Proloog
Het was een donkere kamer. Als je goed keer zou je wat schimmen kunnen onderscheiden. Het enige geluid was het gedempte gefluister van de gestalten.
‘… wat als het niet lukt, Heer?’ vroeg een wat hoge piepstem. ‘Wat als we te laat zijn?’
‘Dat zal niet gebeuren, als jij niet zo aan het klungelen zou zijn.’ antwoordde een tweede, schorre stem. ‘We zullen haar te pakken krijgen, al kost het al onze bezittingen.’
‘Maar Heer, al onze bezittingen zijn weg’ zij de onderdanige. Zijn meester zweeg.
‘Nou hup,’ verbrak de schorre stem de stilte, ‘sta hier niet zo je tijd te verdoen. We lopen al achter op schema.’
‘Maar natuurlijk heer..’ en het hulpje slofte het vertrek uit. Als je goed luisterde kon je de meester horen gniffelen.
~
Een stuk verderop kwam de zon langzaam boven het water uit. Het scheen de zweefhutten binnen, en de bewoners werden langzaam wakker. Ze hadden nog geen benul van wat er later die week zou gaan gebeuren.
Er zijn nog geen reacties.