7. My little sister, so matured.
De deur ging open en ik stond oog in oog met een ontzettend knappe jonge vrouw. Ze keek me met een vrolijke glimlach aan en ik lachte verlegen terug. “hoi.” zei ik zachtjes.
“Heey!” Antwoordde ze vrolijk. Ze stak haar hand uit. Ik pakte hem aan. “Marissa” stelde ze zich voor. Mijn ogen werden groot. Het was dus echt zo. Dit was Marissa. Mijn kleine zusje. Ze zag er zo ontzettend volwassen uit. Ik voelde hoe er een traan in mij op kwam.
“Verona” Antwoordde ik. Ze keek me even bedenkelijk aan en keek even achterom. Ze keek naar iemand anders, ik wist het zeker. Zouden dat mijn ouders zijn? Ik kon ze niet horen. Of zien. De vrouw van het vorige huisje. Ze zei dat ze zielig was, Marissa, door iets met haar ouders? Zouden mijn ouders eigenlijk nog wel leven? Onze ouders.
Marissa keek me vragend aan. “Kan ik je ergens mee helpen?” vroeg ze.
“Uhm, ja... nou.. nee? Uhm..” Hier had ik nog niet over nagedacht. Ik geloofde niet eens dat ik haar zou vinden, laat staan wat ik tegen haar moest zeggen, als ik haar zag.
“Duidelijk” grinnikte ze. “kom anders even binnen?”
“uh, ja, is goed” stotterde ik. Ik was nooit zo zelfverzekerd, maar de verlegenheid overviel me nu echt ontzettend.
Marissa opende de deur verder voor me en deed een stap opzij. Langzaam liep ik naar binnen. Nog steeds op mijn hoede, door die vrouw. De Cullens. Het kwam er zo gevaarlijk uit. En ergens vond ik dit best wel eng. Om het hoekje zag ik een ontzettende hoveelheid mensen zitten. Snel telde ik ze bij mekaar op. Het waren er 11. elf mensen in de kamer. Dit kon nooit allemaal familie zijn. Er zat 1 jongen met een donkerdere tint bij, de rest was blank. Ontzettend blank. Met Marissa erbij waren het twaalf mensen. Allemaal keken ze me aan. Ik voelde hoe ik rood aanliep. Ik liep achter Marissa aan, die me voorstelde.
“Jongens, dit is Verona, Verona, dit zijn jongens.”
“En meisjes!” verbeterde een kort meisje met rood haar haar.
“en meisjes.” herhaalde Marissa met rollende ogen. Heel even grinnikte ik. Ik keek de kamer rond.
“waarvoor kom je eigenlijk?” Vroeg Marissa mij.
“Voor jou” reageerde ik gelijk. Ik was vastberaden, de Cullens leken me aardig en ik ging dit aan. Ik zette mijn onzelfverzekerdheid aan de kant en draaide me naar Marissa.
“Maar, ik ken jou helemaal niet?”
“jij... Bent Marissa van Belkom toch?” vroeg ik haar.
Met grote ogen keek ze 1 van de jongens in de kamer aan. Hij haalde zijn schouders op. Een andere jongen grinnikte en trok een 'ik zei het toch'-hoofd. Ik weet niet waar dat op sloeg, maar veel tijd om er over na te denken had ik niet. Marissa beaamde het verbaasd, en nodigde me uit om te gaan zitten. Ik nam plaats op een kleine bank, en Marissa kwam naast me zitten.
“Ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen..” gaf ik eerlijk toe.
“Begin maar bij hoe je mijn naam weet, en ik jou niet ken.”
“oké” aarzelend begon ik aan mijn verhaal.
Eddie, what did you tell her? I asked him by mind. He shortly looked at me like he wannet to say: Who? Moi? I shaked my head and turned back to Verona. I berated him in my head. Sometimes it was so easy he could read my mind. But the only thing he did was grinning, again. Pfff, Marissa.
Er zijn nog geen reacties.