Foto bij Hoofdstuk 1 || Daya

Heel geconcentreerd keek ik naar de katapult die ik in mijn handen had. Ik deed er een rond steentje in, haalde het elastiek naar achter en richtte. De groentekraam op de markt was ongeveer 10 meter verderop en ik kon me goed verstoppen achter een regenton. Ik hoefde alleen maar een stukje van de sinaasappelmand te raken, dan zou de mand vallen en zou ik wat sinaasappels kunnen pakken. Ik kneep mijn linkeroog dicht, richtte en schoot. Raak. Niemand leek het te merken en ik rende zo snel ik kon door de mensenmassa. Het was onwijs druk op de havenmarkt en het zat vol met scheeplui. Ik rende naar de groentekraam en stopte zo snel ik kon 5 sinaasappels in mijn bruine schoudertas, die ik ooit zelf gemaakt had. Ik rende weer verder, in de hoop dat niemand me gezien had, en ik liep verder over de markt. Nu nog schoenen regelen. Ik liep al jaren op blote voeten en het begon irritant te worden. Vooral op het schip was het pijnlijk, omdat er nogal vaak splinters in mijn voeten kwamen. Bovendien was het niet heel hygiënisch, maar daar dacht bijna niemand aan. Iedereen was vies. Ik had deze kleren al een paar maanden en ik deed nooit wat anders aan. Ik veegde een pluk haar achter mijn oor en zette mijn bruine hoed wat beter op mijn hoofd. Het was bloedheet vandaag. Ik veegde mijn zweethanden af aan mijn donkerbruine driekwartbroek en mijn witte blouse waaide een beetje mee met de wind. Nouja, wit, het zag er onderhand meer grijs-bruinachtig uit. Ik zocht een schoenenwinkel en wist een paar bruine sandaaltjes te jatten. Ze pasten precies en ik moest even wennen aan mijn schoenen. Het liep best prettig vergeleken met blote voeten. Ik zou wel snel blaren gaan krijgen omdat er heel veel eelt op mijn voeten zat. Ik zag dat de zon al een beetje onderging en dacht dat het onderhand wel tijd was. Ik had met Hector afgesproken om wat afspraken te maken. Ik kende hem van de Empress, een piratenschip waar iedereen naar vreesde. Ons schip was wel eens geënterd door de bemanning van de Empress, maar we hebben ze weten af te schrikken. De Inceptor is veel sterker en sneller. Ik voelde aan mijn riem en sloot mijn hand om de dolk. Dit ging wat worden. Het was altijd gevaarlijk in dit soort gebieden. Overal liepen piraten rond en piraten waren overal om me heen. Ik leefde ondertussen zelf op een piratenschip. Ik ging de kroeg binnen en een mix van drank, zweet en een muffe aardelucht drong mijn neusgaten binnen. Ik keek om me heen, overal waren dansende mensen. Dronken mensen. Vechtende mensen. En vooral veel piraten. Ik kon altijd gelijk aan mensen zien of ze piraat waren of niet. Het was hun uitstraling, alsof ze de hele wereld aankonden. Ik zag een man aan een tafeltje zitten die ik herkende. Ik haalde diep adem en liep naar hem toe. Zonder iets te zeggen ging ik bij hem aan tafel zitten. Hij keek op van onder zijn hoed en ik verafschuwde zijn uiterlijk. Dun, grijs haar liep langs zijn wangen en hij had een grote bruine hoed op. Littekens zaten over heel zijn gezicht en hij had bloeddoorlopen ogen. “Zo, Daya.” Zei hij en hij keek op van onder zijn hoed. Hij pakte de glazen fles die voor hem stond en nam er een grote slok uit. “Waar moesten wij het ook al weer over hebben?” Ik keek ook op vanonder mijn hoed. Ik moest me altijd groot houden bij dit soort mensen, anders kwam ik nergens. “Mijn vader.” Zei ik alleen. Hector begon te lachen. “Aha, je vader. William DiLaurentis. Ja, geweldige vent. Jij wilt je vader zoeken?” Ik knikte. Ik pakte de fles van tafel, zette hem aan mijn lippen en nam een flinke slok rum. Het was ontzettend zoet en brandde in mijn keel, maar het voelde prettig. Hector keek me aan en ik keek terug. Nooit oogcontact verbreken, zo kom je sterker over. “Ik weet hoe je je vader kan vinden.” Een kleine zenuwkriebel ging via mijn buik omhoog. Ik was al zó lang op zoek naar mijn vader. Al sinds ik 12 jaar was, vanaf toen was ik van huis weggelopen en ik heb altijd al met piraten samen geleefd. Mijn moeder was dood, ik leefde bij mijn oma, maar ik denk dat die ook snel dood was gegaan nadat ik weg was gelopen. “Hoe?” vroeg ik. “Het medaillon. Afkomstig uit de schatkist van Redbeard uit 1592. Hij is er al jaren naar opzoek, vind het medaillon en je zult je vader vinden.” “Hoe moet ik dat medaillon gaan vinden?” “Weet ik veel. Jij moet ernaar op zoek. Ik heb een foto in mijn jaszak zitten.” Zei Hector en hij klopte op zijn jas. Verwachtingsvol keek ik hem aan. Toen hij niks deed, zei ik ongeduldig: “Laat zien dan!” Hector begon te lachen. “Voor wat hoort wat, juffie. Ik heb ook iemand nodig. De dochter van de Gouverneur. Zij heeft een kompas wat ik al jaren zoek. Breng haar naar mijn schip en je krijgt de foto.” “Tot hoelang heb ik de tijd?” “Morgenochtend, zonsopgang. Daarna zullen alle schepen vertrekken.” Ik knikte kort en stond op. Ik keek hem even uitdagend aan, pakte de rumfles van de tafel, nam nog een slok en nam hem mee. Terwijl ik door de kroeg liep botsten er allerlei mensen tegen me op, vooral mannen die me met een smerig lachje aankeken. Jonge meisjes zag je niet veel op havens dus ze vonden me reuze interessant. Ik stak mijn kin omhoog en keek ze dreigend aan. Meestal druipten ze daarna wel af. Ik liep de haven weer op en liep via de steigers terug naar de poorten en ik liep de stad in. De dochter van de Gouverneur ontvoeren? Makkie. Ik moest en zal mijn vader terugvinden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen