Het verhaal van Gabriella

Mijn zusje rende me voorbij, met tranen over haar wangen, en ik hield haar tegen voor dat ze weg kon lopen. Ik draaide haar naar mij toe, en ik hield haar tegen me aan.
‘Wat is er gebeurt?’ vroeg ik
‘Ik was mijn knuffel vergeten beneden, en ik wou hem halen. Maar hij zei dat ik op moest rotten, en heeft me geslagen’ snikte ze
‘Ik ben het zat’ zei ik tegen haar, en ik wou naar beneden lopen maar ze hield me tegen.
‘Blijf hier, asjeblieft’ vroeg ze
‘Ik wil dat hij weet wat hij ons aan doet’ zei ik sussend, en ik liep de trap af. Ik liep naar hem toe, en bleef achter hem staan. Hij draaide zich om en zijn ogen stonden woedend, maar ik was niet geschokt. Zo keek hij bijna altijd, dus bleef ik rustig staan.
‘Naar boven en heel gauw!’ schreeuwde hij
‘Nee, jij gaat nu uitleggen wat jij met mijn zusje hebt gedaan!’ gilde ik
‘Vraag het haar zelf maar’ zei hij
‘Heb ik al gedaan, jij bent een verschrikkelijke vader. Jij doet alles wat je juist niet zou moeten doen, en je mishandeld ons. Of was je daar soms nog niet achter? Je hebt mijn hele leven geruïneerd!! En nu mijn moeders en mijn zusjes.’ Gilde ik
‘Jij moet je mond echt eens houden, of moet je nog een lesje hebben?’ schreeuwde hij, en hij sloeg me hard in mijn gezicht.
‘Weet je wat, mam. Het is of ik of hij. Ik ben er klaar mee, dit kan niet langer.’ Gilde ik
‘Ja wel, het gaat wel. Asjeblieft blijf!’ smeekte mijn moeder
‘Nee, ik kan het niet meer aanzien. Ik ga, of hij moet weg. Maar ik denk dan toch dat het op mij aankomt. Ik ben er klaar mee’ gilde ik, en ik rende de trappen op. Ik keek nog een keer om.
‘Ik ben het zat!’ gilde ik naar beneden, en ik rende naar mijn kamer en pakte mijn tas in. Ik was klaar met mijn ouders, ze ruziede over van alles en vooral over mij. Maar ook over mijn zusje, en daar werd ik dan weer boos over. Ik tilde mijn rugzak over mijn schouder, en liep de trap af. Mijn vader stond plotseling voor me, en duwde me hard tegen mijn schouder.
‘Waar zou jij heen gaan? Niemand wil jouw, je bent een mormel!’ schreeuwde hij in mijn gezicht.
‘Dan word ik wel een wees of een straatkind, maar ik ben het zat. Jullie geruzie , dat geschreeuw. Ik ga’ gilde ik
‘Nee, jij gaat nergens heen. Jij blijft, ik heb je nog nodig’ gilde mijn moeder erover heen
‘Toch wel, ik ben er klaar mee’ gilde ik, en ik stormde de deur uit. Ik liep weg van het geschreeuw, en er liepen tranen over mijn wangen. Alhoewel ik wilde weg gaan, het bleven mijn ouders en mijn familie waar ik nu van weg liep. Toch wou ik weg, ik was bang voor mijn vader en voor mijn moeder was ik verdrietig. Ik liep verder op de weg, en er was niemand. Ik liep verder, maar mijn situatie drong tot me door. Ik kon nergens heen om te slapen, en ik ging op een stoeprand zitten. Ik zette mijn ellebogen op mijn knieën en legde mijn hoofd op mijn knieën. Iemand duwde me tegen mijn rug, en ik viel naar voren.
‘Hey, pas eens op’ riep ik
‘Doe het zelf’ riep hij tegen me
‘Pff, mannen’ zei ik
‘Huh, dat kan je ook tegen vrouwen zeggen’ zei hij, en hij rende een straatje in. Ik ging weer zitten, en hing met mijn hoofd op mijn ellebogen. Maar toen hoorde ik een gil uit het steegje, en ik keek op. Volgens mij was het de jongen die tegen mij was aangebotst, en ik stond op. Toen dacht ik eraan dat hij zo gemeen had gedaan tegen mij, maar misschien had hij wel hulp nodig. Ik stond op, en liep naar het steegje toe. Ik stak alleen mijn hoofd voor het steegje, zodat ik in het steegje kon kijken. De jongen stond tegen over een man, en het leek wel of het hele steegje was omgegooid en ik had bijna niks gehoord. Toen stak hij zijn hand uit, en er kwam een straal uit. Het was een soort groenige en blauwerige straal, en ik keek mijn ogen uit. De man werd achterover geblazen, en toen deed de man het zelfde tegen de jongen. Mijn ogen stonden wijd open, en ik keek mijn ogen uit. Om hun heen hadden ze een soort rare gloed, die van de man was rood en die van de jongen was groen blauw. Toen struikelde ik over een steen, en viel ik neer.
‘Oef’ zei ik, en ik hoorde dat de twee mannen stil werden.
‘Weer een normaal mens’ zei de jongen
‘We moeten iets doen, of diegene zal weer in het gekkenhuis komen’ zei de man. Ik werd bang, en ik begon weg te rennen. Maar ik hoorde voetstappen, en ik begon harder te rennen. Ik rende een steegje in, maar had er niet bij nagedacht dat het straatje doodlopend zou zijn. Ik stond tegen de muur, en zag de mannen aan komen lopen. Ik werd bang, en stond genageld aan de grond.
‘Dus jij dacht om even te spieken en dan weg te kunnen rennen?’ vroeg de man
‘Nee’ zei ik twijfelend
‘We zullen iets moeten doen, met jouw?’ zei de jongen, maar toen hij keek zag ik twijfel in zijn ogen en verbazing.
‘Wat is er?’ vroeg de man
‘Er is iets met dat kind’ zei hij
‘Wat nou, jij bent zelf nog een kind’ zei ik verontwaardigd
‘Praat niet zo’ zei de jongen
‘Wat is er?’ vroeg de man, terwijl ze samen omdraaide met hun ruggen naar mij toe.
‘Ze heeft een helder blauwe aura’ zei de jongen
‘Ja dus?’
‘Daar kunnen we mee werken’
‘Wie, jij of ik?’
‘Ik’ zei De jongen, en ze draaide zich weer om, terwijl ik net boven aan de muur was. En ik sprong over de muur heen, en rende verder.
‘Ik wil haar, om mee te werken’ zei de jongen
‘Oke, oke. Maar dan moet je haar wel te pakken zien te krijgen’ zei de man
‘Oh ja, ik stuur wel een team om haar te vangen’ zei de jongen
‘Oke, tot de volgende keer’ zei de man
‘Doei, en ga niet haar nu pakken omdat ik haar wil’ zei de jongen
‘Ik beloof het’ zei hij
‘Oke, dat komt wel goed’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen