021
Na voor mijn gevoel een half uur gewandeld te hebben slaat de schemering al toe. Zometeen zal ik zien wie er al vermoord is. Ik heb geen idee wat ik moet doen. Mijn kamp opslaan? Maar waar? Er is hier nergens een goede schuilplek. Het zijn alleen maar oneindige rechte gangen. Hoe moet ik ooit de weg naar de Hoorn weer terugvinden? Iemand tikt me aan. Ik trek meteen mijn mes als bescherming en draai me om. 'Ho! Rusitg!' Schreeuwt de stem van Kaï. 'Ik had je al lang kunnen vermoorden hoor. Ik loop nu al zo'n kwatier achter je.' Ik slik bij deze gedachte. Ik stop het mes voorzichtig terug. 'Samen?' Vraagt hij voorzichtig. Ik knik. Ik vertrouw mezelf een stukje meer, en misschien weet hij een goede schuilplek. 'Laten we een plek zoeken en ons kamp opslaan.' Zeg ik. Hij knikt. Hij heeft niks bij zich. Ik geef hem een paar van mijn rugzakken en het gewicht dat aan mijn rug hing is verminderd. Ik loop snel door, hij loopt achter me. 'Het houd echt nergens op.' Zeg ik dan. 'Laten we gewoon stoppen en hier ons kamp opslaan.' 'Nee! We moeten zo ver mogelijk doorlopen.' Zegt hij dan. Mijn voeten doen al behoorlijk pijn maar ik gehoorzaam. Na een half uur is het echt donker. We hebben nog niks tegen elkaar gezegd, maar het zwijgen is genoeg. 'Hoeveel heb je er vermoord?' Vraagt hij dan. Ik schrik van zijn vraag. 'Eerlijk gezegt, geen idee.' Antwoord ik eerlijk. 'Jij?' 'Niemand bij de Hoorn. Meteen weggegaan daar. In het doolhof Cen, de jongen uit acht. Mijn speer zit nog in zijn lichaam, de rest ben ik onderweg kwijtgeraakt.' Zegt hij. Ik knik begrijpelijk. Ik zie inmiddels echt niks meer en in aan een uiteinde van een dood lopend pad slaan we ons kamp op. We beginnen met het doorzoeken van onze rugzakken. Ik vind in de eerste drie nachtbrillen. We zetten ze meteen op. We kunnen elkaar perfect zien, en alle spullen in de tas ook. Een groot groen zeil met heggenprint spannen we voor ons, zodat het lijkt alsof het pad iets eerder doodloopt. We plukken bladeren van de heggen en strooien het over het zeil in de hoop dat er een paar blijven plakken. We kunnen wel vanaf deze kant door het zijl kijken, maar vanaf de andere kant zijn we onzichtbaar. Dit is perfect. We hebben samen ongeveer 5 meter in de lengte en 2 in de breedte tot onze beschikking. We stapelen ons eten en drinken op aan de rechter kant, en leggen onze slaapzakken neer aan de achterkant. We spannen nog een extra zeiltje boven de slaapzakken zodat we tijdens lichte regenbuien niet nat worden. We nemen een paar slokken water om onze dorst te lessen, een cracker voor de honger en we gaan in onze slaapzakken liggen. BOEM. Het eerste kanon.
Er zijn nog geen reacties.