkelijke croissants en de heerlijke andere broodjes houden; mijn eetlust was allang vervlogen. Het klopte gewoon niet. Dof staarde ik naar de afdelingtafel van Slytherin, de leerlingen scannend. Mijn ogen waren gericht op een aantal personen aan de tafel, die mijn bestuderende –en verontwaardigde blik niet eens leken te voelen. Audrey, mijn ex- beste vriendin, had een aantal nieuwe vriendinnen gevonden, zo leek het wel. Ze zat giechelend en geanimeerd een verhaal te vertellen, terwijl ze ondertussen hevig met haar haar zwiepte. Ze had duidelijk een clubje met toekomstige volgers gevonden; een groepje giechelende blonde meisjes, volgesmeerd met make-up die met een aanbiddende blik voor zich uit keken. Wanneer ik verder keek zag ik dat ook Blaise zijn ogen op een onbekend meisje had gericht, terwijl hij haar met een oogverblindende glimlach aankeek. Van Alana was geen spoor te bekennen; ze was al lang vervangen. Het was alsof ze er nooit geweest was. Had niemand dan door hoe gruwelijk ze vermoord was? Wist niemand wat er aan de hand was? Het idee maakte me misselijk; ik had nooit ingezien hoe oppervlakkig deze mensen waren geweest. Natuurlijk, ze hadden ook geen aandacht meer besteed aan mij, toen ik eenmaal “weg” was, maar toch had ik diep van binnen gedacht dat ze me zouden missen. Toch leek het niet alsof Audrey, Alana ook maar een beetje miste, laat staan dat ze mij zou missen. Mijn andere hand was fijngeknepen, terwijl ik de punten van het perkament in mijn hand voelde snijden. Ik kneep zo hard dat het langzaamaan pijn begon te doen, maar had toch niet de behoefte om hem los te laten. Ik was veel te vroeg in de Grote Zaal, mijn afdelingtafel was namelijk nog redelijk leeg, wat betekende dat iedereen nog lag te slapen of zich aan het opmaken was. Hierdoor kwam het dus dat ik in mijn eentje aan tafel zat; lusteloos in mijn eten te prikken. Ineens voelde ik een stekende pijn in mijn hand en slaakte een gilletje. Diverse gezichten draaiden zich naar me om, maar ik wuifde het simpel weg. Mijn eetlust was nu helemaal verdwenen en ik voelde hoe de misselijkheid toesloeg; ik moest hier weg. Meteen stond ik op en beende snel de grote zaal uit, waar ik me een stukje verderop –bij de kerkers; waar niemand me zou vinden, op een trap neer liet zakken. Ik zuchtte even en haalde het stuk perkament uit mijn hand –die voor een bloedende snede in mijn hand had gezorgd. Ik opende het briefje, voor de zoveelste keer deze dag, en zuchtte nogmaals.
Je weet wat je te doen staat. Laat je niet meer afleiden.
Ik pakte mijn toverstaf uit mijn zak en zwiepte er even mee, waarna het briefje in vlammen opging. Ik keek hoe het perkament begon te smeulen en voelde een vreemd gevoel van opluchting, waarna ik besefte dat ik nu even niet meer naar de woorden hoefde te kijken. Toch wist ik dat ik er niet aan zou kunnen ontkomen; de woorden zouden wel blijven hangen, ze zouden nog dagenlang in mijn hoofd rondspelen. Ik wist inderdaad wat me te doen stond. Ik moest mijn taak volbrengen, ik moest doen waarvoor ik hier was. De laatste opdracht was over een paar dagen al, dus ik had weinig tijd over. Ik moest dingen afhandelen, en snel.
Wanneer ik door de gangen liep, waren de glanzende harnassen onvermijdelijk. Het was daarom ook onontkoombaar dat mijn weerspiegeling steeds in mijn blikveld kwam; iets waar ik niet al te tevreden mee was. Het aanzicht van mijn vroegere arrogante, zelfverzekerde en zorgeloze voorkomen, was volledig verdwenen. In plaats daarvan was er tegenwoordig een nieuw meisje in de plek gekomen, die de andere kant van mijn spiegelbeeld mocht opvullen; een zwak meisje, met een zenuwachtige uitdrukking op haar gezicht, doffe en zorgelijke ogen en daarbuiten een paar wallen, die bijna tot aan de grond leken te reiken. Het was een overduidelijk feit; ik zag er gewoon vermoeid en kapot uit; niet erg motiverend. Ik was al het vertrouwen in mezelf verloren, maar besefte dat er niets anders was dan doen alsof. Iets waar ik vroeger altijd behoorlijk goed in geweest was. Ik moest doen alsof ik alles onder controle had, ik moest doen alsof ik deze missie kon vervullen; er stond nu heel wat meer op het spel dan alleen mijn onbelangrijke leven. Nee, ik had veel meer te verliezen dan me lief was. Stevig liep ik door, door het lege kasteel; iedereen had namelijk nog les. Ook ik zou op dit moment Toverdranken moeten hebben, maar ik gokte dat Snape er niet veel op tegen had als ik eens niet naar zijn les zou komen. Hij wist van mijn missie, dus hij zou moeten weten dat mijn aandacht gefocust was op andere dingen. Eenmaal aangekomen op de derde verdieping, liep ik meteen door naar de bibliotheek. Mevrouw Pince gaf me meteen een knikje en ik glimlachte even nep naar haar, waarna ik door liep naar de grote kasten met boeken. De bibliotheek was altijd al een verschrikkelijk saaie plek geweest, maar toch verbaasde het aanzicht van de duizenden boeken me altijd weer. Ik liep naar een kast toe en liet mijn hand zachtjes over de ruggen van de verschillende boeken glijden, terwijl ik geconcentreerd de verschillende titels in me opnam, tot ik aangekomen was bij het fluwelen boek die ik nodig had.
Met lood in mijn schoenen liep ik voor de zoveelste keer vandaag het kasteel door. Ik liep door verschillende gangen, tot ik eindelijk in een donkere, duistere gang beland was. Een schim stond al in het hoekje, met de rug naar mij toe gekeerd. Nerveus schraapte ik mijn stem en probeerde zelfverzekerd over te komen, terwijl ik van binnen alles in me voelde kriebelen. Ik had me nog nooit zo verschrikkelijk gevoeld.
‘Ik moet je spreken,’ zei ik bevelend.
Reageer (3)
oeeeh dit is spannend!! Heel mooi geschreven, en nu snel vverder :'D
1 decennium geledenIk vind haar dus echt eigenlijk steeds leuker worden(:
1 decennium geledenOoehh spannend! Snel verder
1 decennium geleden