Rapunzel en de prinses
Er waren eens een koning en een koningin die met strenge maar rechtvaardige hand over hun land regeerden. Al hun onderdanen waren gelukkig. Men leefde in vrede en vrijheid en toen de koningin een dochtertje baarde vierde het hele koninkrijk feest. Er was maar één persoon die niet deelnam aan de festiviteiten. Dit was de gemene heks Gothel, die diep in het bos woonde en het vorstelijke echtpaar hun geluk niet gunde uit pure jaloezie. Gothel werd zelfs zo jaloers dat ze de baby, die Rapunzel was gedoopt, ontvoerde.
De ouders waren ontroostbaar. Iedereen in het rijk treurde en het duurde niet lang voordat het droevige nieuws ook aan de andere kant van de grenzen bekend werd. Veel dappere ridders en zelfs prinsen uit binnen- en buitenland trokken het wilde en geheimzinnige bos in op zoektocht naar de verloren prinses. Sommigen bleven jaren weg en anderen keerden helemaal nooit meer terug, maar geen van allen waren ze succesvol in hun missie.
Gothel hield het kind namelijk verscholen in haar hutje aan de rand van het rijk, waar ze het zelf opvoedde. De heks hield het meisje bij zich tot diens twaalfde levensjaar, waarop ze te volwassen en zelfstandig werd om nog vrij rond te mogen lopen. Vanaf dat moment zat Rapunzel eenzaam opgesloten in een hoge toren in het meest afgelegen en moeilijk te bereiken uiteinde van het bos. Er was geen trap of ladder en de heks had de buitenkant van de toren met magie zo glad gemaakt dat het onmogelijk was om houvast te vinden, zodat het meisje nooit zou kunnen ontsnappen.
Rapunzel was inmiddels uitgegroeid tot een van de mooiste jonge vrouwen in het hele land en omstreken. Ze had heldere blauwe ogen en prachtig, glanzend blond haar, dat in een lange vlecht zat. Als Gothel naar boven wilde of als ze Rapunzel eten bracht riep ze: “Rapunzel, Rapunzel, gooi je haren naar beneden.” Rapunzel liet dan haar vlecht uit het open raam hangen zodat de heks daaraan omhoog kon klimmen.
Dat er vele jaren waren verstreken had de hoop van de koning en koningin om ooit hun eerste en enige kind terug te zien niet doen vervagen. Er kwamen nog altijd jonge mannen bij het echtpaar die beloofden Rapunzel te vinden, maar zelfs de beste zwaardvechters en meest dappere avonturiers versaagden uiteindelijk.
Toen kwam er een prinses uit een buurland op bezoek. Ze werd goed ontvangen, zoals het zich betaamt, maar de koning was verbaasd toen hij hoorde dat ze hem onder vier ogen wilde spreken. Hij verwachtte dat er iets mis zou zijn met haar accommodatie of de bedienden, dus toen ze hem vertelde dat ze zijn dochter wilde zoeken geloofde hij haar niet. Hij barstte in lachen uit en vertelde haar dat het erg gevaarlijk was en dat ze het niet moest doen.
Maar de prinses was koppig. Midden in de nacht vertrok ze het bos in op haar witte paard, zodat niemand haar zou kunnen tegenhouden. Na een lange tocht die meerdere weken duurde lukte het haar als allereerste om bij de toren aan te komen waar Rapunzel in zat opgesloten. Ze zag dat ze nooit bij het raam zo hoog boven haar zou kunnen komen, maar ze was slim en verstopte zich in de bosjes om de situatie onopgemerkt gade te slaan. Ze zag hoe de heks aan Rapunzel het avondmaal bracht. “Rapunzel, Rapunzel, gooi je haren naar beneden!” riep de heks.
In de schemering, toen de heks er niet meer was, kwam de prinses tevoorschijn. “Rapunzel, Rapunzel,” riep ze, net zoals ze het de heks had zien doen. “Gooi je haren naar beneden!”
Rapunzel gooide haar vlecht uit het raam en de prinses klom omhoog. Toen Rapunzel zag dat er een vreemdeling door het raam kwam schrok ze, maar de prinses stelde haar gerust door uit te leggen wie ze was en dat ze Rapunzel wilde redden.
“Maar hoe moet ik dan naar beneden komen?”
“Ik zal teruggaan naar het bos en een ladder bouwen. Morgenavond als de heks weer weg is kom ik je redden.”
