De anderhalve maan
Er was eens een jongen, zijn naam was Tenzin en hij woonde in Mongolië. Zijn ouders waren gescheiden en hadden heel vaak ruzie. Hij woonde de ene maand bij zijn vader en de andere maand bij zijn moeder. Dat was moeilijk, want ze woonden niet bepaald dicht bij elkaar.
De volgende dag begon een nieuwe maand, dus moest Tenzin zijn zak maken om naar zijn moeder te gaan.
"Tenzin! Tenzin!" hoorde ik mijn vader roepen.
"Ja, vader. Wat is er?"
"Is je zak bijna gepakt? Je moet gaan slapen, want morgen moeten we heel vroeg opstaan om naar je moeder te gaan!" brulde vader door de gang.
"Ja hoor. Nog even mijn uniform pakken en ik ben klaar," antwoordde ik.
Toen ik klaar was ging ik naar de woonkamer om mijn vader slaapwel te zeggen.
Hij was, zoals elke avond, weer bier aan het drinken.
"Welterusten, vader," zeg ik terwijl ik mijn adem inhoud om de stank van het bier niet te rieken.
" 'Trusten, Tenzin," antwoord mijn vader.
Zijn stinkende adem maakt me misselijk. Ik ren de gang in en als ik in mijn kamer ben haal ik opgelucht adem. Ik doe mijn pyjama aan en ga in mijn bed liggen. Ik denk nog eens aan vroeger, toen we nog een gelukkig gezinnetje waren. Ik, mijn moeder en mijn vader. Ze hielden van elkaar. En door die financiële problemen zijn ze uit elkaar gegaan. Echt een domme reden! denk ik bij mezelf. Ik weet niet hoe, maar ik moet kort daarna in slaap gevallen zijn, want ik word wakker en herinner me enkel nog dat ik gepiekerd had over de reden van de scheiding.
Mijn vader is waarschijnlijk nog aan het slapen. Sowieso heeft hij weer gedronken tot middernacht. Ik ga naar zijn kamer, maar er ligt niemand in bed.
Ik ga naar de woonkamer en daar staat vader. Hij is spiegeleitjes aan het maken voor bij het ontbijt. Ik ga aan tafel zitten en eet mijn spiegelei op. Ik drink nog een glaasje sinaasappelsap en sta op.
"Ik ga al in de auto zitten!" roep ik terwijl ik mijn zakken naar de koffer breng.
Een hele lange rit stond me te wachten, maar ik was dat al gewoon. Elke maand weer dezelfde lange rit, ik begin het echt beu te worden. Eindelijk stapt mijn vader ook in.
Als we bij mijn moeder aankomen zegt mijn vader: "Jongen, ik wil dat je me elke week een brief schrijft."
"Ja hoor, zal ik doen. Dag vader!"
Ik loop naar binnen, geef mijn moeder vlug een kus, loop naar mijn kamer en pak mijn zakken uit. Wat was ik toch graag bij mijn moeder!
Ik trek mijn deken weg en zie, zoals elke maand, een cadeautje op mijn bed liggen. Ik verscheur het papier. Een nieuwe gsm! Ik schreeuw het uit. Ik wil mijn moeder een knuffel gaan geven. Ik ga naar buiten, want daar is ze bijna altijd. En net als ik de deur achter me dichttrek zie ik dat mijn moeder en mijn vader weer ruzie aan het maken zijn.
"Vader, ik wil dat je nu vertrek!" roep ik boos.
Hij doet of hij me niet hoort.
"Nu!" schreeuw ik.
"Oké, oké, ik ben al weg!" antwoordt mijn vader en hij vertrekt.
Mijn moeder komt naar me toe en zegt: "Dank je, Tenzin! Ik dacht al dat hij nooit weg zou gaan."
"Nee moeder, ik moet jou bedanken! Deze gsm wil ik al maanden hebben!"
Ik geef mijn moeder een knuffel.
Dan gaan we terug naar binnen.
Er zijn nog geen reacties.