De Verdwijning
‘Lilo, Lilo! Word wakker!’
‘Kay, het is pikdonker! Waarom moet ik wakker worden?!’
‘Laurens is weg.’
‘Hè? Hoe... hij lag in het midden! ‘ Lilo kwam uit haar slaapzak.
‘Wacht hier. Ik ga hem zoeken.’ Hij rende weg.
‘Kay!’ Hij hoorde haar niet. Het was misschien beter als ze zelf maar eens op onderzoek uit ging, dacht ze. Ze liep naar de bosjes achter haar. Er stond een grote boom. Lilo keek op de grond. Die was bezaaid met noten. Ze waren eetbaar. Dat herinnerde ze zich van haar plantenstudie. Het meeste was ze al weer vergeten. Maar van deze wist ze het zeker. Ze liep snel terug om iets te pakken om de noten in te doen. ‘Je zou toch zeggen dat ik een mand meegenomen heb.’ Lilo keek om zich heen. ‘Vreemd. Heel vreemd.’ Ze keek nog eens om zich heen. ‘Dan maar een muts.’ Ze liep terug naar de boom en vulde haar muts met wat noten.
Kay hoorde een gil. Hij keek om zich heen, maar zag niemand. Snel liep hij terug naar het kamp. ‘Lilo?’ Geen antwoord. Hij zuchtte. Lilo was aardig, maar soms kon ze een beetje te eigenwijs zijn. Hij liep naar een grote boom. Misschien kon hij daarin klimmen en dan Laurens en Lilo zien. Hij pakte met zijn linkerhand de stam vast en probeerde grip te vinden met zijn voet. Hij gleed gelijk weg. ‘Dat gaat ‘m niet worden.’ Terwijl hij dit zei hoorde hij iets. Het was een zacht geluid, en Kay kon het niet helemaal plaatsen. Hij keek om zich heen.
‘Kay!’ Met een ruk draaide Kay zich om. ‘Godzijdank, jij bent het.’ Hij keek recht in de blauwe ogen van Lilo. ‘Ja, ja, dat zal wel. Ik ging…’
‘Lilo, doe eens rustig. Gilde jij daarnet?’
‘Ehm, zou kunnen. Ik struikelde in ieder geval over die wortel daar, maar dat is niet zo belangrijk. Toen ik op de grond viel verschoof ik wat noten. En daaronder zag ik dít.’ Ze trok Kay mee naar de plek waar ze was gevallen. ‘Jij had toch les gehad over voetsporen?’
‘Ja… maar zoiets heb ik niet geleerd.’
‘Hm, jammer.’ Ze bukte om de voetstap wat beter te bekijken. ‘Waarschijnlijk is het een spoor…’
‘Ehm, Lilo…’ Lilo draaide zich om en gilde. Ze stond met haar neus tegen de vacht van iets groot bruins. ‘Snel, rennen!’ De beer gromde.
Lilo en Kay kwamen uitgeput bij het kamp aan. ‘Dat was eng.’
‘Inderdaad. Maar we kunnen niet weg, want we hebben nog steeds Laurens niet gevonden.’ Zei Kay.
‘Waar zou hij kunnen zijn?’ Lilo plofte neer op haar slaapzak. Er kraakte iets. Het was een briefje. “Lilo” stond er op. Snel maakte ze de envelop open. ‘Het lijkt wel een soort kaart…’
‘Laat eens zien.’ Kay pakte het briefje aan van Lilo. ‘Inderdaad. Oh, kijk, hier staat nog iets. “Volg het spoor naar de Kelder. Het is belangrijk. Mike.” Mike. Wie is Mike?’
‘Geen idee, ik ken niemand die Mike heet. Zullen we er dan maar gewoon naartoe gaan?’
‘Dat kan. Maar dan moeten we wel heel voorzichtig zijn.’ Zei Kay. Hij begon zijn matje op te rollen.
Er zijn nog geen reacties.