Rapunzel stemde in en bij zonsopgang verliet de prinses de toren weer om het plan in uitvoering te brengen. Waar ze echter niet op hadden gerekend was dat Gothel de prinses zag. Ze was woedend en schreeuwde vanaf de grond naar Rapunzel: “Jij ondankbaar wicht! Je verdient mijn goede zorg niet. Uit wraak zal ik je laten verhongeren!” En de heks Gothel betoverde de bodem rondom de toren zodat niemand anders dan Rapunzel het gebied ooit nog zou kunnen betreden. Daarna ging ze weg en kwam nooit meer terug. Ze leefde tot aan het einde van haar dagen in de overtuiging dat niemand Rapunzel had kunnen redden van een jammerlijke hongerdood.
Maar zo liep het niet. Toen de prinses merkte dat ze niet meer in de buurt kon komen van de toren werd ze bang dat het plan zou mislukken, maar Rapunzel vormde haar eigen plan. Ze liet zichzelf naar beneden zakken door het uiteinde van haar haren aan het kozijn vast te binden. Eenmaal op de grond knipte ze met trillende handen haar haren af.
Ze hoefde niet heel ver te lopen voordat de prinses bij haar kon komen. De prinses was ontzettend opgelucht, maar Rapunzel wilde haar niet aankijken. “Wat is er?” vroeg de prinses.
“Mijn haren zijn zo kort, ik ben lelijk.”
“Dat is niet waar,” zei de prinses. “Ik vind je mooi.” En ze kuste Rapunzel.
Rapunzel en de prinses reden op het paard terug naar het kasteel. De koning en koningin herkenden hun dochter onmiddellijk toen ze haar zagen, al hadden ze haar vele jaren niet gezien. De koning was stomverbaasd, maar hij was ook veel te overweldigd door vreugde om het de prinses kwalijk te nemen dat ze zijn wil had genegeerd. Hij wilde haar dolgraag bedanken voor wat ze voor hem had gedaan.
“Wat, schone vrouwe, kan ik voor u doen? Noem mij een prijs, en ik zal hem met vreugde betalen! Kan ik u goudstukken aanbieden?”
Maar de prinses schudde haar hoofd. “Nee, ik wil geen goudstukken.”
“Robijnen dan?”
“Nee, ik wil geen robijnen.”
“Diamanten misschien?”
“Nee, ik wil ook geen diamanten.”
“Maar waarmee kan ik u dan wel mijn dank tonen? Zeg het me astublieft.”
“Het enige waarmee u mij gelukkig zou kunnen maken is de hand van uw dochter.”
De koning was zo verbijsterd dat hij niet wist wat hij moest zeggen. De koningin wendde zich echter tot Rapunzel. “Rapunzel, is dit ook wat jij wilt?”
“Met heel mijn hart, moeder.”
“Maar schatje,” zei de koningin, “de prins uit het buurland dan?”
“Ik wil geen prins,” zei Rapunzel. “Ik wil de prinses.”
De koning probeerde haar desondanks over te halen. “De prins is heel moedig. Hij probeerde je te vinden.”
“De prinses is moediger. Zij heeft me gevonden.”
“De prins is heel knap. Alle jonge vrouwen willen hem als echtgenoot.”
“De prinses is knapper. Ik wil haar als echtgenote.”
“De prins is heel rijk. Je zult je met hem nooit zorgen hoeven te maken om geld.”
“Ik geef niets om rijkdom. Ik wil de prinses.”
De koning zag in dat zijn pogingen op niets uitliepen. De koningin was al overtuigd, maar de koning twijfelde nog steeds. Toen keek hij echter naar zijn dochter en zag hoe blij zij eruit zag met de prinses aan haar zijde. Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen zijn kind dat te ontnemen, dus knikte hij. “Het zal zo zijn.”
Twee dagen later werd er een van de grootste trouwfeesten die het koninkrijk ooit gezien had gehouden op het kasteel. Rapunzel en de prinses gaven elkaar het jawoord. Vele jaren later, toen de koning en koningin heel oud waren, werden Rapunzel en de prinses tot de twee nieuwe koninginnen gekroond. Onder hun regie bloeide het koninkrijk nog meer op dat ooit tevoren en ze leefden nog lang en gelukkig.
Reageer (10)
Dit zou het origineel moeten zijn, echt waar. Ik hou van deze versie!
1 decennium geledenLeuk zeg! Is eens wat anders dan al die sprookjes ;]
1 decennium geledenIk ben benieuwd naar het volgende deel ^^
Hahaha, leuk verhaal (:
1 decennium geledenPrachtig! <3
1 decennium geledenOkee, even totaal niet over je verhaal: hoe krijg jij het voor elkaar om die tabs erin te houden?
1 decennium geledenokee, nu ga ik het lezen